biekesblog


dinsdag 8 juli 2014

Schuld en boontjes in tijden van klimaatcrisis


Schuld en boontjes

Het valt niet mee, dat hele leven en voorleven, in tijden van klimaat- en andere crisissen.

Daar sta ik dan, voor het groentenrek in de supermarkt. Radeloos en vertwijfeld. In conflict met mijn geweten en met mijn kinderen. Hardnekkig uit te leggen dat we vanavond geen boontjes eten. Niet omdat ik iets tegen boontjes zou hebben. Integendeel. Wel tegen het feit dat de boontjes in kwestie uit Kenia komen. Dus leg ik voor de 32ste keer uit dat die appetijtelijke, lentefrisse, heldergroene boontjes er een hele vliegreis hebben opzitten. Dat zo’n vliegtuig onverantwoord veel brandstof verbruikt en bijgevolg de planeet verpest. Dat die verleidelijke boontjes geplukt werden door arme mensen die veel te veel, veel te lang en te hard moeten werken en daar amper voor betaald worden. Dat we geen boontjes uit Kenia nodig hebben. De jongste zoon is niet te vermurwen. Dus koop ik hem om met ander lekkers, iets wat bij voorkeur niet de halve wereldbol heeft rondgereisd om ons te bereiken en niet door uitgebuite kindertjes werd geproduceerd.
Van de boontjes naar de chocopasta. Een gelijkaardig scenario speelt zich af. Fair Trade choco, geen Nutella. Om een of andere duistere reden, beelden kinderen zich in dat Nutella lekkerder is dan eender welke andere choco (wat door blinde smaaktesten wordt tegengesproken, maar passons). Wij eten dus geen Nutella. En liefst ook geen andere reguliere chocopasta. Niet meer sinds ik ooit een docu zag over kinderen van de leeftijd van de mijne, die de hele dag druk in de weer waren met in vervaarlijk hoge bomen klimmen om cacaobonen te plukken. Kinderen horen op school. Vooral daar waar dat hun enige kans op een waardig bestaan is. Sindsdien verschijnen die kinderen op mijn netvlies telkens ik een pot choco zie staan. Mijn oudste zoon kent het riedeltje intussen uit het hoofd, de jongste en hardnekkigste blijft proberen. Ik ben niet te vermurwen.

We fietsen naar de rommelmarkt in een andere wijk van de stad. Fietsen is goed voor de lucht, stelt de oudste goedkeurend. Hij heeft niet in de gaten dat ik knarsetandend en met absurd hoge dosissen cortisol in mijn lijf achter hem fiets, af en toe “aan de kant blijven’ en ‘pas op’ gillend, de rest van de impulsieve kreten inslikkend.  Een bestelwagen raast ons voorbij. Zo’n 10 cm scheidt het rijdende gevaarte van mijn sprieterige kind. Mijn lijf overweegt een hartverzakking, maar vermant zich. Het kind zwalpt vrolijk verder, zich van kwaad noch gevaar bewust. Ik vraag me in stilte af waarom ik zo nodig met de fiets van Oostakker naar De Muide wilde. Nauwelijks twee weken geleden reed een vrachtwagen een fietsend kind dood bij ons om de hoek. Dan denk ik aan het schuldgevoel dat mij steevast doet blozen zodra ik plaatsneem achter het stuur, weinig subtiel versterkt door de afkeurende opmerkingen van de oudste zoon over vervuilde lucht en aanverwant klimaatonheil. Opvoeden kan soms ergerlijk doeltreffend zijn.

Deze zomer gaan we naar de Ardennen,  net als de voorgaande jaren. Vrienden en collega’s zoeken verleidelijke en exotische bestemmingen op. Ik slik mijn afgunst door, terwijl ik iets mompel over ecologische voetafdruk en dubieuze arbeidsvoorwaarden bij low cost-maatschappijen. Ik stop mijn vingers in mijn oren terwijl een collega vertelt dat je voor 33 Euro heen en terug naar Budapest kan. De Ardennen zijn geweldig. Echt.

Terwijl ik lokaal en kleinschalig geteelde pastinaak en koolrabi in de stamppot hak, dwalen mijn gedachten af naar overgesubsidieerde bedrijfswagens (4,1 miljard subsidies om precies te zijn, meer dan vier keer zoveel als er naar De Lijn gaat),  aan dichtslibbende steden vol fijn stof, aan ontbrekende fietspaden, aan besparingen op openbaar vervoer dat je nergens meer brengt, aan de rampzalige Vlaamse ruimtelijke ordening. Plots word ik overmand door een onbedaarlijke trek in boontjes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten