biekesblog


dinsdag 15 september 2020

Flink

 


Na de tweede en laatste rustdag mocht iedereen weer starten. Ik vroeg me meteen af of alle renners daar blij om waren, gezien de hoogtemeters die nog op de agenda stonden. Dinsdag was het meteen prijs: 5 cols lagen er tussen de start in La Tour-du-Pin en de finish in Villard-de-Lans, waar de Alpen zich ontvouwen. Hoera, de Alpen! Die hadden we nog te goed.

Over een kleine zes dagen zijn we thuis, deelde Michel vrolijk mee. Ik checkte het parcours en zag geen “kleine” dagen. Ik zag alleen maar grote bergen. Op een verloren moment fantaseer ik al eens wat ik zou doen met iemand die me drie weken lang op twee wielen over zulke wegen zou jagen. 

 

Wie nog iets wilde winnen of bewijzen moest zich haasten en dat deden ze. Rustig opwarmen in de aanloop van een Touretappe leek alweer een bedreigd gebruik. Waar is de tijd dat er eerst een uurtje keuvelend door het landschap werd gefietst? Je kon wegkapitein Tony Martin bijna geërgerd met z’n tong horen klakken, als een onderwijzer die een meute stuiterende zesjarigen op een rij probeert te krijgen.

Ik werd zelf ook doodnerveus van het jachtige gespring. Maar ik hoefde dan ook geen manager, ploegleider of sponsor te overtuigen van mijn intrinsieke kwaliteiten op de fiets.

 

Zodra de rust weerkeerde en granieten Tony kordaat aan het roer had postgevat, werd in het commentaarhok de kwestie van Aert nog maar eens aangekaart. Meer bepaald de medische, sportieve en menselijke plausibiliteit van Wout als toekomstig Tourwinnaar. En dat op zijn verjaardag. Op mijn eigen verjaardag wil ik vooral met rust worden gelaten. Maar wielercommentatoren zijn jezuïeten. Plus est en vous. Hoe goed je ook bent, het moet altijd nog beter. 

Wat Wout zelf droomt of wenst leek een voetnoot, een futiel detail in het debat. Uit Woutliefde hoop ik dat Wout nooit de Tour wil winnen. Nooit meer die fonkel in zijn ogen van zodra hij door de modder mag banjeren. Nooit meer driftig dokkeren over de kasseien. Nooit meer de gezelligste thuis. Altijd honger. Altijd controle. De blik permanent op die drie heilige weken. 

 

Even later, terwijl de koers in een vertrouwde plooi viel, en de Giro Rosa terloops ter sprake kwam, vroegen de commentatoren zich luidop af of vrouwelijke renners emotioneler en rancuneuzer waren, een retorische vraag, zo bleek. Ik diepte beelden van knokkende, spuwende, duwende, bidonsmijtende, huilende, stampvoetende en furieuze coureurs op uit mijn omvangrijke koersgeheugen en liet ze als een onderhoudende langspeelfilm over mijn netvlies glijden. 

 

De verdiende winnaar van de dag, Lennard Kämna, had twee jaar geleden een dipje. De druk op zijn piepjonge schouders trok hem naar beneden. Burn-out is geen ingeburgerd begrip in de topsport. Renners moeten flink zijn en trappen. Lennard nam een pauze en kwam terug. En kijk nu.

Coureurs hebben emoties. Ook de vrouwen. Goddank.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten