biekesblog


woensdag 28 augustus 2019

Bol(t)

Jetse Bol. Een naam als een Hollands gebakje, ambachtelijks en lokaal, gebakken volgens een oeroud en geheim familierecept.

De Friesche Bol reed jaren lang bij het illustere Rabobank, het latere Belkin, de ploeg die hem in 2014 bedankte voor bewezen en onbewezen diensten, een jaar waarin hij vaker tegen het asfalt lag dan op de fiets zat. Opleidingsploeg Join's-Derijke viste hem op, maar een succes mocht de verhuis niet heten. Tot Jetse, die intussen met zijn Mexicaanse vriendin in Spanje woonde en zich voor het gemak een Spaanse manager had aangeschaft, terecht kon bij het bescheiden Colombiaanse Manzana-Postobon, een ploegje met een bubblegumroze bus, gesponsord door een appelfrisdrankje, waar Spaans spreken een absolute voorwaarde was. Daar stond Jetse, Friezig donkerblond en rijzig te grijnzen tussen de Colombianen. Hij spijkerde z'n Spaans bij alsof z'n leven ervan afhing. Nooit had hij zo hard gestudeerd. Motivatie is een machtige motor.

Maar wat koersten die Colombianen weinig. Te weinig naar de goesting van Bol, met koppige regelmaat Bolt genoemd door de Spaanssprekende wielrennerij, een vergissing die hij na een paar keer corrigeren gemakshalve liet gedijen.
Van verveling stapte Jetse vorig jaar over naar het al even bescheiden en pro-continentale Burgos-BH, een Spaans ploegje met spuuglelijke knalpaarse truitjes, waar hij opnieuw de vreemde Hollandse eend in de bijt is, maar dat goddank een wildcard in de wacht sleepte voor de hoogmis van de Spaanse koers, La Vuelta. Bol blij.

Blijdschap die zich vandaag, in etappe 5 van de Vuelta, vertaalde in een vroege vlucht met reikwijdte. Tot 10 minuten liep Jetse uit op het peloton, vergezeld van ploegmaat en bollentrui Madrazo en José Herrada. Die hoogtestages rond Medellin leverden eindelijk op. Bij de Noorderburen stegen de verwachtingen als strak opgeblazen ballonnen. Zou het echt? Kon het? Was het mogelijk? Zelf begon ik er alvast oprecht in te geloven.

Madrazo loste, maar kwam terug. En loste. En kwam terug. Enzoverder. Jojoënd op twee wielen. Iemand deelde een filmpje van Jetses zoontje Mikel die gefascineerd naar z'n ontsnapte papa staarde op het scherm, en hem met z'n peuterhandje probeerde aan te raken. Ik ging nog harder duimen. Koersfanaten zijn stiekem dol op sprookjes.

Op een krappe 500 meter van de meet perste Angel Madrazo de laatste krachten uit z'n benen en bleef Jetse keurig en loyaal zitten. Madrazo won en weende. Jetse juichte, blij als een kind op Sinterklaas. Andere renners zouden collegiaal grijnzen, maar in stilte balen. Maar Jetse doet niet aan balen en kon z'n vreugde niet op. "Of hij toch echt niet licht ontgoocheld was?", drongen de interviewers aan. Jetse gaf geen krimpje. Winnen ware aardig geweest, maar ach, hij had een geweldige dag gehad.
Over een paar dagen probeert hij het gewoon nog een keer, want je weet maar nooit. Ik weet nu al dat ik ga duimen. Want Bol(t) verdient een sprookje.







maandag 26 augustus 2019

De Vuelta: De proloog van de spot

De edele kunst van het wielervoorspellen werd dit jaar een knelpuntberoep waar geen weldenkend kenner zich nog aan waagt. Iemand had in februari stiekem het wetboek, de handleiding en de logica van de koers door de papierversnipperaar gehaald. Naar de  reserve-exemplaren wordt nog steeds naarstig gezocht.

