biekesblog


zaterdag 2 oktober 2021

Hel en heil

 Geen fotobeschrijving beschikbaar.Wie weet nog wie de allereerste winnaar van de helletocht was? De Duitse Josef Fischer reed in 1896 als primus over puin, grind en zand naar de meet van Roubaix. Van kasseien was nog geen sprake. Die kwamen er pas na WOI, om de wegen die door oorlogsgeweld waren vernield accuraat te herstellen. Vandaag staat Parijs-Roubaix synoniem voor het geluid van fietsbanden die oorverdovend luid en aan een verschroeiend tempo over de kasseien dokkeren. Dakadakadakakdaka. Wat dat schudden en denderen met een mensenlijf doet is voer voor urologen en psychologen. Zelfs als je met ongeschonden ballen of vulva aan de finish komt, zien je handpalmen eruit als pastrami. Rauw, rood en aan flarden geschuurd vlees. Kasseien kennen geen genade.

Daar lagen ze dan, schijnbaar achteloos en lukraak, zonder logisch of geometrisch patroon over de aarde uitgestrooid, als vers van de boom gevallen kastanjes. 

Eigenlijk waren ze nooit bedoeld om overheen te fietsen. Waarom zou je fietsen in een landschap dat opgekropte treurnis ademt? Waarom zou je fietsen van aardappel- naar maïsveld onder een ontroostbare hemel, terwijl opspattend slijk je huidplooien doet dichtslibben? Waarom zou je fietsen op een plek die enkel herbergzaam is voor traag gelooide landbouwers, boerenpaarden en tractoren?

 

Maar ze wilden het zo graag, meneer. Was het de zwaar beladen geschiedenis van de race of de symboliek van de knoestige kassei die hen zo koppig deed verlangen? Ik denk dat ik weet waarom de vrouwen vandaag zo diep voldaan over de meet kwamen. Een slordige eeuw en een kwart was hen verteld dat hun tere gestel niet gemaakt was voor dit soort exploot. Hun baarmoeders en eileiders zouden imploderen; het voortbestaan van de mensheid zou in gedrang komen als vrouwen zichzelf aan dergelijke zelfkwelling blootstelden. Dat het voor velen “de schoonste want ellendigste koers van het jaar” was deed niet terzake. Vrouwen moest men tegen zichzelf en de elementen beschermen. Niet voor hen zelf, maar voor de goede orde der zaken. 

 

Vandaag zag ik 123 vrouwen aan de start staan van hun allereerste Paris-Roubaix. Onversaagd en opgewonden. Blij vooral, omdat het eindelijk mocht. Opgelucht, trots en geschonden kwamen ze over de finish, alle slijk en rampspoed ten spijt. Lizzie Deignan ging iedereen voor, haar ongeschoeide handen als pastrami, haar stuur bebloed, haar stem wiebelig van emotie. Lizzie had nochtans al vaker een lastige koers gewonnen. Lizzie had jaren gekoerst op het scherp van de snee, en passant een kind gebaard, en was vervolgens teruggekomen om opnieuw te koersen alsof ze nooit was weggeweest. Lizzie had luid en onbevreesd bepleit dat vrouwelijke renners een zwangerschapsverlof verdienen, zoals iedere andere werknemer. Lizzie had haar stem gebruikt wanneer het nodig was. Uitgerekend op deze heugelijk historische dag voor het vrouwenwielrennen sjeesde dappere Lizzie op 81 km van de finish weg, moederziel alleen, blote handen op een schokkend en schuddend stuur, blik op de einder. Dat Lizzie won was van de zuiverste poëtische gerechtigheid.

 

“Hoe ze zich voelde”, vroeg de journalist obligaat. Wist Lizzie veel. Ze had zichzelf net de koershistorie in gefietst; haar handpalmen brandden, en oh wat was ze vuil en moe. Achter Lizzie’s smalle en beproefde rug kwam de ene na de andere beslijkte renster binnen, grijnzend, ongeacht haar ranking. Allemaal wisten ze wat een bijzondere dag het was geweest. Zo’n dag die je nooit meer vergeet, niet zozeer omwille van de schaaf- en andere wonden, de kou en de smerige nattigheid, maar omdat je samen geschiedenis hebt geschreven; omdat er opnieuw een kassei verlegd is, hoe onooglijk en knoestig ook.

woensdag 28 juli 2021

Scharrelkippen

Eieren: scharrel, vrije uitloop, biologisch | Milieu Centraal

Terwijl ik grimassend van de spierpijn na een doodgewone sporttraining voor doodgewone stervelingen van de sofa naar het koffieapparaat sukkelde, begon Wout van Aert aan zijn Olympische tijdrit. De verwachtingen van de natie hingen zwaar en dreigend als onweer in de lucht. Wanneer wij onze olympische dromen de vrije loop laten zijn ze als scharrelkippen. Ze rennen en pikken lukraak in het rond, zonder zichtbare logica.

De vaderlandse sportmedia hadden het bier al koel gezet om de vanzelfsprekende medaille te vieren. Wout moest enkel nog starten en trappen. Eitje, zei de kip.

