biekesblog


woensdag 5 oktober 2011

hippe cupcakes

Je vraagt je wel eens af waarom je het hebt, zo'n krantenabonnement, in tijden van eindeloze regeringsvormingen en tenenkrommende assisenprocessen. Maar zo nu en dan wordt je ontbijt verblijd met een stukje dat je even doet stoppen met kauwen op de rodevruchtenmuesli.
Ondergetekende stond een paar weken geleden in al haar (weliswaar aangeklede, geen paniek) glorie in de krant als intelligente, hoogopgeleide vrouw zonder ambitie, een titel waar ik nog over twijfel en die mijns inziens de lading, mijn lading dus, niet geheel en accuraat dekt. Maar soit, desalniettemin was het een fijn stukje, dat stof tot nadenken bood en de dames die men voor de kar had weten spannen nergens in hun (economisch waardeloze) waarde aantastte. Al heel wat tegenwoordig.

Eva Berghmans werkt bij een uitgeverij en heeft een column in diezelfde krant. Drukdrukdruk dus, het leven van deze dame. Maar in haar maatschappeljke relevantie en bezigheid niet te beroerd om het concept cupcakebakkende thuisblijfbabe even op de korrel te nemen. Even tussendoor, maar geheel voor alle duidelijkheid: ik heb niks met cupcakes. Als ik iets bak, dan is dat iets stevigs met chocolade, citroen of noten en vooral zonder weerzinwekkend pastelkleurig glazuur. Maar dit geheel terzijde. Volgens Eva Berghmans staan cupcakes symbool voor een belegen vrouwbeeld. Ha! Daar heeft u niet van terug, he? Dat een schijnbaar onschuldig en weerloos iets als een roze of gele, hapklare cupcake niet gewoon hip blijkt te zijn, maar veeleer vorm geeft aan een angstaanjagend kwalijke trend: de jaren '50 huissloor is terug!

"Vanuit je hippe huiselijke cocon zul je weinig impact hebben op de maatschappelijke structuren." stelt mevr. Berghmans stellig. Geen idee over welke hippe, huiselijke cocon ze het heeft, maar de mijne is het alvast niet. Met één enkel inkomen is er geen geld voor hip designmeubilair, zonder poetsvrouw en met een stel stormrammen van kinders in huis durft het met de huiselijkheid ook al lelijk tegenvallen. Maar de essentie van de quote: wie geen betaalde baan heeft, heeft geen impact op de maatschappelijke structuren. Daarzie. Een verwijt om u tegen te zeggen. Toch voor wie zoals ikzelf uit een sociaal nest komt, waar maatschappij en solidariteit altijd hoog in het vaandel hebben gestaan.
Wat een verspilling van talent. Hoe egoïstisch en asociaal van deze vrouwen om al hun onmisbare talenten en vaardigheden zomaar schaamteloos voor zichzelf en hun kroost te reserveren.

Nu moet ik altijd eens lachen als ik lees dat al die bakkende, naaiende, tuinierende huismoeders (waar, oh waar verstoppen ze zich, want ik ken er amper een handvol!?) ons maatschappijbeeld sluipenderwijs bedreigen. Terwijl hun mannen de wereld redden zitten zij thuis, nietsvermoedend cupcakes te bakken. Alweer even voor de duidelijkheid: mijn man redt de wereld niet. Hij organiseert alternatieve rock- en popconcerten. Aardig? Jazeker. Nuttig? Geen idee, maar als muziekfan vind ik van wel. Van levensbelang? Laten we het erop houden dat de meningen daaromtrent verdeeld zijn.
Laat ik even een rondvraagje doen: hoeveel mensen kent u met een maatschappelijk relevante baan of bezigheid? De CEO van Dexia? De jolige tv-kok? De voetbalverslaggever? De vastgoedmakelaar? De talloze opgejaagde bedienden die dagelijks onze snelwegen doen dichtslibben op weg naar hun baan als sales manager in de hoofdstad?
Hoe zit het nu echt met de maatschappelijke relevantie van de gemiddelde job van de doorsnee Vlaming? Zullen we daar eens een onderzoekje naar gooien? Het resultaat zou wel eens, net als de zomer dit jaar, flink kunnen tegenvallen. Tenzij we willen beweren dat het creëren en bevredigen van een schier eindeloos vat consumentenbehoeftes van de hoogste maatschappelijke relevantie is. Of het runnen van een fitnessclub voor overwerkte managers, het schrijven over de nieuwste modetrends, het invullen van andermans belastingformulieren, ... Ik noem maar wat. Hoeveel van alle betaalde jobs durven we echt en eerlijk maatschappelijk relevant noemen? En als het moet gaan over de impact die een individu heeft op de maatschappelijke structuren, sta me dan toe even ongeneerd in m'n vuistje te lachen. Welke impact heeft de gemiddelde hoogopgeleide dan wel op onze structuren? Zelfs diegenen die in deze structuren zetelen, die er zelf deel van uitmaken, blijken er bitter weinig impact op te hebben, als ik de media durf en mag geloven.