Snotneuzen rijden ervaren toppers op een hoopje verdriet. Afgeschreven anciens beginnen aan een tweede leven. Gevallen helden vinden ergens onderin het leeggeschonken vat een bodempje droesem en gruis van toverdrank. Het klimaat slaat ook in de koers op hol: moessons in Italië, sneeuwstormen in juli, aardverschuivingen, hete wind die als een haardroger over het peloton wappert.
Met wijd open mond naar het scherm staren onder het mompelen van "hoe kan dat nu?" werd het nieuwe koersdutje.

Geen stamboekkoers drijft zo de spot met de argeloze wielerminnaar als de Vuelta: het kleine, wat lompe, iets te vaak uitgelachen broertje van de grote rondes, een drieweekse uitputtingsslag onder een verzengende Spaanse zon, langs hoogbewoonde costas en verlaten cols, uitgeteerde woestijnlandschappen en geitenpaden als muren.
Een ronde met een historie van vergeten winnaars, van veel te laat geschrapte winnaars, van winnaars die niemand kent; van spijkers op de weg en Baskische bommen, van stiekem wegsluipende kampioenen die nooit meer terugkeren en van overmoedige Feria-coureurs. En altijd weer die ellendige hitte, die van renners latex poppetjes en van asfalt play-doh maakt.

Naar de proloog van deze Vuelta, in de hoogedele discipline van de TTT, werd feestelijk uitgekeken, ook al wisten we allemaal al lang dat de zwart-gele superbrigade zou winnen. Ergens langs het parcours zat een blije peuter te spetteren in een movistarblauw opblaasbadje, die ochtend door een liefhebbende vader opgepompt en gevuld, kwestie van het kind in stilte bezig te houden op deze hoogdag van de Spaanse wielrijderij.

Een tiental kilometers trok Tony Martin, de grootmeester van het tijdrijden, zijn ploeg gevleugeld vooruit, richting eindteller, waar het podium en een schreeuwerig rood truitje geduldig op hen wachtten. Tot een kat, een spijker of wie weet een verdwaalde tak het goedkope plonsbadje lek prikte. Tot liters water op de weg een halve ploeg favorieten tegen het hete asfalt deden smakken. Tony, een man van weinig woorden of vertoon, viel niet, maar bleef behendig op z'n schuurpapiertje zitten. De kapitein aanschouwde het slagveld en de gehavende troepen gelaten vanonder z'n regenbooghelm. Sukkels, leek hij te denken. Maar niemand weet wat Tony denkt.

Soms lacht de koers je uit in je gezicht.



woensdag 14 augustus 2019

Genoeg!


Een aantal renners, waaronder Bob Jungels, Tim Declercq, Paul Martens en Marcel Sieberg, uitten scherpe kritiek na de derde etappe van de Binckbank Tour. Ze lieten verstaan dat ze het parcours ronduit onveilig vonden.

De veiligheid van renners is een heet hangijzer. Of pretendeert het te zijn. De tragische dood van Bjorg Lambrecht maakte bij sommige renners heel wat latente emoties wakker. Woede over het gebrek aan respect voor hun veiligheid. Angst, die altijd meerijdt, en renners bezwaart en soms blokkeert.
Wielrenners staan nochtans niet bekend om hun geknies, geklaag en gejammer. In geen enkele sport tonen atleten zich zo wendbaar, veerkrachtig en onversaagd. De koers gaat altijd verder. Wie valt en nog kan trappen, trapt verder. Sleutelbeenbreuken, schaafwonden van een vierkante meter, en erger ... ze houden een renner niet van de fiets.
Wanneer renners het beu zijn en een signaal geven van hun ontevredenheid, zijn mensen verveeld en geschokt.

