biekesblog


maandag 17 december 2012

Het syndroom als wapen


'Een (depressieve) moeder (met een slepende ziekte) vermoordt drie van haar  (hoogbegaafde) kinderen.'
'Een jongeman (met het syndroom van Asperger) schiet 20 kinderen en 6 volwassenen dood.'

Gezinsdrama’s en zinloze schietpartijen hebben een paar dingen gemeen.
Ze zijn steevast onvoorzien, overvallen ons bruut in onze sterfelijke weerloosheid.
En in onze behoefte aan een verklaring nemen we dankbaar onze toevlucht tot elk spoor dat wijst op iets afwijkends, tot elke hint van ziekte, syndroom, trauma, dramatische levensloop, elke vorm van ontoerekeningsvatbaarheid die ons moet geruststellen in onze overtuiging dat wij en onze geliefden, gewone geestelijk gezonde stervelingen, niet tot dergelijke wanhoopsdaden in staat zijn en dat de kans dat een dergelijke gruwel ons treft verwaarloosbaar is.

De waarom-vraag is altijd de eerste en de dringendste. Waarom zou een ogenschijnlijk liefhebbende moeder haar kinderen willen doden? Het kan niet anders of er was iets aan de hand met die moeder, iets abnormaals. Ze was vast ziek in haar hoofd; dat moet wel, dat kan niet anders. Buren en kennissen bekennen gretig dat ze haar altijd al wat vreemd hebben gevonden. En ze gaf haar kinderen thuisonderwijs, stel je voor. Die kinderen, daar was trouwens ook wat mee. Hoogbegaafd, werd er gezegd. We weten het niet, maar normaal waren ze niet, nee. Wat wil je ook, als je niet naar school gaat zoals een normaal kind.
De twintiger die een paar dagen geleden zonder toestemming aan zijn moeders wapenarsenaal zat, zoals een kind stiekem in de koekjestrommel graait, daar was vanzelfsprekend ook een en ander mis mee. Asperger, werd gezegd, een autistische stoornis of iets dergelijks. En veel te slim bovendien; een soort nerd; zo’n bleke asociale slungel, weetjewel.

Als er geen namen bestonden voor alles wat er afwijkend kan zijn aan een mens, we zouden reddeloos verloren zijn. We zouden namelijk geen enkele plausibele en draaglijke verklaring hebben voor dit soort waanzin; een verklaring die ons bevestigt in ons geloof dat wij en de onzen nooit zo onthecht raken van ons eigen leven en dat van wie ons omringt, dat we de waarde van die levens niet meer kunnen zien. We zouden niet kunnen berusten in de zekerheid dat wij, met onze evenwichtige en smetvrije geesten, nooit zo gevangen zullen zitten in onze wanhoop dat er ons geen sprankel hoop meer rest en de dood ons de enige uitweg lijkt, een waar we ook onze geliefden blind naartoe sleuren.

In onze afschuw schuilt angst, angst om de controle te verliezen, angst om ten prooi te vallen van wie de controle verliest. De gedachte dat niemand veilig is, die is onaanvaardbaar.
De afwijking is het brandmerk waarvan we ons bedienen om onszelf in het goede, het veilige kamp te scharen. Normaliteit is ons kartonnen schild. Het syndroom ons enige wapen.




woensdag 12 december 2012

Het is wat met die verrekte tijd.


Tijd is als het weer. We krijgen er geen vat op. Hoe hard we ons ook inspannen. Hoe vaak we hem ook halt toeroepen. Hoogst zelden slagen we erin stil te staan in het moment, in een fractie tijd die alweer weg is voor we in en uit hebben geademd.

Mensen zijn produktiever dan ooit. Dat blijkt althans uit allerhande onderzoek. Ik weet er het fijne niet van, maar ik geloof het allemaal best.
Het kan ook haast niet anders, gezien de schijnbaar onuitputtelijke lijst met technische spitsvondigheden en innovaties die ons leven 'vergemakkelijken'. Ze zijn zogenaamd bedoeld om ons te helpen tijd uit te sparen. Iets waar we allemaal veel te weinig van hebben, zoals blijkt uit de alomtegenwoordigheid van haast, stress, burn-out en aanverwante syndromen. Drukdrukdruk is het mantra van de actieve burger en vervangt al jaren het gezapige ‘goed’ als antwoord op de beleefdheidsvraag ‘Hoe is het?’.

Boodschappen bestellen we online en worden aan huis geleverd, een bank hebben we in geen tijden van binnen gezien (niet dat dat een gemis is) want het internet bankiert zoveel vlotter, dienstencheques zorgen ervoor dat onze huizen gepoetst en onze kleren gestreken worden. Kinderen kunnen om 07u naar de opvang en worden daar desgewenst het klokje rond verzorgd, gevoed, verschoond en bezig gehouden. We hoeven ze alleen nog in bed te stoppen.
Ons werk wordt in half zoveel tijd uitgevoerd als pakweg 20 jaar geleden: medelingen die we vroeger naar 175 mensen moesten faxen (oh, heimwee naar latente lust en romantiek in het copieer- en faxlokaal) verzenden we nu met een simple muisklik. Budgetten en begrotingen berekenen zichzelf. Vergaderen doen we van thuis uit, dankzij skype en chat. Je hoeft hooguit een schoon hemd aan te trekken boven je piama. Een mens vraagt zich af wat we in vredesnaam de hele dag uitvreten. Weg met die ergonomische bureaustoelen! Laat aanrukken, die hangmatten!
Wat een zee van tijd hebben we gewonnen! Tijd waar we al jaaaaren om zeurden.
Toch?

Waarom rent iedereen dan nog steeds als opgejaagd wild van hot naar her?
Waarom hebben we dan geen tijd om met onze kinderen te praten voor ze zich van een brug werpen of iemand anders moegetergd van een brug doen springen? Waarom hebben we dan in geen tijden een zinvol gesprek gevoerd met een vriend(in)? Waarom ligt onze tuin erbij als braakliggend terrein? Waarom is onze koelkast leeg, op een beschimmeld stuk parmezaan en een haleve pot mayonaise na, zodat we noodgedwongen onze toevlucht nemen tot de dichtstbijzijnde afhaalchinees? Waarom wordt er luidkeels gescandeerd dat we nog meer, langer, harder moeten werken? We produceren meer dan ooit tevoren, meer dan we op kunnen. Wat valt er dan nog meer te produceren? Waaraan precies is er zo’n nijpend tekort?

Intussen davert de tijd aan ons voorbij zonder dat we het merken. Alleen wanneer de tijd zich manifesteert in z’n meest elementaire, meest tastbare vorm; daar waar tijd begint en daar waar hij onverbiddellijk eindigt, bij het begin van een leven en bij het einde ervan, weet hij ons even, abrupt en verstomd, tot stilstand te brengen.


zaterdag 1 december 2012

Kunst: (ont)roerend goed.


Met enige ontzetting heb ik de afgelopen paar dagen gelezen wat de onderbuik van Vlaanderen denkt over artiesten en schrijvers, hoe ‘hoog’ - ergens ter hoogte van hun enkels - ze die in het Vlaamse vaandel dragen.
Ik kan niet anders dan me afvragen waar die wrok vandaan komt, die grimmigheid, die weerzin t.a.v. alles wat vaagweg op een schrijver of een artiest lijkt. Is het dat ‘men’ niet kan verkroppen dat er mensen zijn die ergens echt goed in zijn en daar ook nog eens hun beroep van weten te maken? Valt al dat bitsige gescheld te herleiden tot een vlaag van collectieve afgunst die de kop opsteekt zodra ze genoeg voeding krijgt?
Of is het echt een signaal dat de Vlaming niet geeft om kunst of literatuur en al helemaal niet om wie die voortbrengt?
Ik weet niet wat ik het ergste moet vinden.

Is kunst luxe en dus per definitie overbodig? Het gefröbel met klei van de buurvrouw in de avondschool, is dat kunst? En moet daar nu echt zoveel geld naartoe, naar al dat gepruts en geprobeer waar vaak geen normaal mens wat van lijkt te snappen? Kunnen die schrijvers niet gewoon een job zoeken en in het week-end schrijven terwijl anderen tuinieren of modelvliegtuigjes in elkaar zetten?
Welke plaats hebben de kunsten, in de brede zin van het woord, nu eigenlijk in ons leven? Wat als ze er niet waren? 

Hoe zou dit land eruitzien zonder Claus, Boon, Nolens, Lanoye, Verhelst en Verhulst? Zonder Magritte, Delvaux, Tuymans, Borremans, Dillemans, De Bruyckere? Zonder Fabre, De Keersmaker, Vandekeybus? Zonder Arno, Daan, dEUS, Balthazar? Een land van wafels en kermis, van bier en volksdans, van processies en fanfares.; stuk voor stuk geweldige en belangrijke uitingen van een volkscultuur. Maar zelden dynamisch, allesbehalve vernieuwend, nooit op zoek naar zin en onzin, naar leven en dood.