Verder is het Eva Berghmans blijkbaar ontgaan dat er in Vlaanderen een imposant leger van vrijwilligers rondloopt, bestaande uit gepensioneerden, deeltijds werkenden, ongeneeslijke altruïsten en ... jawel ... mensen zonder betaalde baan. Zullen we de maatschappelijke relevantie van het vrijwilligerswerk in Vlaanderen eens onder de loep nemen, nu we toch bezig zijn? Buurtwerk, integratie, ecologie, sociale cohesie, palliatieve zorg, ... het is slechts een greep uit het aanbod. Maatschappelijk irrelevant? Ik dacht het niet, nee. Maar wel onbezoldigd. Uitgevoerd door onder meer diezelfde "verwende prinsesjes" (zo misprijzend genoemd door journaliste Elma Drayer).

Kan er ook eens iemand mij uitleggen waarom ik maatschappelijk relevant bezig ben wanneer ik andermans kinderen opvoed en niet wanneer ik hetzelfde doe met mijn eigen kroost? Waarom kinderen opvoeden überhaupt niet relevant zou zijn? En vertel mij dan en passant wie er bedacht heeft dat je daar je hersens en talenten niet bij zou benutten. Iemand die nooit langer dan 24u na mekaar een kind van dichtbij heeft gezien?

Maar ik maak me druk, en dat is niet hip en huiselijk en het past al helemaal niet bij m'n interieur, dus laten we afronden.
Het bewust kiezen voor andere prioriteiten dan status, geld en een bedenkelijk soort identiteit (ik ben mijn job) lijkt me maatschappelijk net heel erg relevant, als blijkt dat journalisten allerhande, toch de graadmeters van wat relevant en opmerkelijk is, er artikels en columns aan menen te moeten wijden. En laat mij nu in alle rust en irrelevantie mijn vrijwilligerswerk doen en m'n kinderen leren dat ze lief moeten zijn voor anderen. Voor cupcakes bakken heb ik vooralsnog geen tijd.

vrijdag 13 mei 2011

ONDERWIJS ENZO

ONDERWIJS

Onlangs vertelde een collega-leerkracht me over de schoolervaringen van haar zevenjarige zoontje. Het kind blijkt nu al aan de hippe en virale ziekte ‘schoolmoeheid’ te lijden en sleept zich door het schooljaar heen met behulp van een aftelkalender, waarop hij elke avond met een onfatsoenlijk dikke en onuitwisbare zwarte stift een schooldag mag doorstrepen. We hebben het hier over een kind in het eerste leerjaar basisonderwijs. Als ik goed kan rekenen (er zijn redenen om daaraan te twijfelen, maar goed) heeft dat kind na dit schooljaar nog minstens elf jaar onderwijs te gaan voor hij uit z’n lijden wordt verlost...uitgaande van de boude veronderstelling dat niemand op het idee komt om hem een jaar van deze martelgang te laten overdoen, een geijkte strategie in ons land als ik de krant van vorige week dinsdag mag geloven (ons land scoort fenomenaal wat het aantal zittenblijvers betreft).
Het verhaal op zich raakte me, als moeder van twee kinderen. Ik kan niet anders dan meeleven met het arme kind. Je zal maar elke dag van je jeugdige leven doorbrengen op een plek en een manier waar je structureel ongelukkig van wordt. Maar wat me misschien nog het meest schokt in dergelijke gevallen zijn de reacties en meningen van grootouders, leraars, directies, buren en complete buitenstaanders, geen van allen gehinderd door enige empathie of respect voor het kind in kwestie. ‘Tja, dat hoort erbij’. ‘Hij/zij moet niet zo flauw doen.’ ‘Ze moeten zich maar leren aanpassen.’, enz...
Ik dacht meteen aan alle andere kinderen en jongeren in een vergelijkbare situatie. Mijn oudste neef is een onweerstaanbare, slimme, aardige en empathische knul van zestien. Niks mis mee, fijne kerel, hart van goud, intelligent, enz. Niettegenstaande al deze kwaliteiten zal hij dit schooljaar waarschijnlijk nog eens dunnetjes mogen overdoen aangezien hij ergens halverwege het schooljaar tot het besluit kwam dat het hem allemaal geen bal meer interesseerde, als het dat al ooit had gedaan. Is hij een uitzondering? Behoort hij tot een minderheid van weerbarstige en onaangepaste jongeren? De praktijk wijst m.i. in de richting van het tegendeel.
Tik voor de aardigheid eens ‘onderwijs’ in op de website van eender welke krant. De koppen die prompt opduiken als resultaat van je zoektocht zijn weing opbeurend. Een wilde greep uit het aanbod:

Uit een onderzoek van Jongeren en Gezondheid blijkt dat 7,5 procent van de 17-en 18-jarigen één keer per maand spijbelt.

Ruim 60 procent van de tieners heeft ooit te maken met schoolmoeheid. Ze zijn dan onverschillig tegenover al wat met onderwijs te maken heeft. Na gedragsproblemen zijn conflicten over de leerhouding de belangrijkste bron van problemen tussen jongeren, hun ouders en de school
Bijna 4.800 leerlingen zijn per schooljaar meer dan dertig halve dagen afwezig. Het aantal problematische spijbelaars is het vorige schooljaar toegenomen met 15 procent, of ongeveer 630 leerlingen. Dat blijkt uit cijfers van de Vlaamse minister van Onderwijs.

“Drie à vier kinderen per klas aan de rilatine

Gemiddeld drie of vier Vlaamse kinderen per klas die maandag de schoolbanken opzochten, hadden 's morgens het medicijn Rilatine geslikt. Rilatine werkt succesvol bij hyperkinetische of ADHD-kinderen, maar wordt ook meer en meer voorgeschreven als 'leerpil' voor kinderen die slecht meekunnen.”

“Recordaantal leerlingen van school gestuurd

BRUSSEL - Vorig schooljaar werden 1.531 leerlingen na een tuchtprocedure van school gestuurd. Dat is de helft meer in amper vier jaar. 150 van hen vinden geen nieuwe school meer.”

“Vier op de vijf jongeren gaan niet graag naar school

Slechts een op de vijf Belgische jongeren (21,6 procent) verklaart graag naar school te gaan. Dat blijkt uit een enquête van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) bij 11-, 13- en 15-jarigen, zo melden de kranten van de groep Sud Presse.”

“Opnieuw meer spijbelaars ondanks spijbelactieplan
Ondanks het spijbelactieplan dat de Vlaamse regering in 2006 lanceerde, blijft het aantal geregistreerde spijbelaars jaar na jaar toenemen.”
"1 op 7 jongeren behaalt geen diploma secundair onderwijs

Zowat 180 jongeren en vertegenwoordigers van jeugdorganisaties uit Brussel en andere Europese hoofdsteden hebben op de Urban Youth and Europe Day gedebatteerd over hun noden, wensen en dromen met politici. Bij de start legde minister Pascal Smet (sp.a) nog eens de nadruk op het belang van onderwijs want in Vlaanderen en Brussel haalt 1 op 7 jongeren geen diploma secundair onderwijs.
Het aantal jongeren dat tweedekansonderwijs volgt, is op twintig jaar tijd explosief gestegen. Terwijl in 1988 slechts 0,8 procent van de leerlingen jonger was dan 21, is dat nu al 46 procent.