Het is niet voor het eerst, en wellicht niet voor het laatst, dat renners kritiek uiten op de wegen en het parcours waar ze langs en overheen moeten racen. Kritiek die gaat over hun leven en dood, maar die zoals zo vaak weerlegd en gepareerd wordt, en vervolgens verticaal geklasseerd. Want de organisator ziet geen kwaad, de sponsor wil gewoon veel volk en de ploegmanager is vooral geïnteresseerd in winst en visibiliteit. Dat is kort door de bocht, maar helaas soms pijnlijk waar.
Wie hier langer dan 5 seconden over nadenkt, en beweert echt iets te geven om de koers, zou heel erg boos moeten worden.
Mensen die de wielersport liefdevol willen veranderen en innoveren weten hoe hoog de muren zijn, hoe hardnekkig de bezwaren tegen elke nieuwlichterij.

Toch is het hoog tijd voor een aantal vragen: Hoeveel dode en zwaar gewonde renners is ons plezier en vertier waard? Hoe spectaculair en gevaarlijk moet de koers zijn om ons te animeren en tegen welke prijs? Neemt er eigenlijk iemand renners, hun leven, hun gezondheid, hun welzijn ernstig? Of doen zij er niet toe?
Wielrenners zijn geen robots, maar mensen van vlees en bloed. Mensen met ouders, geliefden, kinderen, een leven dat het waard is geleefd te worden. Wie beweert een koersliefhebber te zijn, moet in de eerste plaats van coureurs houden, en hun veiligheid en welzijn verdedigen en bepleiten.

Mensen die beweren van wielrennen te houden, maar overduidelijk niets geven om wielrenners, die mogen wat mij betreft de sport verlaten langs de dienstuitgang.
Zelf heb ik genoeg bloed, tranen, wonden en onverdraaglijk verdriet gezien in de sport waar ik van houd. Het is genoeg. Het is te veel. Het moet stoppen.
-->

-->

vrijdag 9 augustus 2019

Het menneke


Vol consternatie zat ik naar Remco te staren, bijna lachwekkend geprangd tussen twee bomen van kerels, maar wel met Europees goud rond z'n nek.
Een “menneke”, een “ventje”, een “jochie”. Een snotneus met acné en Justin Bieber-haar. Guitigheid en babyvet. Strakke spieren en ultra strong haargel. Ergens tussen kindertijd en maturiteit. Schattig als een puppy. Tot de Ket op z’n fiets zit. Trappend verandert de puppy in een gevaarlijke bloedhond.

Op mijn negentiende had ik net de geneugten van het vrije kot- en stadsleven ontdekt en verkend. Mijn prestaties beperkten zich bescheiden tot de eerste les van de dag halen na een nacht vol pintjes en zonder slaap; tot eerste zit halen zonder me een depressie te blokken. Woekerend met mijn lijf en gezondheid exploreerde ik het vrije leven en de grote wereld.

Deze jongen is 5 jaar ouder dan mijn eerstgeborene, een huiselijke sprinkhaan die nooit zonder z’n eekhoornkussen slaapt en mij 5 keer per dag platknuffelt. Deze jongen fietst ervaren dertigers naar huis alsof dat heel gewoon is. Je kijkt ernaar en bedenkt dat het eigenlijk niet kan. Maar ja. We hebben dit jaar al zo vaak gedacht dat iets niet kon om het vervolgens te zien gebeuren.

Het mooiste was niet de prestatie op zich, hoe indrukwekkend ook. Wat mij van slag bracht was de waterval aan opgehoopte tranen die hem en ons overvielen. Je zal maar 19 zijn, twee jonge collega’s verliezen in een jaar tijd, evenveel gezeik en kritiek als ongebreidelde lof slikken en vervolgens jezelf en de rest van de wereld keer op keer met verstomming slaan. Een mens zou voor minder janken.
Dat Remco won was bijzonder. Dat hij zo onbedaarlijk moest huilen om te veel dode vrienden, te veel ongepland succes en een hogedrukketel vol verwachtingen, het maakte van het menneke een echte mens, van het wonderkind een held.