Wat voor mens zou ik vandaag zijn als ik niet als kind de hele dorpsbibliotheek had uitgelezen aan een rantsoen van 5 boeken per week? Als ik me niet had kunnen verschuilen voor de ondraaglijke lichtheid en de al even ondraaglijke zwaarte van het bestaan, in de magie van Marquez, het melancholisch cynisme van Kundera, het onverklaarbare toeval van Auster, de romantische zeden van Austen? Als ik niet hele lappen songtekst van Joni Mitchell en Fleetwood Mac had liggen meezingen vanop m’n tienerbed met de roze pluchen sprei?
Ik herinner me hele nachten stiekem lezen met een zaklamp op m’n hoofdkussen, tot de batterijen het opgaven en de eerste ochtendschemering door het raam gluurde. Ik weet hoe bepaalde boeken en platen nauw verbonden blijven met bepaalde herinneringen, beslissende momenten, roerige of gelukkige periodes in mijn jonge en iets minder jonge leven.
Als Julian Cope 'Safe Surfer' inzet word ik teruggeblazen naar een prille, maar bepalende liefde, die toen, lang voor ik er zelf genadeloos met een moker op inhakte, onverwoestbaar leek. Wanneer ik 'Wide Open Road' van The Triffids hoor ben ik heel even weer jong en onbevangen, maar diep gebukt onder die loodzware melancholie die zo eigen is aan die wankele leeftijd. Ik kan de pijn nog messcherp voelen.
Ik weet niet meer hoe vaak mijn vrienden mij een oververhitte concertzaal hebben moeten uitdragen omdat ik weer eens was flauwgevallen op de eerste rij.
Mijn oudste kind kwam ter wereld met de - vurig gemiste - Elliot Smith op de achtergrond, de jongste perste ik eruit terwijl ik probeerde Bon Iver te overstemmen met mijn oerkreten.
Die scene uit 'De Ontdekking van de Hemel' waarin Max Ada voor het eerst ziet, zij nietsvermoedend, de cello tussen haar benen, hij vol bewondering en verlangen...ik kan ze bijna uitschrijven.  Het eerste gedicht dat ik las van Herman Deconinck: 'Middenin de vlakte van juli kwam ik je tegen…': wat een revelatie; dat je met zo weinig eenvoudige woorden zoveel gevoel kon oproepen, keer op keer. En dat ik dat ook wilde kunnen.
De lijst is eindeloos.

Ik kan en wil me geen leven voorstellen zonder muziek, boeken, theater, kunst. Ik kan en wil me niet voorstellen wie ik was geweest zonder al die literaire en muzikale helden. Elke plaat die ik heb grijsgedraaid, elk concert dat ik van de eerste noot tot het allerlaatste bisnummer heb beleefd als was het een ritueel, elk boek waarin ik halsoverkop ben gedoken, om pas weer boven water te komen en naar adem te happen wanneer het uit was…het waren stuk voor stuk creaties van iemand die daar tijd, passie, wanhoop, geld en energie aan wilde besteden, ongeacht de financiële verloning, zonder enige werkzekerheid, wars van elk compromis, ver uit de buurt van economische wetmatigheden.

Kunst bestaat enkel en alleen omdat er mensen zijn die haar willen bedrijven, vanuit een innerlijke drang, een onstilbare honger.
Kunst is niet zomaar de creatie van schoonheid. Kunst is een een zoektocht, een aanklacht, een alarmsignaal, een spiegel, een sprong in het diepe. Kunst heeft de macht en de kracht om een maatschappij vorm te geven en in vraag te stellen. Kunst begeestert, sterkt, stuwt, vecht en mag nooit berusten.

Kunst hoort dan ook niet thuis in hetzelfde fiscale en economische laatje als beleggen in al dan niet dubieuze aandelen. Kunst en kunstenmakers verdienen een echt en waardig fiscaal en sociaal statuut, geen zoveelste doekje voor het bloeden. Omdat ze het waard zijn.










dinsdag 27 november 2012

Jarige kinderen en een beetje jarige ouders


Precies 7 jaar geleden liep ik nog onvast te waggelen als een gulzige en overjaarse gans, ongedurig wachtend op een verlossend teken. In mijn reusachtige buik een onbekende, zonder de minste haast om kennis te maken met ons, wij die voor lange tijd zijn leven zouden gaan bepalen.
Van rozig en gelukzalig genot had ik weinig gemerkt. Ik bleek geen modelzwangere. De absurde vermoeidheid halveerde mijn animo en hield me stevig in z’n greep. Het huis waar we nog maar net in woonden bleek geen thuis, maar een bastion van puin, stof en onvermoeibaar lawaai. Ik vond nergens rust. Niet in de bouwwerf die mijn woonst was, niet in mijn werk, dat zich situeerde in een rokerig hol waar wij, een stel gepassioneerde gekken, iets ambitieus en rock'n rolls uitprobeerden, of op luide concerten met nabeschouwingen tot een gat in de nacht, iets waar noch baby, noch mijn vermoeide, stramme lijf, zich bepaald opgetogen over toonden.
Op een grijze en historisch koude novemberavond, kwam het kind, zij het niet zo vlot en snel als gewenst, want ook op het vlak van mijn bevallingsvaardigheden bleek er ruimte voor verbetering.  Maar het kind kwam, onder overtuigend geroep en bloedstollend gehuil.
Het wonderlijke, gladde kind rook intens naar natte aarde en metaal, een verslavende geur die me nog maanden bleef achtervolgen en die ik zo graag nog een keer zou kunnen oproepen.
Het kind kwam niet alleen; wat meer was: het bleef. Dat was een hele schok. Niets of niemand had me terdege voorbereid op dat constante gevoel van overweldigende verantwoordelijkheid, dat heet in m’n nek ademde. Niets of niemand had me voorbereid op het volstrekt oncontroleerbare en eigenzinnige gevoel van verbondenheid, een soort ultieme verliefdheid die mij, rationeel en analytisch wezen, overviel zoals een woeste zeerover een visserssloep.
Zeven jaar al maakt het kind intussen deel uit van mijn leven. Dat doet hij op geheel eigen, vaak onvoorspelbare, soms ronduit onbegrijpelijke wijze. Hij is de spiegel waarin ik mezelf niet altijd even graag herken. Hij is de toekomst waarvan ik ooit geen deel meer zal uitmaken. Hij is mijn zaklamp wanneer het te donker wordt om de contouren van het leven te onderscheiden.
Niets is makkelijker geworden. Tijd en geduld zijn doorgaans schaars en vreten mekaar op. Maar altijd weer is er de liefde, elke ochtend en elke avond opnieuw. In dat onbeholpen, iele jongenslijf dat zich tegen me aan vlijt, in de brede voortandenloze grijns wanneer ik de deur openzwaai na een lange dag, in de overdaad aan fladderzoenen die we uitwisselen, in de ‘sorry na de storm, in de storm zelf.
Zeven jaar, ‘t is niets en ‘t is een eeuwigheid.

vrijdag 9 november 2012

Vrouwen en media...een bedenkelijk huwelijk?


De nationale vrouwendag blijkt zoals elk jaar weer de gelegenheid bij uitstek om zin en onzin over vrouwenrechten en sexisme te spuien.

Geen medium dat zich niet op de borst klopt en luidkeels verklaart vrouwenrechten ernstig te nemen.

Nu vindt een beetje weldenkende vrouw dat moeilijk te geloven wanneer ze neerbuigende prietpraat onder ogen krijgt waarin schaamteloos sexistische quotes mekaar verdringen. Alles mag en kan onder de noemer ‘opiniestuk’ of ‘column’.

 ‘Wil het IOC dat de helft van de deelneemsters op de Olympische Spelen vrouwen zijn? Het devalueert het sportieve niveau, want vrouwen kunnen daardoor zes keer makkelijker medailles winnen dan mannen, maar als het per se moet, vooral doen. Tenslotte hebben wij mannen in ónze Olympische Spelen van bij het begin aparte competities voorzien voor onze fysiologisch minder valide tegenvoetster. Paralympics binnen de Olympics, zeg maar. Beetje trager, beetje lager, beetje flauwer, maar soms mooier spektakel dan bij die sterkere mannen.’

Zo. Dat weten we dan ook weer, met dank aan De Standaard.
Zou die Hans Vandeweghe thuis iets tekort komen? Is de man wat eenzaam en verbitterd? Of is hij gewoon een kanjer van een macho en een zelfingenomen eikel? Wie zal het zeggen?

De Open VLD krijgt een nieuwe voorzitter. Dat wordt naar alle waarschijnlijkheid een vrouw. En dat is nieuws. Niet omdat de partij dringend aan een nieuwe voorziter toe was en de toekomst van de partij op het spel staat. Maar omdat een vrouw aan het roer vreemde reacties blijkt los te weken:

‘Als ik naar haar kijk, denk ik aan een plattelandsvrouw: thermoskan in de hand, naast het bietenveld.

Als ik haar hoor, denk ik: nou, Gwendo heeft toch meer van Hillary Clinton dan van Liesbeth Homans.

Wel lekker.’

Voor een genuanceerde brok vrouwvriendelijk proza kunnen we altijd rekenen op een grootmeester in het machopopulisme als Hugo Camps.