Niemand die zich afvroeg of je wel de beste kan zijn in een loeizware klimtijdrit nadat je in 4 weken tijd een krachttoer van een Tour de France en een exemplarische olympische wegrit hebt gereden. Sportdromen zijn ballonnetjes van teflon. Vragen en bedenkingen zijn voor later, veel later, wanneer het ei niet gelegd raakt en de ballon openspat met een sisser, wanneer wij verongelijkt naar het resultaat staren, alsof atleten voor ons, en alleen voor ons sporten.


Ontgoochelend, teleurstellend, afknapper. Er bestaan veel woorden voor wat we voelen als sportdromen geen waarheid worden. Het grappige is dat ze nooit onszelf betreffen. Altijd is het de atleet, de prestatie, de omstandigheid die ontgoochelt, teleurstelt, afknapt. Wijzelf zijn de zielige slachtoffers van het onderpresteren, de slappe tactiek, het gebrek aan wilskracht of motivatie, het ondermaatse vormpeil. Arme wij, zielig pruilend op de sofa. Want wij hadden recht op die medaille.


Dat topsporters zichzelf elke dag binnenste buiten keren, van hun gefocuste hoofd tot hun verkrampte tenen, schijnt aan onze aandacht te ontsnappen, verblind door de medaillespiegel.

Zelf vraag ik me permanent af hoe je dat doet, topsporter zijn en niet bezwijken onder de broeierige hoop en de drukkende verwachting, onder je eigen spartaanse leven; hoe je elke dag voor dag en dauw in een stinkend chloorbad kunt liggen zonder je af te vragen waarom; hoe je wekenlang weg van huis op een kale berg kunt zitten, ver van je gezin, om pestcols te vreten alsof het koekjes zijn; hoe je na elke ellendige en pijnlijke blessure weer rechtkrabbelt, je lijf gedeukt, gescheurd, gebroken, en gewoon weer van nul begint; hoe je niet gillend gek wordt van zo’n gepijnigd bestaan.


Wout won geen goud. Zelfs geen zilver of brons. Zesde worden bleek het hoogst haalbare. Wout bleek geen androïde, maar een mens te zijn, een vermoeide mens bovendien. De tank was leeg, het vat was af, het lijf sputterde. 

Daar vonden sommige mensen wat van, en veel bovendien. Want zij waren ontgoocheld, teleurgesteld, afgeknapt op deze povere prestatie. Zo gaat dat met verwachtingen: ze kakelen, maar denken niet. Ze pikken, maar herinneren niet. Ze scharrelen, ook al ligt er nergens nog wat eetbaars.


Ik dacht aan die keer dat de leraar Nederlands “Jij kan beter” op mijn rapport schreef, nadat ik mezelf dagenlang had uitgewrongen boven een blad papier en het beste wat ik daar en dan kon schrijven had neergepend.

“Fuck you”, dacht ik. “Hoe weet jij of ik beter kan? Zat je naast me terwijl ik schreef, schrapte, herschreef en nog meer schrapte, om vervolgens opnieuw te beginnen? Zat je in mijn hoofd, waar de letters en woorden over elkaar buitelden tot ik er duizelig van werd? Denk je dat ik schrijf voor jou, en je ongegeneerde wensen?"


Naar goede gewoonte zocht Wout geen excuses. “Ik kon niet beter.” Waarmee eigenlijk elke discussie beslecht had moeten zijn. Alsof iemand die net drie cruciale Touretappes heeft gewonnen en tweede werd in een slopende Olympische afvalrace zich moet verantwoorden. Wie het allerbeste van zichzelf geeft, die laat je voorts met rust. Die pijnig je niet met je eigen fabuleuze dromen en wensen. Die is jou niets verschuldigd.

zondag 18 juli 2021

Wat als

 Tour de France | Alles wat je moet weten over etappe 21: Mantes-la-Jolie –  Parijs | Wieler Revue

Wat als Primoz Roglic niet op dag drie z’n stuur in dat van Sonny Colbrell had gehaakt om vervolgens als een papieren vliegtuigje ter aarde te storten. Wat als Mathieu van der Poel niet zo nodig wilde mountainbiken en ook daarin zo idioot en zichtbaar goed zijn, en in Frankrijk was gebleven. Wat als Jonas Vingegaard zijn kopman en doelstelling niet op dag drie had zien zinken als een lekke sloep. Wat als het weer in Frankrijk niet zo ontmoedigend guur en klam was geweest, maar het peloton zich doorheen een langgerekte hittegolf van klif naar veldwegel naar col naar boulevard had gesleept.                                                                                                                           Wat als Richard Carapaz net dat tikje beter z’n best had gedaan om een degelijke tijdrijder te worden. Wat als Mark Cavendish niet als een drenkeling aan boord was gehesen van de blauwe tanker. Wat als Dries Devenyns niet drie weken lang voor Cav had gezorgd als een toegewijde vader voor z’n bedlegerige zieke kind en gewoon voor zichzelf en niemand anders had getrapt. Wat als Wout van Aert in de modder en het zand van zijn geliefde Kempen was gebleven en niet zo schrikwekkend en splijtend hard over asfalt was beginnen fietsen. Wat als Tadej Pogacar op z’n tiende was gaan voetballen zoals alle andere tienjarige jongetjes. Wat als iemand op die laatste dag richting Parijs had besloten dat het pas voorbij is op de meet en dat lauwe bubbels slurpen op een racefiets voor boomers is.

