biekesblog


dinsdag 13 oktober 2020

In de coulissen

 


Op zondag 25 oktober had ik met mijn rubberlaarzen in een godverlaten Noordfrans aardappelveld willen staan, mijn ogen op een gegeseld peloton vol dokkerende, lijdende, zwalpende, vallende, vloekende coureurs. Het mag niet zijn. De mooiste koers van het jaar werd voor de tweede keer dit jaar afgelast. Ik was goddank alleen thuis toen ik het nieuws vernam, zodat ik zonder didactische bezwaren kon vloeken. Geen bos van Wallers, geen Mons-en-Pévèle, geen Carrefour de l’Arbre. Geen vergane glorie van de Vélodrome André Pétrieux. Geen beslijkte of bestofte tronies. Geen renners met ontstoken teelballen van het gerammel en gedreun over schots en scheef neergekwakte kasseien.

Gelukkig was er Gent-Wevelgem, de koers die al jaren in Deinze en sinds dit jaar in Ieper start, maar geen Gentenaar die daar moeilijk over doet. Gelukkig was er herfstig weer voorspeld, met wind, regen en beslijkte wegen vol smurrie en gevallen bladeren op en rond de Kemmelberg.

De koers moest zich ontvouwen als een duel tussen meestercrossers van Aert en van der Poel, ridders in de orde van het modderspoor. De ene moest niets meer want had al bijna alles gewonnen dit jaar, de andere had zich na een lastige aanloop opnieuw haast onklopbaar getoond. Genoeg redenen om de hypothese van de derde hond en het been wijselijk in het achterhoofd te houden.

In een elitegroepje van robuuste reuzen gluurde iedereen halvelings naar de gedoodverfde winnaars, en die twee alleen naar elkaar. Dus won iemand anders. Goeie benen zijn leuk, maar je wint er niet per se de koers mee. Ik vloekte onwelvoeglijk luid terwijl Mads Pedersen zijn medevluchters aftroefde in de sprint en Dylan Teuns als een verdwaald roodborstje achter een vlucht valken kwam aangefladderd, alsof hij zich van koers vergist had. 

Wout flapte z’n ontgoocheling eruit als een gulpje braaksel. Na 230 kilometer aan een rotvaart in het zadel zegt een mens al eens iets dat hij achteraf bekeken liever voor zichzelf had gehouden. Wielercommentatoren en -analysten sprongen op de quote als aasgieren op een vers en mals kadaver. De invasie van Nederland door woeste Vlamen met fakkels en rieken leek nabij. 

 

Ironisch genoeg was het uitgerekend bij de vrouwen, waar het al jaren steevast Nederland boven is, dat twee Belgische vrouwen vochten tot op de meet. Tactisch spel, sprinten op de snee en Dhoore die Kopecky klopte met een bandlengte. Ik hoopte dat alle meisjes die twijfelden om op een koersfiets te stappen goed gekeken hadden.

 

Voorts ging mijn aandacht zoals wel vaker naar de coulissen van de koers, waar soms de mooiste strijd wordt geleverd. Daar stond Marc Cavendish, die geen blijf wist met zijn emoties. Cav reed z’n laatste loodjes, na twee jaar zonder prijs. De man met 30 Touretappes, 48 grote ronde-etappes, drie puntentruien een een regenboogtrui op z’n palmarès, keek vandaag het einde van z’n loopbaan in de ogen en huilde om wat geweest was en om wat nooit meer zou komen.

 

Maar ik dacht vooral aan Griet Langedock, de vrouw achter de koers. Brandweervrouw, koersorganisator, moeder, onvermoeibaar lid van de commissie vrouwenwielrennen, en nu vooral ongeneeslijk ziek, een feit waar ze geen spel van maakt. Terwijl de analysten en andere tisten hun uiterste best deden om van 5 minuten frustratie een vete te maken omdat conflict een lucratief verdienmodel is, juichte ik voor Griet, die een prachtige koers georganiseerd, verdiend en in stilte gewonnen had. 

1 opmerking:

  1. Heel grappig was Thijs Zonneveld die zondag een podcast over 'de vete' opname en intussen met één oog naar de sprint bij de vrouwen keek, iemand van Boels Dolmans zag winnen en van pure gewoonte concludeerde dat het dan wel Amy Pieters moest zijn. Om dan enkele minuten later tot zijn eigen verbazing te moeten toegeven dat het eigenlijk Jolien D'hoore was. Fijne blog trouwens, Bieke, voor mij de ontdekking van de dag :)

    BeantwoordenVerwijderen