Het tweedekansonderwijs was oorspronkelijk bedoeld voor oudere mensen zonder diploma van het secundair onderwijs, om hen de kans te geven om toch nog dat diploma te halen. Tegenwoordig volgen ook veel jongeren dat type onderwijs. Vaak gaat het om zittenblijvers die zonder diploma het secundair onderwijs hebben verlaten.

“Vlaamse Studenten zijn intolerant

Het onderwijs in Vlaanderen scoort in vergelijking met andere Europese landen slecht op het aanleren van democratische en maatschappelijke attitudes. Dat bericht De Morgen vandaag op basis van een internationale vergelijkende studie waaraan in Vlaanderen de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en Universiteit Antwerpen (UA) meegewerkt hebben.”

“Studenten slikken steeds meer pepmiddelen

Het aantal studenten dat naar geneesmiddelen grijpt om de tijd aan de universiteit door te raken, is de voorbije jaren sterk gestegen. Dat blijkt uit onderzoek van de universiteiten van Antwerpen en Gent. Bijna één op de veertien kan niet meer zonder een kalmeerpilletje, zeker niet tijdens de examens.”


Tot zover het belangrijkste en opmerkelijkste nieuws van het jaar over ons onderwijs.
Wat mij eindeloos verbaast, zelfs mateloos ergert, is de kortzichtige en gemakzuchtige houding die we met z’n allen aannemen als het over onderwijs gaat. Dat we het normaal vinden dat onze kinderen ongelukkig zijn op school en zich verveeld door de dagen heen slepen. Dat school enkel draaglijk blijft als je er vrienden hebt om mee samen te spannen. Dat het hele schoolsysteem blijkt te moeten bestaan uit twee “kampen”: de leerlingen enerzijds en ‘de vijand’: het systeem, gesteund door leerkrachten en ouders, anderzijds. Dat leren synoniem staat voor competitie, dwang, gevoelens van falen, angst, verveling, demotivatie. Dat kinderen en jongeren enkel leren om punten te scoren, om ouders en leraars tevreden te houden, omdat de wet hen dat voorschrijft, omdat het zo hoort, ipv om hun aangeboren nieuwsgierigheid te bevredigen, Dat niemand zich vragen stelt over het onrustbarend aantal gevallen van adhd, pdd, nos en andere hoogst besmettelijke leerstoornissen. Dat het onaantastbare systeem overduidelijk barsten vertoont, dat het niet meer werkt…tenzij je halsstarrig wilt blijven beweren dat bovenstaande cijfers en alarmerende signalen slechts voetnoten zijn, verwaarloosbare details.
Kunnen we niet eens even terug naar af? Meer bepaald naar de hamvraag: wat onderwijs moet zijn, welk doel ons onderwijs dient?
Laten we er voor het gemak even een meerkeuzevraag van maken:
a. Ieder kind helpen z’n/haar eigen talenten, persoonlijkheid en interesses ontdekken en optimaal ontwikkelen met respect voor het eigen ritme en de eigen persoonlijkheid. Kinderen en jonge mensen ondersteunen en begeleiden bij het opgroeien tot gelukkige, evenwichtige en verantwoordelijke volwassenen.
b. Ervoor zorgen dat elk kind en elke jongeren kan reproduceren wat wij, of althans een groep mensen, belangrijk vinden, los van wat ze daar zelf van denken, los van hun eventuele andere interesses en capaciteiten en dit aan een van buitenaf opgelegd ritme en op een van buitenaf opgelegde manier.

Voel je vrij om te antwoorden naar keuze.