Laten we de beeldvorming op tv niet vergeten. Wat te denken van een minutenlange, net niet gënante lofzang op het talent en de schoonheid van een aanstormende jonge actrice terwijl rasacteur Bruno Vandenbroucke met z’n ongepolijste looks gewoon geweldig mag staan acteren zonder dat er iemand over zijn scheve, kale kop of z’n bierbuik begint. Wanneer krijgen we eens een topactrice te zien met vetrollen, rimpels, een haakneus, flaporen?
En dan de kers op de suikervrije taart: La Bryan, diva van niks, nontalent, rolmodel om van te huilen. En iedereen vindt het prima. ‘Ze is gewoon lekker zichzelf.’, zo klinkt het onder de mantel der liefde. Prima, wat mij betreft, maar kan ze die ‘zichzelf’ niet wat vaker voor zichzelf houden? Waarom moeten media meegaan in een verhaal dat er geen is en iemand op een voetstuk plaatsen die niets noemenswaardig kan, niets noemenswaardig te vertellen heeft en haar dagen slijt met de manicure van haar schoothond, shoppen en haar schokkend rijke wederhelft behagen. Je mag het toch niet gedroomd hebben dat alle tienermeisjes zich aan dit soort vrouw spiegelen? Dat alle tienerjongens denken dat dit het soort vrouw is waar ze achteraan moeten?
Komt er eindelijk  eens een einde aan de Astridiculisering van de media?

Verder kwam ik er vandaag achter dat er babyshampoo voor jongens (stoere piraten) en voor meisjes (prinsessen) bestaat. Mijn zoon is gek op roze en zou vast naar de prinsessenfles graaien. Gelukkig kopen we geen badkamertroep en blijft deze verscheurende keuze ons bespaard.
Ik leerde ook bij dat jongens en meisjes niet dezelfde woordjes horen te leren wanneer ze beginnen met lezen en schrijven. Gelukkig zijn er pientere firma’s die voor ons, onwetende ouders, hebben bedacht welke woordjes we aan onze zonen (piraat, brandweer, robot, auto, voetbal, …) en welke we aan onze dochters (prinses, pop, winkel, pony, schoen) dienen aan te leren. Je zal je maar vergissen en je kind levenslange schade berokkenen en zijn/haar genderidentiteit verstoren.

Enfin, alles gaat geweldig in vrouwenland. Gelijke rechten? Al laaaaang in the pocket. Sexisme? een randverschijnsel. Nergens voor nodig, al dat feministisch gezwets. 

woensdag 31 oktober 2012

KINDERVRIJ!


Afgelopen week-end las ik in een niet nader te noemen krant een opmerkelijk artikel waarin iemand die zich vertegenwoordiger noemde van de toenemende groep kinderloze mensen aan het woord werd gelaten. Zelf noemen ze zich liever ‘kindervrij’ ipv ‘kinderloos’, zo deelde de dame mee. Dat vinden ze wat positiever klinken. Bij mij roept het achtervoegsel ‘–vrij ‘veeleer minder prettige associaties op. Doorgaans wil men vrij zijn van iets als dat iets schadelijk of op een andere manier negatief is: kankervrij, autovrij,  hormoonvrij. Maar laten we er geen semantische analyse van maken. De dame in kwestie wond er geen doekjes om: de alomtegenwoordigheid van kinderen is een pest. Ze pleitte ronduit voor meer kindervrije ruimte: kindervrije restaurants, kindervrije hotels, kindervrije weetikveels.

Nu hebben we ons allemaal al wel eens geërgerd aan kinderen, of het nu de onze zijn of die van een ander. Wie heeft er nog nooit op een bus/trein/vliegtuig gezeten, knarsetandend, met in een permamente kramp gekromde tenen, vurig hopend dat er asap een einde komt aan de teringherrie, het gejengel, het oorverdovende gekrijs van een of meer kinderen waar we node een vervoermiddel mee moeten delen.
Net zoals we allemaal wel eens hopeloos geïrriteerd raken aan de kassa van de supermarkt terwijl het besje voor ons in de rij tergend traag en niet gehinderd door enig inlevingsvermogen in ons nijpende tijdgebrek en stuiterende ongeduld een voor een haar eurocenten uit de beduimelde portemonnee vist en in de hand van de beleefde kassierster legt.
Net zoals we allemaal wel eens vloeken in de richting van die uitzinnige voetbalsupporters die hun vreugde over de overwinning van hun ploeg met ons menen te moeten delen door middel van oorverdovend getoeter en gejoel, bij voorkeur om 23u ‘s avonds, als de kinderen, jawel dat addergebroed, horen te slapen.
Of zoals de alleenstaanden onder ons wel eens hun wenkbrauwen fronsen en geërgerd hun blik afwenden bij het aanschouwen van kleffe, blindverliefde stelletjes die net niet aan het copuleren slaan naast ons op de bank in het park.
Zoals de vermoeid zwalpende, slonzige jonge moeders onder ons wel eens afgunstig loeren naar de strak in vel en outfit zittende jonge vrouwen die fit en ongehinderd door enig slopend nageslacht door het leven dansen, en dat met een afgunstigmakend gevuld sociaal leven op de koop toe.
De lijst valt aan te vullen tot een ellenlang register van grote en kleine ergernissen van de ene bevolkingsgroep omtrent gedragingen van de andere.
Ergernis is in. Ergernis is big business. Ik pleit overigens schuldig: ik kan me met regelmaat geweldig en ongegeneerd ergeren een aan variatie van gedragingen die in deze samenleving gangbaar blijken te zijn.

Maar ik vrees de dag waarop iemand oproept om winkels, restaurants, hotels te vrijwaren van bejaarden/Nederlanders/kale mannen met een bierbuik /mindervaliden/lager opgeleiden/tieners/mensen met een Antwerps accent/NVA’ers/ikroepmaarwat.

Het staat ons vrij ons te ergeren aan eender welke laag van de samenleving, al valt er meer dan een kanttekening te plaatsen bij het veralgemenen van specifieke eigenschappen naar een hele bevolkingsgroep. ‘Alle Nederlanders zijn luid’ is al net zo’n idiote stelling als ‘Alle mannen houden van voetbal’ of ‘Vrouwen kunnen niet kaartlezen’. Kinderen zijn vervelend en storend is dus zonder meer een kortzichtige en veralgemenende uitspraak. Maar goed, aangezien ergernis een nationale hobby is geworden staat het iedereen dus vrij om zich zoveel en zo vaak te ergeren als hem of haar goeddunkt. Zelfs luidop. Zelfs in de media, sociale en reguliere. Kijk eens aan, wat een overvloed aan kanalen om al die bijtende irritatie te uiten en te delen.
Oproepen om publieke ruimte te vrijwaren van een welbepaalde bevolkingsgroep daarentegen is niet een maar ettelijke stappen te ver. Niemand heeft het recht om te eisen waar en wanneer een welbepaalde bevolkingsgroep zich mag en vooral niet mag bevinden.

Terug naar de kinderloze, excuseer kindervrije eisen:
Ik vraag me af wat dit soort uitsluiting een samenleving bijbrengt. Dat de behoeften van een bepaalde groep mensen die van de andere groep kunnen verdrukken? Vooral als de verdrukte groep onmondig en weinig weerbaar is? Dat we allemaal maar in ons eigen hoekje moeten gaan zitten, gezellig onder gelijkgezinden, met dezelfde noden, wensen en aspiraties?

Het meest bizarre aan deze oproep tot meer kindervrije ruimte is volgens mij wel dit:

1. Kinderen zijn gewoon mensen. Onder een welbepaalde leeftijdsgrens, dat klopt. Maar wel degelijk mensen. Ze hebben dus rechten, mensenrechten. Discriminatie en uitsluiting kunnen dus ook niet t.a.v. kinderen, ook al zijn ze een makkelijke prooi, want niet stemgerechtigd, onmondig en vrij weerloos in hun doen en laten.

2. Ieder van ons is ooit een kind. Ook diegenen die nu zo luid roepen dat ze kinderen vervelende mormels vinden. De kindertijd is een fase in elk mensenleven. Kind zijn maakt deel uit van het leven, net zoals oud worden en sterven. Kinderen groeien op tot volwassenen. We kunnen maar hopen dat ze opgroeien tot verstandige, evenwichtige, verantwoordelijke, solidaire volwassenen. Ik durf betwijfelen of we hen die eigenschappen meegeven door hen te leren dat ze op heel wat plaatsen niet gewenst zijn.

Van een empathische en solidaire maatschappij mogen we verwachten dat ze inspeelt op de noden van al haar leden. Laten we noden en behoeften niet verwarren met ergernissen en louter egoïstische motieven.
Van kinderen wordt verwacht dat ze het overgrote deel van de tijd op school netjes stilzitten en luisteren. Voor wie dat niet lukt is er Ritalin en het clb. Buiten de schooluren mogen ze zich onder mekaar en onder toezicht bezighouden in de opvang, in de jeugdbeweging of de speeltuin (als ze geen buurtbewoners hinderen tenminste).  Daarbuiten zijn ze een last, een bron van ergernis, en kunnen ze op bijzonder weinig empathie rekenen. Onze jongste en kwetsbaarste burgers krijgen steeds minder ruimte, ruimte om te spelen, te dollen, te joelen…om dingen te doen die gezonde kinderen doen. Een dergelijk verzoek om meer kinderloze ruimte getuigt dan ook van een verbijsterend gebrek aan begrip, empathie en solidariteit.

