biekesblog


zondag 17 november 2019

'Le phénomène'

Het nadeel van een belachelijke voorraad talent is dat we achter het talent soms de mens niet zien. Als een bulldozer met een onuitputtelijke tank benzine stormde hij een paar weken geleden het veld in. De schrik van crossend Vlaanderen trok een spoor door de modder dat niemand volgen kon, alle ronkende verklaringen ten spijt. Dat hij zich niet top voelde, verklaarde hij na de eerste zege. Wat moet dat doen met de routineus bij elkaar geveegde tegenstand: de glorieuze overwinnaar horen verklaren dat hij “niet top” was? 

Wat volgde was voorspelbaarder dan een aflevering van FC De Kampioenen. Crossdagen werden herleid tot “even Van der Poel zien winnen”, volgens dezelfde wetmatigheid als die waarmee elke nacht weer dag wordt, en de seizoenen elkaar opvolgen. Hij start, hij rijdt, hij wint. Op endless repeat.

Als Van der Poel koerst lijkt alles makkelijk. Tandje bij, versnellinkje hoger, bunnyhoppend naar de meet. Kinderspel, zo lijkt het. Achter hem wordt geploeterd, gezweet en gevloekt, terwijl hij lijkt te spelen. Een gesel voor de tegenstand, de eeuwige achtervolgers, wie niet eens de troost gegund is om hem te haten, omdat hij geen eikel is. Was hij maar een eikel.

Afgelopen week verloor hij z’n opa. Diezelfde opa die bij koersfans met een geheugen bekend stond als de beminnelijkste aller renners. Zo’n ûberopa, waar elk kind van droomt. Blakend en blinkend van trots baggerde de opa op rubberlaarzen door de velden waar zijn kleinzonen doorheen sjeesden, fierder over hun exploten dan die van zichzelf in de verleden tijd. Onvergetelijk is de reportage van Sammy Neyrinck, waarin hij met Mathieu op bezoek mocht bij opa Poupou in de Tour. We zagen hoe de opa in z’n knalgele t-shirt breed grijzend liep te pronken met de kleinzoon, hoe hij hem overal, van promostand tot pershok, presenteerde als het achtste wereldwonder. “Le phénomène”, zo stelde de opa de kleinzoon voor aan iedereen die hij tegen het lijf liep. Het fenomeen zelf glimlachte beleefd, maar wat ongemakkelijk.

De ongenaakbare, onoverwinnelijke kleinzoon reed het verdriet van zich af in het Tsjechische Tabor. Het werd lastiger dan verwacht. Het werd zowaar spannend. Winnen bleek voor een keer niet evident, maar hij deed het toch. Om dan, voor het niets ontziende oog van de camera en de wereld z’n aplomb te verliezen en in tranen uit te barsten. 

We waren het bijna vergeten, dat de onhoudbare zegemachine ook maar een mens is. Een buitengewoon getalenteerde mens weliswaar, maar wel een mens, opgetrokken uit botten, pezen, bloed en evenveel emoties als wij allemaal. Laten we dat goed onthouden.

zaterdag 9 november 2019

Suikergoed

De zonen bekvechten met de buurjongens in de tuin. De hond op de sofa snurkt als een varken met overgewicht. De kat heeft zich verschanst in een kartonnen doos met oud papier en doet alsof ze dood is. De herfst smeert een vettige goudbruine filter over de late namiddag van een dag die voorbij gleed zonder commotie.

We stonden op en bakten eieren; ieder z'n eigen ei, om variaties in cuisson en gradaties van honger de ruimte te geven. We fietsten naar de stad, iets wat we zelden doen omdat daar op zaterdag veel te veel mensen zijn, waardoor eenvoudige handelingen als sokken kopen of een warme choco bestellen een corvee wordt. We kregen de slappe lach aan de kassa omdat ik me luidop afvroeg hoeveel kinderen je desgewenst in de recycleerbox van de H&M kan proppen, en in welke vorm ze dan gerecycleerd worden. We kochten alleen wat nodig was: grijze en zwarte joggingbroeken en grijze en zwarte sokken. Ik hou van simpel, zei de oudste, dus hielden we het simpel. Dat we alledrie niet van winkelen houden hielp ons de opdracht efficiënt uitvoeren, op het giechelend passen van schreeuwerige baseball-petjes na. Wanneer wij een winkel betreden willen we er meteen weer weg.

We beloonden ons geduld met twee papieren zakjes vol kersenstokken, zure peren en boterwafeltjes van confisier Temmerman, een eeuwenoud etablissement dat naar bijenwas en gebrande suiker ruikt en van snoepgoed een kwestie van nostalgie en handgeroerde degelijkheid maakt.

We besloten dat we boeken nodig hadden om voor te lezen op koude winteravonden, met ons drieën onder een wolk donsdekens, als kittens over elkaar gevouwen. In mijn favoriete boekhandel duwde ik de puber een boekje in z'n handen waar ik ooit zelf luidop om had gelachen: 'Het geheime dagboek van Adrian Mole, 13 3/4 jaar'. Niet dat hij ooit leest, dacht ik er in stilte en met een zweem van bittere spijt bij. Hij griste het boekje uit m'n handen en besloot dat hij het wilde, misschien omdat ik hem vertelde dat het ging over een jongen van bijna 14 die schrijft over z'n onuitstaanbare ouders en over z'n piemel.

Een half uur later schoof ik aan in een semi-ouderwets koffiehuis vol Nederlandse en Australische toeristen. De jongste zuchtte omdat het te lang duurde. De oudste graaide z'n boekje uit z'n rugzak en begon te lezen. Mijn adem stokte minstens 5 tellen. Nooit had hij vrijwillig een boek in z'n handen genomen, laat staan om erin te lezen. Ik beet op m'n tong omdat je soms gewoon moet zwijgen als je kind iets doet dat je blij maakt. In de rij staarde ik naar de lezende zoon, zoals je naar een natuurfenomeen staart, in het volle besef dat je iets unieks meemaakt.
We dronken warme chocolademelk en koffie en aten appeltaart tussen al die Nederlandse, Australische en andere toeristen en besloten dat onze stad zo mooi was dat mensen van ver wilden komen om er even te zijn. We besloten dat we boften.

Terwijl we huiswaarts fietsten, ter hoogte van de Dampoort, begon ik luid te zingen. Een bluegrass-classic die eigenlijk bedoeld is om in 'close harmony' te zingen. Geen idee waarom ik dat deed. Achter mij riep iemand "Mama, please!", alsof hij gegeneerd was, maar niet echt. Soms is alles goed zoals het is.