Eens de hamvraag beantwoord, volgt de – veel complexere – vraag: hoe bereiken we dit vooropgestelde doel? En laat nu net daar het schoentje pijnlijk wringen. Onderzoek geniet minder aanzien en credibiliteit dan ooit, een gevolg van een overdaad aan onderzoek allerhande, een dichtbegroeid woud van informatie waarin niemand nog z’n weg vindt. Toch stemt het tot nadenken dat uitgerekend de academische wereld nalaat enig belang te hechten aan wat vrij recent en grondig onderzoek over leren en motivatie uitwijst. Namelijk dat mensen…en dus ook kinderen, elke leergierigheid verliezen onder dwang. Dat ‘moeten’ het ‘willen’ overstemt. Dat belonen (met een nieuwe psp of met goede punten, het maakt niet uit) niet het gewenste resultaat heeft wanneer het gaat over coginitieve kennis vergaren. Dat een mens het best, snelst, efficientst leert wanneer hij wilt leren, wanneer hij z’n natuurlijke en spontane nieuwsgierigheid mag volgen. Dat kinderen en jongeren structureel niet gemaakt zijn om een hele dag opgesloten te zitten in een stoffig lokaal om daar samen met een aantal – even onwetende - leeftijdgenoten in stilte en passief te luisteren naar wat hen wordt verteld, met wat geluk door iemand met enige kennis ter zake, met wat pech door een uitgebluste nitwit.
Ons onderwijssysteem zit dermate diep ingebakken in onze cultuur dat we niet meer in staat blijken om er kritisch naar te kijken, om ons een andere manier van onderwijzen in te beelden, om in te gaan op de noden van kinderen, jongeren én van een maatschappij die voortdurend in beweging en evolutie is.
Toch staat er bijvoorbeeld het volgende te lezen op de website van de Vlaamse Gemeenschap: “In de vakoverschrijdende eindtermen legt de overheid voor scholen een aantal opdrachten vast die ze voor onderwijs en samenleving belangrijk vindt. Zo vindt de samenleving het belangrijk dat de leerlingen burgerzin wordt bijgebracht, dat ze gezond leven en zorg dragen voor elkaar en hun omgeving.”
Toch durf ik ten zeerste betwijfelen of deze doelen daadwerkelijk worden bereikt. Sterker nog: ik ben er zeker van dat ze niet bereikt worden. Zoals uit diverse onderzoeken blijkt scoren Vlaamse studenteel ondermaats op het vlak van democratische attitude, burgerzin en solidariteit.
Uit de leerdoelen voor het secundair onderwijs valt af te leiden dat men van een zeventienjarige verwacht dat hij een eenvoudige conversatie kan voeren in het Frans. In alle scholen waar ik ooit heb lesgegeven (en dat zijn er best veel) was het merendeel van de studenten aan het einde van het laatste jaar niet in staat zich even voor te stellen in het Frans.
Op de vraag “Doet ons onderwijs wat het belooft?” kan je dus helaas niet anders dan volmondig “Neen” antwoorden. En dat maakt het schoolleed van zoveel kinderen en jongeren des te schrijnender. Als de lijdensweg een doel heeft en dat doel wordt bereikt, dan maakt dat het lijden voor velen draaglijk, het plaatst de inspanningen in een breder en waardevol perspectief. Als dat niet het geval is…dan rest er enkel een gevoel van doelloosheid, van verveling, van demotivatie.
Op de vraag “Bereidt ons onderwijs kinderen voor op de noden van de maatschappij?” is het antwoord wat complexer. Wat heeft onze samenleving nodig? Als je bedenkt dat onze maatschappij voortdurend en aan een duizelingwekkend tempo evolueert, dat jobzekerheid een schaars goed is geworden, dat media en sociale skills nog steeds aan belang winnen, dat de wereld door globalisering en innovatie steeds groter wordt…dan zou je daaruit kunnen afleiden dat een mens flexibiliteit, zin voor initiatief, ondernemingszin, nieuwsgierigheid en heel wat zelfvertrouwen nodig heeft om in dat soort samenleving overeind te blijven en zijn plaats te vinden. Geven we onze kinderen die vaardigheden mee? Praat eens met een gemiddelde zeventienjarige en de twijfel slaat toe: onzeker, besluiteloos, twijfelend over wat ze willen en kunnen …
Het is hoog tijd dat we ons afvragen wat we nu echt op lange termijn willen en verwachten van onze kinderen. En het wordt vooral tijd dat we daarnaar handelen. Als we onze maatschappij willen bevolken met solidaire, ondernemende, onafhankelijke, evenwichtige, empathische en sociaal vaardige volwassenen, dan is het noodzakelijk dat we onze kinderen de ruimte, de tijd, het kader en de mogelijkheid bieden om net deze vaardigheden te oefenen, om te leren vertrouwen op hun oordeel, op hun talenten en mogelijkheden.

dinsdag 8 maart 2011

vrouwendag: was will das weib?