Nog even dit: Onze samenleving vergrijst. De kinderen van nu betalen straks hopelijk ons pensioen. We kunnen maar hopen dat ze daar nog zin in hebben eens het zover is. Wie weet starten ze wel een actiegroep die eist dat die vervelende bejaarden eindelijk eens zelfbedruipend worden.

vrijdag 14 september 2012

Wat weet de wetenschap?


Ik struikel de laatste tijd in de media iets vaker dan me lief is over het woord wetenschap. Niet dat ik in se iets tegen het woord heb. Hoewel woorden die eindigen op -schap zelden veel lol beloven (gramschap, burgerschap, ouderschap, om er maar een paar te noemen). Maar als argument in discussies allerhande is het veelal waardeloos. Een visie als onzin wegzetten omdat ze niet wetenschappelijk zou zijn, dat is zoiets als een ziek mens opensnijden  en beweren dat hij niets mankeert omdat er niets te zien valt daarbinnen. Een - overigens wetenschappelijke - praktijk die in een niet zo ver verleden gerespecteerd en gangbaar was.

Blijkbaar hebben sommigen onder ons zo'n behoefte aan houvast in de tastbare vorm van bewijzen en onderzoeksresultaten allerhande, dat iedere stelling die niet meteen te bewijzen valt, of gewoon beroep doet op gezond verstand en logisch denkvernogen, door hen wordt afgedaan als lekengezwets.

Toch zijn er voor heel wat dingen die ons leven bepalen en sturen geen onomstotelijke bewijzen of glasheldere onderzoeksresultaten terug te vinden. 
Onze politieke voorkeur wordt niet wetenschappelijk gestuurd. Ideologieen vallen niet te bewijzen. Dat maakt ze evenwel niet waardeloos. Dat armoede en hongersnood onrechtvaardig zijn, dat gevoel komt voort uit het geweten, niet uit wetenschap. 
Kunst, literatuur, cultuur in al haar vormen heeft niets met wetenschap vandoen, en blijft er bij voorkeur ver van weg.
Filosofie, ooit een van de nobelste vormen van intellectuele ontwikkeling, wordt door heel wat wetenschappers als betekenisloos beschouwd omdat filosofische antwoorden en stellingen niet empirisch zijn aangetoond.
Menselijke relaties hebben geen wetenschap vandoen om te bloeien of te falen.

Het wetenschappelijk denken vormt slechts een relatief klein onderdeel van het menselijke denken in en over de wereld.
Wetenschap helpt ons bepaalde gebeurtenissen en mechanismen verklaren. Wetenschap probeert een antwoord te bieden op de 'hoe'-vraag. Het 'waarom' blijft buiten beeld. De essentie van het menszijn, hoe en waarom we leven, dat valt met geen wetenschap te beschrijven.

Wetenschappelijke waarheden zijn ook nooit absoluut. Er blijven onnoemelijk veel vragen onbeantwoord. Veel antwoorden blijken in de loop van de geschiedenis achterhaald of ronduit fout.

Wetenschap heeft ook niets uitstaans met waarden en normen.Toch hebben we waarden en normen nodig en vormen ze een essentieel onderdeel van ons menselijke zijn.

Als iemand als Paul Verhaeghe onze samenleving bekritiseert, dan doet hij dat vanuit een noodzaak, een drang om gedachten te formuleren. Zijn betoog is een vraag, een aanklacht...geen wetenschappelijke studie. Hij pretendeert ook nergens wetenschap te bedrijven wanneer hij stelt dat onze samenleving ziek is. Zijn ideeën van tafel vegen omdat ze niet wetenschappelijk zijn aangetoond, dat is dus zoiets als je bord preisoep terugsturen naar de keuken omdat ze niet naar tomaten smaakt.

woensdag 22 augustus 2012

Terug naar school!

Al zolang ik me iets kan herinneren wat vaagweg op een herinnering lijkt, heb ik een uitgesproken hekel aan de doorgrondelijke wegen van de middenstand, die ergens halverwege de zomervakantie abrupt oprispen, als een te lang dwarsgezeten boer, zuur ruikend en zonder een zweem van opluchting.

Overal waar er iets te verkopen valt dat geen houdbaarheidsdatum behoeft, stuit de argeloze vakantievierder op semi-jolige en bijwijlen ronduit aggressieve "Terug Naar School"-kreten. De hardwerkende vlaming en z'n gebroed moeten er zonder dralen van overtuigd worden dat het weldra over en uit is met het boomhutten bouwen en slopen, raketijsjes lebberen, rosé slurpen en schaamteloos nietsdoen.
Heeft u zich net, na lang aarzelen, die gedurfde zwembroek met oranje olifanten en een abonnement op het gloednieuwe en peperdure openluchtzwembad aangeschaft, en daar staat men al te roepen dat de zomer op z'n einde loopt. Terwijl u over het tuinpad wandelt om even het plonsbadje op te pompen, blijven de eerste vergeelde herfstbladeren aan uw teenslippers plakken. Het barbecuestel staat onaangeroerd en nog even verroest als vorig jaar in het berghok, de tuintafel moet nog geolied en u ging écht nét het muskietennet ophangen. Dan wordt u genadeloos meegedeeld dat het eigenlijk al bijna niet meer hoeft. Dat u zich de moeite misschien kan besparen... voor die paar schamele weken die er nog resten van deze zoveelste langverwachte zomer. Want September nadert.

Wie in september wenst mee te tellen in onze onvermoeibare samenleving, die gaat bij voorkeur voor nieuw, in het bijzonder voor de nietsvermoedende kindertjes waarvoor moeite noch uitgave ons te veel is: nieuwe jas (waar het kind zich op 1 september een beroerte in loopt te zweten, maar passons), nieuwe tas (de oude kan écht niet meer, want Justin Bieber staat er op met kort haar, stel je voor), nieuwe schoenen (essentieel, want men staat bij voorkeur stevig in z'n schoenen, zo aan het begin van een nieuw schooljaar). En als we dan toch bezig zijn, waarom dan geen nieuwe auto, nieuw bankstel, nieuwe handtas voor de immer zwoegende ouders? U heeft het verdiend, toch?

Teneinde alle Vlamingen tijdig te voorzien in deze basisbehoeften, dienen er drastische middelen te worden ingezet. Uitstalramen en reclameborden, zelfs bussen en trams schreeuwen het uit: Terug Naar School!!!". Kwestie van dit belangwekkende nieuws duidelijk tot ons allen, ook u, luie donder in uw hangmat, te laten doordringen.
Tenzij u zich hebt weten verschansen bij een natuurvolk diep in de Afrikaanse jungle, hebt u geen enkel alibi meer om te lanterfanten en kan u het genieten nu wel vergeten. Met een zucht hijst u zich op uit uw luie stoel, legt u de zomerthriller waarin u net halfweg was opzij, en laat u zich vertellen wat er nog allemaal moet gebeuren, vooraleer ieder gezinslid weer fris en net in de pas kan lopen. Kinderen laten zich gelaten meeslepen door overvolle en gonzende winkelstraten, betreden pashokjes zoals een terdoodveroordeelde de executiekamer: wanhopig, maar berustend.
Stapels schoolboeken sluipen ongewenst, maar niet te stuiten, de huizen binnen. Tenten worden opgeborgen, strandstoelen dichtgeklapt.
Met een genadeloze klap, klapt meteen ook de zomer dicht.








dinsdag 31 juli 2012

Seksisme: hot in the city en daarbuiten


Seksisme is een hip topic. Tenminste als je de media wenst te geloven. En wensen we niet allemaal de media te geloven, gewoon voor het gemak, omdat vertrouwen meestal aangenamer en beter voor de gemoedsrust is dan wantrouwen?

De docu “Femme de la Rue”, afstudeerproject van cineaste Sofie Peeters, ging uitgebreid over de tongen en oogstte uitgesproken en vaak heftige reacties.
Het thema (“Seksime en sexuele intimidatie op straat in Brussel”) werd prompt dankbaar in beslag genomen en uitgebuit door zowel rechts als links, voor zover die termen nog veel inhoud dienen.

Alles is vast al gezegd en geschreven en ik heb niet de pretentie daar iets substantieels aan toe te kunnen voegen.  Bovendien bleek een aanzienlijk deel van de respons van dermate laag allooi dat ik ze graag en gretig vergeet.