Wonderkinderen op de fiets stemmen mij bezorgd. Ik zou hun moeder niet willen zijn. Daar staat je kind, de blik der natie vol adoratie, skepsis en afgunst op hem gericht, ongewapend tegen duizelingwekkende verwachtingen en vlijmscherpe kritiek. Je probeert niet te denken aan haarspeldbochten, steile afdalingen en een gevarieerd spectrum aan betonnen en stalen wegobstakels, aan veel te korte of fout gelopen rennerslevens, aan de tol van de roem.
"Als ie maar geen voetballer wordt", zong Boudewijn De Groot. Boudewijn vergiste zich. Het had natuurlijk “als ie maar geen wielrenner wordt” moeten zijn. Geen stiel zo hard, zo gevaarlijk, zo meedogenloos als fietsen.

Terwijl ik naar "het menneke" keek, bad ik de wielergoden om over hem te waken. Een wanhoopsdaad, gezien de onachtzaamheid van de wielergoden, die jonge renners verlammen of laten sterven zonder genade.

Talent beschermt je niet, houdt het noodlot niet tegen. Talent is even verraderlijk diep als duizelingwekkend hoog. Een pad dat door de bergen slingert, instagramwaardig mooi, maar dodelijk als je even niet oplet.

Wees voorzichtig, menneke.
-->

dinsdag 6 augustus 2019

Nooit meer opstaan

Bjorg Lambrecht (22) overleden na valpartij in Ronde van Polen

Koersliefhebbers weten het: dat de koers net als het leven is. Bochtig en onvoorspelbaar; glorieus en brutaal; vitaal, en soms, heel soms fataal.

Wat wielrenners onderscheidt van andere sporters is hun onverstoorbaarheid; de aan krankzinnigheid grenzende koppigheid die hen altijd weer doet opstaan. Geen renner die nooit de pijn van schaafwonden en een gebroken sleutelbeen heeft gevoeld. Het doet zeer, maar dat geeft niet. Zolang de benen maar kunnen trappen.
Als een renner valt, maar niet opstaat, slaat ons hart een slag of twee over. We wachten op het vertrouwde, verlossende teken: de renner die rechtkrabbelt en naar z'n fiets grijpt.

En dan: een renner die niet opstaat. Een fiets die blijft liggen. Een laagje ijs over onze borstkas. Een zeemansknoop in de maag. Wachten op het onafwendbare verdict.
Gisteren was alles mogelijk. Vandaag kan niets meer zijn.
Het is niet nieuw. We kennen het. We vervloeken het.
Koers is prachtig. Koers is nu en dan niet te verdragen, zelfs niet voor wie er onvoorwaardelijk van houdt.

Voor de renner die zijn ploegmaat, collega, maatje zag starten, maar nooit zal zien finishen; die verder moet met lood in de pedalen en de doffe ogen van wie ongewenst aan z'n sterfelijkheid wordt herinnerd.
Voor de ploegleider die de ouders van de jongen, die aan hem werd toevertrouwd, in de ogen moest kijken en daar alleen onpeilbaar verdriet las.
Voor de soigneur die meer weet over zijn renners en hun benen dan hun eigen lief, maar alle dromen, angsten en geheimen van deze eeuwige belofte voor zich houdt.
Voor de ouders van een gulzige knaap, die zijn prachtige toekomst voor zich uitgespreid zag liggen als een pad waar hij gewoon snoeihard overheen moest fietsen, maar die in de verte alleen nog maar donkerte zien.
Voor alle ouders die opspringen en de vaat gaan doen of de haag gaan snoeien, zodra ze hun beminde kind een berg zien afdalen of zich onbevreesd in een massaprint zien gooien, omdat ze het weten, omdat ze het vrezen, maar het nooit luidop zeggen.
Voor de renner die stopte met leven terwijl hij bezig was met wat hij het beste kon en het liefste deed.
Voor alle renners die nooit meer opstonden, nooit meer naar hun fiets grepen.

Geluk is vluchtig als twee armen in de lucht en een felgekleurde ruiker bloemen.