Helaas, zoals elk jaar en zolang ik me kan herinneren valt er bitter weinig te lachen met het lot van de vrouw in de meeste uithoeken van de wereld.
Het doorbreken van het glazen plafond en quota voor vrouwen in raden van bestuur lijken triviale details naast wraakroepende feiten zoals het stenigen van vrouwen in bepaalde Islamitische landen, de massale en systematische verkrachting van vrouwen en meisjes in sommige Afrikaanse landen of de miljoenen vrouwen die op de vlucht zijn voor oorlog, honger, natuurrampen, politiek geweld.
Je zou als gezonde Westerse vrouw met dak-boven-het-hoofd, ledematen intact en mt voldoende brood mét beleg op de plank gegeneerd in een hoekje kruipen en blozend je mond houden wanneer het woord vrouwenrechten valt. En toch.
Ja natuurlijk, we hebben het goed. We hebben stemrecht, mogen studeren wat we willen, de job uitoefenen die we willen, kunnen zelf beslissen of en met wie we trouwen, samenleven of het bed delen, of we kinderen willen en zo ja, hoeveel en wanneer.We hebben zoveel opties dat de keuzestress ons zo nu en dan verlamt. Wat valt er dan nog te zeuren? Onder het aloude motto “Alles kan beter” zou ik durven zeggen: Heel wat!
Evenwicht...om maar eens wat te noemen. Evenwicht tussen werk en gezin, tussen ambitie en het moederhart, tussen professionaliteit en een bevredigend priveleven, tussen wat moet en wat mag, tussen erkenning en voldoening, tussen respect en appreciatie, tussen wat je kan en wat je wilt, ... tussen man en vrouw en soms daartussenin, het kind. Tussen de vergadering, de vaat en het verhaaltje moet er bij bij voorkeur ook nog verleiding, vriendschap en vrijetijdsbestedingen allerhande worden gepropt. Een mens, zelfs een vrouw, zou van minder gaan wankelen.
Ja, we hebben er veel rechten bijgekregen de afgelopen eeuw. Maar geen rechten zonder plichten. En laten we toegeven dat er iets schort met het evenwicht tussen vrouwenrechten en vrouwenplichten, al zijn veel van de plichten die ons zo belemmeren vaak slechts ongeschreven wetten. Probeer bij gelegenheid eens met wuivend okselhaar en riant begroeide melkwitte benen de straat over te steken in de zomer. Ja dat lukt...maar of het ook gewoon ongemoeid kan is zeer de vraag. Thuismoederen is uit de boze want asociaal en economisch onverantwoord. Je kinderen ‘vergeten’ opvoeden is ook geen optie, dus dat moet deels uitbesteed, maar aan wie in vredesnaam....gezien de wachtlijsten in de kinderopvang? Geen kinderen krijgen is dan weer egoistisch en onvolwassen. Je huis moet spic-en-span, je lijf moet strak en pront en in bed moet het knetteren want om elke hoek loert een jongere (en dus strakkere en vooral, vrije en ongedwongen) variant van jezelf.
Goed doen we het blijkbaar nooit, hoe hard we ook ons best doen. En onze meest meedogenloze rechters zijn we zelf.
Of we nu professioneel streven of moederen of beide, welke keuzes we ook maken, noodgedwongen of uit vrije wil, evenwicht willen we allemaal. En dat begeerde evenwicht, dat valt alleen te vinden met wat hulp, van elkaar en van mannen, de mannen die nog steeds het merendeel van de lakens uitdelen, de mannen die ons zo nu en dan eens zouden kunnen vertellen hoe geweldig goed we bezig zijn en dat we nu best even de boel de boel mogen laten want dat zij die was wel wegwerken, de mannen die zouden kunnen mee ijveren voor een andere arbeidsethiek, een leefbaarder en menselijker klimaat in bedrijven, in de politiek, in de hele samenleving. Wat ze daarvoor in ruil krijgen? Een massa evenwichtige en dus blije vrouwen, dat spreekt.