Twee dingen echter vielen mij in het bijzonder op:

1. De arrogantie die mensen al te vaak vertonen wanneer ze voor anderen menen te moeten uitmaken wat die anderen als bedreigend, storend of beledigend mogen ervaren. Met goedmoedig relativerende gemeenplaatsen alla “Ach, het is vast allemaal zo erg niet.” Of “Mogen we nu al niet meer naar de vrouwtjes kijken  en hen complimenten geven?” geven mensen aan weinig of geen begrip te kunnen opbrengen voor het feit dat veel vrouwen en meisjes zich dagelijks in hun vrijheid belemmerd en aangetast voelen. Wie zich ergert aan gratuite opmerkingen op straat is een flauwe trees, niet assertief of gewoon preuts. Wie zich onveilig voelt overdrijft.
Nu heb ik persoonlijk  nog maar weinig last ondervonden van grove vrouwonvriendelijkheid  (iets waar mijn aura van ambetant wijf met grote bek en mijn notoire vuurspuwende blik vermoedelijk voor iets tussenzitten). Maar dat betekent niet dat ik niet kan begrijpen of inzien hoe intrusief  en ronduit aanvallend dergelijk ongewenst gedrag kan zijn, zeker voor wie het dagelijks moet ondergaan.
Die hele houding van “Het is allemaal zo erg niet.” doet me wat denken aan de manier waarop veel goedbedoelende ouders/grootouders/verzorgers reageren met “Het is niks.” of “Het is niet erg.” wanneer een kind valt of zich stoot. Alsof de pijn of de schrik van het kind niet legitiem zou zijn . Alsof een kind zelf niet mag en kan bepalen wat hij of zij erg vindt.
Betutteling is meestal goedbedoeld, maar mist elk troostend of helend effect. Bovendien geeft het gesus de boodschap mee dat je vooral niet op enige empathie hoeft te rekenen en dat je gevoel geen bestaansrecht heeft.

2. De voorspelbare, maar desondanks schokkende suggestie dat meisjes en vrouwen dat soort vrouwonvriendelijk gedrag uitlokken door “met een air op straat te lopen” (ik citeer maar wat),  zich uitdagend te kleden of in de "verkeerde" buurten rond te hangen.
Vrouwen worden anno 2012 dus geacht in coltrui en lange broek en met de blik zedig neerwaarts gericht over straat te schuifelen, en dan nog enkel in de "juiste" buurten (hoe lang voor iemand een app bedenkt die een actueel overzicht biedt van wat dan precies de geschikte buurten zijn om in rond te lopen). Anders gedragen ze zich blijkbaar aanstootgevend en geven ze aanleiding tot grof taalgebruik, gescheld en intimidatie. Niet in Pakistan, Afghanistan of Iran, maar in het hart van vrij en democratisch Europa. Zozo. Een zelfzekere houding, luchtige zomerkleding en gewoon onbezorgd en goed in je vel over straat huppelen is voorbehouden aan personen van het mannelijke geslacht, zo blijkt. Daar zijn dus ettelijke decennia vrouwenstrijd aan voorafgegaan, aan dat soort diepe en doordachte conclusies. Een vrouw zou van minder moedeloos worden. 

Ik spreek me niet uit over hoe we dit soort seksime dienen aan te pakken. Repressie lijkt me zinloos en zelfs contraproductief. Bovendien zit seksisme zo diep verankerd in de samenleving (niet enkel de islamitische),  dat het complexe en doordachte langetermijnstrategieën vereist, geen oorlogstaal. 

Maar ik moet bekennen: ik ben pessimistisch gestemd. Het ziet er niet naar uit dat dat pessimisme weldra de benen neemt. Zolang mensen als Paul Van Driessche straffeloos collega’s mogen bepotelen en intimideren en daarvoor beloond worden met een nieuw en royaal betaald postje zie ik weinig reden tot optimisme. Zolang we het normaal vinden dat meisjes  én jongens van veertien zich spiegelen aan de denigrerende pornocultuur die de jongerencultuur doorspekt en zelfs domineert ben ik weinig hoopvol.
We zijn terecht geschokt door de gewelddadige moord op een aantal homo’s, maar vergeten dat er jaarlijks duizenden vrouwen aangevallen en verkracht worden, niet zo zelden met de dood tot gevolg. Alles went, helaas.

dinsdag 26 juni 2012

ONDERWIJSHEISA.


Was het een slimme strategische zet van minister Smet om een onderwijshervorming aan te kaarten, plompweg en pal in een economische crisis die mensen angstig en behoudsgezind naar hun hebben en houden doet grijpen? Een ding is zeker: het is tijden geleden dat een soft en weinig begeesterend onderwerp als onderwijs de gemoederen zo wist te verhitten.
De nota in kwestie moet wel bijzonder controversieel zijn, gezien het tumult en het gekrakeel vanuit elke denkbare politieke en sociale hoek. Maar wie had gehoopt op een gewaagd en radicaal plan van onze onderwijsminister is eraan voor de moeite.

Bij het lezen van de nota valt daar weinig spectaculairs in te ontwaren. Dat kinderen doorgaans op twaalfde niet zo goed weten wat ze de rest van hun leven willen doen (een uitzondering hier en daar niet te na gesproken) dat kan toch geen enkel redelijk mens betwisten? Dat het vanuit die optiek misschien niet zo gek is om het kiezen voor een bepaalde richting nog een jaartje uit te stellen, kan bezwaarlijk als onlogisch, laat staan revolutionair bestempeld worden.
Zelf sta ik intussen lang genoeg in het onderwijs om gemerkt te hebben dat er wel degelijk een "watervalsysteem" bestaat, wat ervoor zorgt dat heel wat jongeren geen keuze maken op basis van hun talenten en interesses. Het aso wordt als het summum, het hoogste na te streven goed beschouwd, niet enkel door kinderen en hun ouders, maar ook door heel wat leerkrachten. Ouders en leerkrachten willen kinderen vaak koste wat kost in dat aso houden, ook al wordt het kind daar doodongelukkig en kan het zich er niet ten volle ontplooien. Wie durft beweren dat dat niet gebeurt, of een randverschijnsel is, die is van slechte wil of gewoon blind...of heeft nog nooit een school van binnenuit gezien.

Schoolmoeheid is een toenemend probleem, eentje dat alle lagen van de samenleving aantast. Een op de zes jongeren verlaat momenteel de middelbare school zonder enig formeel getuigschrift en, wat erger is, zonder enige notie van wat zijn of haar mogelijkheden zijn. Dat zijn feiten. In een dergelijke context staan roepen dat het onderwijs geen hervormingen nodig heeft, is een slag in het gezicht van al deze jonge mensen die hun plek niet vinden en die aan hun lot worden overgelaten zonder dat ze daarvoor de zelfredzaamheid konden ontwikkelen.

Ons onderwijs zou gelijke kansen moeten bieden, maar faalt falikant op dat gebied. Onze maatschappij is in een sneltreinvaart geëvolueerd tot een kennismaatschappij, die andere en diversere eisen stelt aan wie haar bevolkt. Toch is ons onderwijssysteem niet fundamenteel veranderd. De nadruk ligt nog steeds op kennisoverdracht. De leerplannen en –doelen bepalen de koers. In een maatschappij waarin kennis verouderd blijkt van zodra ze gedrukt staat, volstaat diezelfde kennis niet langer om overeind te blijven en mee te kunnen. Wie in deze samenleving z’n weg wil vinden heeft zelfredzaamheid nodig, ondernemingszin, flexibiliteit, zelfvertrouwen...en voldoende inzicht in de eigen vaardigheden en talenten.

Evalueren staat in ons onderwijs gelijk aan meten, vergelijken en selecteren. Individuele vorderingen en niet meetbare groei tellen nauwelijks mee. Evaluatie komt neer op het benadrukken van tekorten, of aantonen wat iemand niet deed of niet kan, en dat binnen een context van abstract denken, een vaardigheid die veel kinderen of jongeren in mindere mate beheersen en die slechts een fractie weergeeft van iemands mogelijkheden.

Is het dan zo gek om ons onderwijssysteem eens onder de loep te nemen en in vraag te stellen? Onderwijs dient niet enkel om kinderen en jongeren naar het hoger onderwijs of een bepaald beroep te leiden. Het moet ook en vooral evenwichtige, solidaire en zelfredzame volwassenen voortbrengen.
Onderwijs zou een weerspiegeling moeten zijn van de samenleving en haar noden, een veilig kader waarbinnen elk kind zich ten volle kan ontplooien, geen eiland in een oceaan vol piraten.

Wat vooral opvalt in het hele debat is de haast irrationele angst voor verandering. Dat soort behoudsgezindheid valt deels te verklaren door de huidige economische en idelogische crisis. In tijden van onzekerheid houdt men vast aan wat men heeft en kent. Maar uit deze angst afleiden dat er geen verandering nodig is, getuigt van weinig inzicht in wat er werkelijk leeft in het onderwijs. Leerkrachten worstelen wel degelijk met het huidige systeem en de gevolgen ervan. De wildgroei aan denktanken, alternatieve scholen en helaas ook uitgebluste leerkrachten en leerlingen, getuigen van een steeds duidelijker nood aan verandering. Deze noodzaak negeren zal die niet doen verdwijnen.
De weerstand tegen elke vorm van hervorming wordt vaak kracht bijgezet met resultaten en cijfers. Onze jongeren “presteren” namelijk uitstekend, zo blijkt uit Europese cijfers. De vraag is of dat volstaat, of dat werkelijk alles is wat we van ons onderwijs verwachten: dat het jonge mensen doet presteren. Nergens ter wereld presteren werknemers als in Japan, en nergens ter wereld plegen er zoveel werknemers zelfmoord.
Als we onderwijs belangrijk vinden, mogen we dan niet verwachten dat het meer oplevert dan cijfers en meetbare resultaten?

De grote afwezigen in de discussie zijn zij om wie het draait: de kinderen en de jongeren zelf. We gaan er blijkbaar van uit dat zij niet in staat zijn om iets zinnigs bij te dragen aan een debat over hun eigen leven en toekomst. Als dat al zo is, dan is dat omdat we hen niet de tools, het zelfvertrouwen en de kracht bieden om hun zeg te doen en hun kritische mening te uiten.
Volgens minister-president Peeters mag het debat over onderwijs niet op straat gevoerd worden. Een opmerkelijke uitspraak. Het is net dat soort neerbuigende houding, “het onderwijs van de onderwijsspecialisten”, dat van ons onderwijs een wereldvreemd gebeuren maakt. Onderwijs is van en voor iedereen en gaat dus ook iedereen aan. Wie denkt dat enkel pedagogen en andere academici iets zinnigs te vertellen hebben over onderwijs, die dwaalt en bevindt zich in een ander, hopeloos achterhaald tijdperk.
Leren luisteren naar anderen is een van de nuttigste, maar ook zeldzaamste vaardigheden, ook al staat ze in geen enkel leerplan omschreven. Heeft ons onderwijs nood aan hervorming? Uiteraard. Zal deze bescheiden hervoming volstaan om een fundamenteel verschil te maken? Waarschijnlijk niet. Maar de prangendste vraag van al: hoe kunnen we, te midden van zoveel angst en terughoudendheid, tot een modern en aangepast onderwijs komen waarin iedereen een optimale kans krijgt? Een vraag waarop het antwoord zal uitblijven zolang er geen sereen en open debat mogelijk is.

zondag 13 mei 2012

Perverse moeders


Ik moest twee keer kijken of ik het wel goed gelezen had. “Borstvoeding geven aan een driejarige is pervers. Eens of oneens?” Dat bleek het thema van een zondags polletje dat kwaliteitskrant De Morgen op het net zwierde, kwestie van moeders te verblijden op hun heugelijke feestdag.

Geheel toevallig, maar toepasselijk, kreeg ik de titel van de poll onder ogen met een driejarige aan de borst. De driejarige in kwestie lag onverstoorbaar en argeloos te genieten terwijl ik een artikel zat te tikken aan de laptop. Slechts na een slordige vijf seconden had ik door dat men dus bij De Morgen graag wilde weten of ik perverse dingen deed met m’n kind of niet. Of meer bepaald, wat de mening daaromtrent is van de gemiddelde DM-lezer.

Gek genoeg voelde ik me op geen enkele manier persoonlijk aangevallen door dit soort tendentieuze en kortzichtige vraagstelling. Ik werd al evenmin bevangen door een vlaag van onzekere twijfel (“Help, doe ik iets verkeerd?”). Dat heb je met geïnformeerde mensen, die krijg je niet zomaar aan het wankelen. Wat ik wel voelde was irritatie, en nog wel van het scherpste soort.
Gezegend met een analytische geest wil ik bij elke zweem van ergernis meteen graag weten waar de ergernis in kwestie vandaan komt, en wie of wat haar oproept.
Sta me toe eerst even toe te lichten wat het adjectief “pervers” betekent: pervers_per` vers («Frans«Latijn) bijvoeglijk naamwoord en bijwoord 1 verdorven; 2 verkeerd, tegennatuurlijk, onnatuurlijk; 3 behagen scheppend in abnormale lustbevrediging.
Over naar de poll dus. De Morgen slaat de bal hier op meerdere terreinen grondig mis.
Om te beginnen wordt er vanuit gegaan dat mensen überhaupt een mening dienen te hebben over de persoonlijke keuzes van andere mensen, terwijl dit keuzes betreft die niemand, tenzij henzelf, aangaan en die niemand schade berokkenen.
Ten tweede wordt er door de keuze voor het woord “pervers” al vanuit gegaan dat de mogelijkheid bestaat dat het borstvoeden van een driejarige verdorven, verkeerd, enz... is.
Van een krant, zeker een krant als De Morgen, verwacht ik informatie, geen ongegronde meninkjes allerhande, geen stemmingmakerij.
Ten derde heeft men het blijkbaar niet nodig gevonden om degelijk opzoekwerk te doen over het thema. Ach ja, ook een redacteur heeft vast wat anders te doen op een zondagochtend. Maar mocht men de moeite hebben genomen om een en ander op te zoeken en te lezen over langer borstvoeding geven dan in het Westen gebruikelijk is, dan zou men tot de vaststellling zijn gekomen dat de meerderheid van de moeders ter wereld hun kind jarenlang borstvoeden, heel gewoon, zonder daar al te zeer over na te denken, omdat het normaal is, omdat het kind er wel bij vaart, omdat het makkelijk is, omdat ze nooit wat anders hebben gezien, omdat het volstrekt natuurlijk is. Uitgaan van een opmerkelijk eng wereldbeeld, dat enkel de - vrij recente - moderne westerse cultuur als uitgangspunt neemt, is niet alleen kortzichtig, maar ronduit wereldvreemd.
Ik zou jullie kunnen overstelpen met wetenschappelijk onderzoek en informatie waarin wordt aangetoond dat de natuurlijke speenleeftijd van een mensenkind ergens tussen de 2,5 en de 7 jaar ligt, met een piek rond 3 à 4 jaar. Maar dat hadden jullie gewoon zelf even kunnen opzoeken. Jullie worden daar voor betaald. Ik niet.
Het zal me – om mijn favoriete uitdrukking van bij de noorderburen even te lenen – aan m’n kont roesten wat anderen vinden en denken over hoe ik m’n kinderen opvoed. Maar kunnen we op z’n minst deontologisch en wetenschappelijk correct blijven? Weet u wat pervers is: dat er jaarlijks miljoenen kinderen sterven van de honger. Dat talloze kinderen mishandeld, misbruikt, verhandeld worden. Dat is pervers. De liefdevolle en natuurlijke relatie tussen een moeder en haar kind pervers noemen, dat is perverser dan pervers.

zaterdag 21 april 2012

MOEDERS EN SCHULDGEVOEL, EEN GOUDEN DUO


Vrouwen, in het bijzonder die met kinderen, zijn ontzettend goed in het “zichzelf een schuldgevoel (laten) aanpraten". Om de één of andere, tot nader order ononderzochte reden, blijven de meeste mannen daarvan gespaard.
Hoe krijg je nu zo’n schuldgevoel? Waar komt het vandaan? Waar dient het voor (uitgaande van de optimistische veronderstelling dat alles wel ergens toe dient, op de één of andere manier)? En vooral: hoe raak je er zo snel mogelijk weer vanaf?
Uiteraard willen we allemaal een geweldige, ik corrigeer: “een perfecte moeder” zijn voor onze kroost. Alleen willen de meningen en ideeën over hoe je die perfectie bereikt wel eens verschillen.
Van zodra je zwanger wordt slaat de angst meedogenloos toe: “Ga ik dat wel kunnen? Ga ik een goede moeder zijn? Ga ik dat kind wel graag zien?” enz. Goedbedoelde adviezen en tips vliegen je om de oren. Nog voor de foetus in je buik goed en wel is ingenesteld, moet er al worden gepland, gepiekerd, geflipt: natuurlijke bevalling of epidurale, borst of fles, onthaalmoeder of crèche of meteen maar thuisblijven, buggy x of y, ... elke keuze betekent meteen ook een statement, houdt onontkoombaar een waardeoordeel in. Want wie bewust voor de natuurlijke bevalling kiest, vindt de epidurale bevallers vast watjes die niets over hebben voor hun kind. Wie buggy x koopt ipv buggy y vindt y dus slechter. Wie voor de draagdoek gaat vindt buggies onzin.
Zo is het altijd wat. Alsof het allemaal nog niet moeilijk en verwarrend genoeg is, heeft letterlijk iedereen wel een (al dan niet gefundeerde) mening over al deze vraagstukken, en meent die mening ook te pas en te onpas en vooral ongevraagd te moeten meedelen.
Zodra het wurm in kwestie eindelijk geboren is, worden de keuzes nog verscheurender, want veel concreter: De borstvoeding blijkt niet zomaar vanzelf te verlopen: toch maar overstappen op de fles? Baby-lief slaapt niet door: laten huilen, inbakeren of toch maar lekker bij mama in bed? Ook daarover blijkt iedereen wel een mening te hebben, om ter stelligst. Als je kruimel mee in bed neemt krijg je hem er noooooooit meer uit (iedereen kent blijkbaar talloze pubers die nog elke nacht tussen mama en papa in bed liggen.). Als je hem laat huilen (want bij K&G zeggen ze dat je hem anders verwent) bloedt je moederhart en zit je zelf mee te janken.

Van zodra je moeder wordt, ben je kwetsbaarder dan ooit. Zo’n kind is een achillespees. Objectieve en correcte informatie over ouderschap blijkt bovendien een stuk schaarser en lastiger te vinden dan info over pakweg de opwarming van de aarde. Er blijken strekkingen en tendenzen te bestaan in het ouderschap, gaande van het zogenaamde "natuurlijk ouderschap" over het mainstream opvoeden tot de conditionerende variant van de drie RRR-en (rust, regelmaat, reinheid).

Een van de standaard "schuldgevoelens" bij jonge moeders gaan over "het mislukken van de borstvoeding". Als borstvoedingsdeskundige krijg ik vaak gezeur over me heen omtrent "schuldgevoel". Moeders voelen zich veelal al "aangevallen" omdat iemand anders een andere keuze maakt dan zij. Een vreemde reflex, als je erover nadenkt. Stel (echt gebeurd): je hebt ervoor gekozen om je kind de fles te geven. Je collega die borstvoeding geeft, verschijnt na 3 maanden op het werk met een kolf, en gaat in haar pauzes melk afkolven voor haar baby. Blijkbaar volstaat dat om jou in de verdediging te dwingen. Je begint excuses te verzinnen, uit te leggen waarom je geen borstvoeding geeft, ook al vraagt niemand jou om een verklaring of een toelichting van je keuze. Maar het simpele gegeven dat een vrouw een andere keuze heeft gemaakt, brengt je aan het wankelen. "Zij geeft borstvoeding, dus vindt ze dat vast superieur aan flesvoeding, dus vindt ze jou een minder goede moeder, want jij maakt minder goede keuzes voor je kind."
Je hoeft dus niet eens iets te zeggen of iets te doen om iemand "aan te vallen". Dat gaat helemaal vanzelf, door de keuzes die je maakt. Als je een bepaalde keuze hebt gemaakt, dan is het vervelend om te horen of om tot het besef te komen dat een andere keuze misschien toch beter was geweest. Dan krijg je dus last van cognitieve dissonantie. Ik verklaar: Een gevatte collega-moeder vatte het ooit op een forum van verwante zielen als volgt samen: (Let op, hier volgt een oefening in logica) 1. Borstvoeding is de meest ideale voeding voor een baby. 2. Een goede moeder wi het beste voor haar kind. 3. Je geeft je kind de fles. 4. Oops... Hoe kom je daar nu mee in het reine? Alsnog borstvoeding gaan geven en relacteren? Beetje laat en allesbehalve evident. Je kan ook stelling 2. gaan omdraaien, maar beweren dat een goede moeder NIET echt per se het beste wil voor haar kind, tja, dat gelooft geen mens en jijzelf ook niet. Dan blijft er maar één optie meer over: stelling 1 ontkrachten en beweren dat kunstvoeding net zo goed, zo niet beter is (ook al veeg je daarmee al het wetenschappelijk en ander onderzoek dat deze stelling ondersteunt gemakshalve van tafel). Of je gaat in de verdediging: je roept dat dit soort stellingen kwetsend zijn voor heel veel moeders en dus beter niet geuit worden. Struisvogelstrategie dus: wat ik niet zie of hoor bestaat niet.
Terwijl het allemaal vrij simpel is: moeders maken objectief gezien niet altijd de ideale keuzes voor hun kinderen, maar het zijn meestal wel keuzes die voldoen. Idealen zijn er om na te streven. Ze hoeven niet koste wat kost altijd bereikt te worden. Mensen kunnen niet altijd voor het beste kiezen, maar voldoende is toch prima? Moeten we allemaal per se met grootste onderscheiding afstuderen als master in het moederschap?

Ik denk dat we stiekem allemaal wel weten dat 5 dagen per week van ’s ochtends tot ‘avonds in de crèche zitten ver van ideaal is voor kinderen, dat kinderen idealiter de eerste levensjaren bij mama doorbrengen. Maar we leven nu eenmaal niet meer in stamverband, onze maatschappij is meedogenloos voor ouders en kinderen, en er moet brood op de plank en een dak boven het hoofd worden verdiend. Soms hebben moeders geen keuze. Of ze hebben wel de keuze, maar kiezen bewust voor een comfortabeler levensstijl omdat ze dat belangrijk vinden. Als ze die keuze voor zichzelf hebben afgewogen en daar perfect gelukkig mee zijn, wie kan er hen dan een schuldgevoel aanpraten? De meeste moeders (meer dan 80 % in Belgie) starten met borstvoeding omdat ze best wel weten dat dat de ideale voeding is voor zuigelingen (sorry voor wie de fles geeft of gaf, dat heb ik niet zelf bedacht, maar ontelbare wetenschappers en onderzoekers.), maar als je na een ontstellend falende begeleiding in het ziekenhuis met etterende kloven en jankend van de pijn zit te voeden, er na 2 weken nog geen enkele verbetering merkbaar is en je baby honger lijdt, dan is het niet zo gek dat je al snel naar die verlossende fles grijpt. Als je na een schamele 3 maanden thuis met je nieuwe baby alweer aan het werk moet, terwijl je nachten om de twee uur worden onderbroken, je lijf nog maanden nodig heeft om te recupereren, je baas al kregelig wordt van het woord "kolfrecht" en de onthaalmoeder die je op de valreep vond al weken zeurt dat ze niet van plan is om je flesweigeraar met een lepeltje te gaan voeden, dan is het niet zo vreemd dat je overstapt op de fles.
Vanwaar dan toch die reflex om in de de verdediging te schieten tegen de moeders die wel fluitend het kolfhok in en uit huppelen?

Kunnen we onze ergernis niet eens richten tot het beleid in de ziekenhuizen en in de consultatiebureaus, dat gaat van ronduit beschamend ondermaats tot aggressief opdringerig, maar zo zelden gewoon ondersteunt, motiveert en informeert?
Elke moeder die het beste heeft gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag, die de keuzes heeft gemaakt die ze op dat moment kon maken met de informatie en de opties die ze tot haar beschikking had, zou daarmee in het reine moeten zijn. Die hoeft zich nergens door aangevallen te voelen, zich niet schuldig te voelen. En heb je niet je best gedaan? Heb je keuzes gemaakt zonder je goed te informeren, zonder je kritische geest te gebruiken of enkel “voor het gemak”? Wel dan...jammer dat je je schuldig voelt, maar volgende keer (volgende kind) beter dan maar. Niet pruilen, hop naar de volgende levensles. Wedden dat er zich iemand "aangevallen" of "schuldig" gaat voelen door dit stukje?

zondag 4 maart 2012

cupcakes en ambitie

Bijna internationale vrouwendag. En naar aloude gewoonte leest een mens wel eens wat over feminisme en genderkwesties in de pers. Een thema dat onze aandacht verdient, bij voorkeur het hele jaar door, maar bon, daarover hoort u me vandaag niet zeuren.
Met licht gespannen verwachting begon ik aan het het stuk van en met Gita Deneckere in DSMagazine. Mevrouw Deneckere is hoogleraar sociale en publieksgeschiedenis aan de UG. Een vrouw van de wereld dus, zou u denken.
Helaas wist mevrouw Deneckere opmerkelijk weinig zinnigs te vertellen over feminisme anno 2012. Veel verder dan wat gemeenplaatsen alla “Sommige vrouwen bakken liever cupcakes dan te bouwen aan een carrière.”. raakte ze niet. Oh ja, dat de vrouwenstrijd op wereldschaal bekeken moet worden en dat er nog veel onrecht tegen vrouwen te bestrijden valt. Tja, daar waren we zelf ook al eens opgekomen.

Maar wat is het in vredesnaam met die cupcakes dat sommige feministes zo hoog de (vooral niet zelfgenaaide) gordijnen in jaagt?
En vooral: waarom ontbreekt het zoveel feministes aan de nodige verbeelding om te begrijpen wat vrouwen drijft?
Als er één iets duidelijk blijkt uit wat mevrouw Deneckere vertelt, dan is dat volgens mij dat ze geen flauw benul heeft van hoe de gemiddelde vrouw denkt, wat ze wilt, wat ze belangrijk vindt.

Het stuk opent met de prangende vraag “Waar strijden feministes vandaag voor?” Welnu, vrouwen stoten blijkbaar niet door naar topfuncties. Dat nieuws kunnen we bezwaarlijk “heet van de naald” noemen. Het beruchte glazen plafond is zo oud als de vrouwenstrijd zelf. Maar op de vraag “Wat houdt hen tegen?” krijgen we alweer en helaas geen genuanceerd en diepgravend antwoord. Volgens Deneckere bekleden vrouwen geen topfuncties omdat ze worden tegengehouden door de heersende machocultuur, omdat ze bang zijn dat hun kinderwens hun carrière in gedrang brengt én...(tromgeroffel)...omdat ze liever cupcakes bakken. En wat erger is: op die manier houden die luie en leeghoofdige loeders de klassieke rolpatronen in stand. Zucht. Niet alleen lui en dom dus, maar een regelrecht gevaar voor de feministische strijd. En zo tonen vrouwen zich eens te meer mekaars ergste en wreedste vijand.
“Topfuncties” zijn dus het ultieme doel van iedere rechtgeaarde feministe. Wie geen topfunctie heeft, die loopt dus tegen dat glazen plafond aan of is gewoon lui. Of dom (maar dat wordt uiteraard niet gezegd, dat zou dan weer niet deontologisch zijn). Geen ander en heiliger doel dan de topfunctie. Geen efficienter manier om jezelf geestelijk te ontplooïen. Geen doeltreffender manier om bij te dragen aan onze samenleving. Iedereen weet toch dat ceo’s van banken en overheidsbedrijven deze functies louter en alleen ambieren om zich geestelijk te ontplooiën en om zich ten dienste te stellen van onze maatschappij. Ontroerend toch, zoveel diepgang en altruisme? Merken we niet dagelijks hoeveel beter onze samenleving is geworden van al die “topfuncties”?

Maar goed, hoe combineer je zo’n gewilde en noodzakelijke topfunctie met een nest kinders?
Aankaarten dat er weinig begrip is voor vrouwen met een gezin ... om dan in één adem doodleuk te vertellen dat ze zichzelf genoodzaakt zag om een wetenschappelijk artikel te schrijven toen ze net thuiskwam van de kraamkliniek met een pasgeboren baby. Tja. Daar help je vrouwen écht mee verder, met zo’n houding. Hoe triest als vrouwen in hun kraamweek aan de slag moeten om die zogenaamde “topfuncties” te kunnen en mogen ambieren. Zou u niet beter daartegen ten strijde trekken, beste mevrouw? U bent vast op de hoogte van het feit dat Scandinavische vrouwen van een bevallingsverlof genieten dat maar liefst 3 x zolang is als dat van hun Belgische zusters. Toch staan de Scandinavische landen geboekstaafd als de meest geëmancipeerde en zijn er nergens zoveel vrouwen voltijds aan de slag. Dat heeft alles te maken met de heersende mentaliteit die respect heeft voor het gezin en de noden van het kind én die vrouwen niet benadeelt omdat en nadat ze nu eenmaal kinderen krijgen.
Als de machocultuur en het gebrek aan begrip voor de noden van een gezin vrouwen remt, zouden we dan niet beter een poging doen om die cultuur en mentaliteit te wijzigen? In plaats van u druk te maken over vrouwen die andere, persoonlijke, en vaak gezinsvriendelijke keuzes maken omdat ze niet langer bereid zijn als hamsters in een rad rond te draaien...zou u uw pijlen niet beter richten op een wetgeving die vrouwen 16 weken na de geboorte van hun kind weer aan het werk dwingt, ook al is al lang bewezen dat een vrouwenlichaam een jaar nodig heeft om volledig te herstellen van een zwangerschap en bevalling? Zou u niet beter ten strijde trekken tegen een arbeidscultuur die over de noden van gezin en familie heenwalst? Wedden dat dat heel wat vrouwen zou helpen in hun persoonlijke ambities en aspiraties?

Volgens mij ziet u iets belangrijks over het hoofd. Namelijk dat het soort vrouwen dat u schijnt te vertegenwoordigen een minderheid uitmaakt. Of dacht u dat onze maatschappij voornamelijk bestaat uit academici, politici en ceo’s? U gaat lompweg voorbij aan het eenvoudige feit dat de doorsnee vrouw een bediende of een arbeidster is die werkt om den brode, bepaald niet bezig is met haar “zelfontplooïng” (het mantra van deze tijd) en al lang blij is als ze er überhaupt in slaagt haar kinderen op tijd van school te halen en degelijke nieuwe schoenen kan kopen wanneer de oude versleten zijn.
U beweert dat het niet onmogelijk is om gezin en carrière te combineren, mits een goede planning en hard werk. Vertelt u dat ook aan mensen die zich geen nanny kunnen veroorloven en die geen familiaal netwerk hebben om op terug te vallen? Aan de alleenstaande moeder (een groep die jaarlijks toeneemt en een groot aandeel van de nieuwe armen in ons land vertegenwoordig) die zich te pletter werkt om haar gezin een dak boven het hoofd te bieden? Aan de kassierster van de supermarkt? De onthaalmoeder die dagelijks kinderen opvangt van andere vrouwen maar haar eigen krooost nauwelijks te zien krijgt? Dat ze maar wat harder moet werken als ze een “carrière” wilt? Dat ze maar wat beter moet leren plannen? Dacht u werkelijk dat deze vrouwen bezig zijn met hun persoonlijke ontplooïng en intellectuele ontwikkeling? Dacht u niet dat zij andere dingen aan hun vermoeide hoofd hebben dan cupcakes en quality time?

Als vrouwen ervoor kiezen om deeltijds te gaan werken na de geboorte van hun kind(eren), dan noemt u dat “subjectieve factoren die niet zouden mogen doorwegen.”. Nu breekt mijn klomp. Ik mag het intens hopen, dat mijn kinderen “subjectieve factoren” zijn. Het zijn namelijk geen beursberichten of onderzoeksresultaten, maar levende individuen die ik samen met m’n partner bewust op de wereld heb gezet, dus enig verantwoordelijkheidsgevoel en – oh hoe triviaal en frivool – een dosis ouderliefde lijkt me op z’n plaats. Deze “subjectieve factoren” zouden dus niet zouden mogen doorwegen. Van wie niet? Waarom niet? Bepaalt u dat voor anderen, wat er wel en niet mag doorwegen in hun persoonlijke keuzes? Over betutteling gesproken.
U vergeet ook dat diezelfde kinderen die we per se willen geen accessoires zijn, maar levende wezens met noden en behoeften. Fijn hoor, vrouwenrechten, ik ben helemaal voor. Maar kinderen hebben ook rechten. Een liefdevolle opvoeding en wat aandacht lijken me een basisrecht. Ik vraag me af of kleuterinternaten en nanny’s aan dat soort basisrechten tegemoet komen, maar soit, ik dwaal af en sowieso mag ik dat allemaal niet luidop zeggen want wie daarover maalt is ouderwets, rechts en antifeministisch.
Ik vraag me wel eens af waarom we ze willen, die kinderen, als ze dan toch zo’n juk en last zijn, als ze ons intellectuele ontwikkeling in de kiem smoren en onze zelfontplooïng in de weg staan. Wat een verademing zou het zijn om eens te lezen dat kinderen krijgen een geweldig voorrecht is, dat het je rijker maakt als mens, dat het boeiend en leerrijk is en je ontplooïng net een geweldige boost kan geven. Zijn kinderen altijd leuk en makkelijk? Allesbehalve. Maar ze zijn een keuze en hebben ons als persoon en als samenleving ook zo veel te bieden. Ik snap ze niet, de feministes die een argeloos kind waar ze nota bene zelf voor kiezen als een soort aartsvijand van de vrouwenstrijd blijven beschouwen. Als er één iets is wat we hebben verkregen (mede of zelfs vooral dankzij het lucratieve aspect voor de farmaceutische industrie, maar kom), dan is dat dat we zelf verantwoordelijk kunnen zijn voor onze vruchtbaarheid en gezinsplanning. Wie geen kind wilt, die hoeft er dus gewoon geen te nemen. Wie er wel wilt heeft bij voorkeur realistische verwachtingen en relativeringszin en deelt de zorg met haar partner op de manier die best bij hun gezin past. Dus kunnen we eindelijk ophouden met dat idiote gezeur over die vervelende kinderen die onze carrière in de weg staan?

Als hoogleraar sociale en publieksgeschiedenis moet u toch al gemerkt hebben dat onze samenleving een ernstige crisis doormaakt. Een crisis die niet zuiver economisch is, maar ook ideologisch, die alle lagen en aspecten van onze maatschappij aantast. De vrije markt en het kapitalisme liggen onder vuur. Mensen protesteren, revolteren. Sommigen luid, anderen haast onmerkbaar. Dat doen ze onder meer door niet langer mee te draaien in de race, door niet langer te doen wat van hen wordt verwacht. Als u als hoogleraar niet ziet welke rebellie er vaak schuilt achter de keuzes van veel van de vrouwen die u zo misprijst, dan wordt het tijd eens uit uw boeken op te kijken. Is het al bij u opgekomen dat er mensen zijn die niet langer een radar wensen te zijn in een systeem waarin ze niet meer geloven, dat hen doet walgen, dat hun leven verarmt ipv verrijkt? Dat het concept “carrière” heel wat mensen, vrouwen én mannen, hoe langer hoe minder zegt? Dat heel wat mensen zich gegijzeld voelen door de vrije markt-economie en de prestatiemaatschappij? Dat “topfuncties” hen eenvoudigweg geen zak interesseren? Vrouwen trekken zich dus niet terug omdat ze denken dat alles bereikt is, maar omdat ze bewust kiezen voor andere waarden dan economische. Al dat niet onvoogd is.

Het zou u geweldig sieren en uw blik aanzienlijk verruimen om eens van uw pluchen toren neder te dalen en om u heen te kijken. Om eens te luisteren naar hoe mensen, en dus ook vrouwen leven, wat hen bezighoudt en wat ze nodig hebben.
Of lees eens een boek, als u daar tijd voor hebt. Ik kan u ten zeerste het werk aanraden van politiek ecoloog André Gorz, of van andere mensen met een maatschappijbeeld dat wél het belang inziet van tijd voor gezin en familie, dat niet uitgaat van werk als sleutel en inzet van een samenleving, maar als middel om tot een betere, duurzame en hechtere samenleving te komen. Want die steriele en kille maatschappij die u schetst en ambieert, daar wensen velen niet in te leven, met of zonder cupcakes.
U onderschat vrouwen als u pretendeert dat ze geen ambities hebben, alleen omdat het andere ambities zijn dan de uwe.