 

De koers is als het leven: een bakje fichekaarten met zinloze “wat als?”-vragen. Hoop en verwachting lopen vast in toevallige feiten en stommiteiten. Die ene gemiste bocht of afslag; die ene dag met een jasje te weinig om het lijf; die ene dwaze beslissing of het uitblijven van eender welke beslissing. Achteraf is alles helder als een Alpenbeekje. Waarom en door wiens stomme schuld de dingen liepen zoals ze niet hoorden te lopen; waarom wij toch gelijk hadden in ons flagrante ongelijk: na afloop en met de puinhoop voor ogen lag de plot van bij het begin vast. Zie je wel dat en ik zei het toch en had ik het niet voorspeld.

 

Het einde van een Tour de France is als het opbreken van een scoutskamp. Bij het neerhalen van de tenten, het blussen van de laatste restjes smeulend vuur en het bij elkaar grabbelen van verloren voorwerpen hebben we al heimwee. Verkleumde vingers en zere ledematen worden futiliteiten of kostbare vertelsels wanneer het einde zich presenteert. Zelfs de vervelendste pestkop van de groep krijgt instant vergiffenis wanneer alles onherroepelijk voorbij is.

Het einde van een Tour de France is als de allerlaatste episode van je favoriete feuilleton. Terwijl de eindgeneriek over het scherm schuift mis je de personages al, zelfs de kleurloze en de gemene, de irritante en de overbodige. Je vergeeft de scenarist die paar ongeloofwaardige of al te noodlottige afleveringen. 

 

Wat ik ga missen: het kluwen aan verhaallijnen; de publiek geheime vetes; de kansloze vlucht van de dag die plots niet kansloos blijkt; de suizende geruchtenmolen vol roddels en vermoedens over mechanische en andere doping; de astronomische verwachtingen die de verzamelde koersmedia dagelijks projecteren op het granieten lijf van Wout; José die Bissegger hardnekkig Bissinger blijft noemen, ook na nadrukkelijke correcties van Michel; de geaffecteerde nadruk op de eerste lettergreep van het woord landgenoten in de mond van Michel Wuyts; Renaat die van geestdrift bijna van z’n motor stuitert; vloeken naar hersenloos meehobbelende toeschouwers in een bezwete onderbroek; vruchteloze pogingen om wanhoopstactieken te doorgronden; blij zijn dat de afdaling voorbij is; voorbeschouwen, nabeschouwen, voorbeschouwen op het nabeschouwen; het dagelijkse verheugen op alweer een nieuwe dag vol nieuwe kansen.

 

Het enige mooie aan de laatste etappe van een Tour de France zijn de mondhoeken op elk rennersgezicht, krullend van vreugde, trots, opluchting, of een combinatie van al die dingen, voor het blote oog amper van elkaar te onderscheiden. De foltering is voorbij. De schijnwerpers worden gedoofd. Commentatoren houden hun mond. Ploegleiders brullen niet langer in je oren dat je harder moet trappen of net niet, terwijl het melkzuur uit die getergde oren spuit. Een fris biertje en een pizza ipv een weegschaaltje met eiwitten en koolhydraten. Geen camera’s en microfoons, maar je lief, je vrouw, je kind, je moeder, je vader, je vrienden, je eigen bed die op je wachten. Elke reis leidt uiteindelijk naar huis, naar een thuis waar zelfs een coureur weer gewoon een mens mag worden.

Op is op

Thomas De Gendt tot einde 2022 bij Lotto Soudal | Lotto Soudal

Hij liet het haast achteloos vallen, als iemand die meedeelt dat hij even naar de bakker gaat. Thomas De Gendt was nooit de man van het grote gebaar en de ronkende verklaring. Mensen die hard kunnen fietsen hebben weinig woorden nodig en beperken zich tot het noodzakelijke en feitelijke. "De kans is heel groot dat dit mijn laatste Tour was. Ik heb hier nog weinig te zoeken." Noodzakelijk en feitelijk of niet, mijn hart kromp even samen. Natuurlijk wist ik dat Thomas niet eeuwig zou blijven trappen, zoals schrijvers niet eeuwig blijven schrijven. Vroeg of laat, op een willekeurig en onvoorzien moment is het op. Wat er precies op is, dat is niet altijd duidelijk, maar dat “het” op is staat vast.

Thomas heeft een speciaal plekje in de koerskamer van mijn hart. Geen sterallures, maar laconieke eigenzinnigheid. Geen boodschappenlijst aan zeges, maar een verpletterende manier van winnen. Als Thomas zegevierde, kostte het vingernagels, grijze haren, tranen en sleetplekken in de parketvloer. Zijn laatste en meest ophefmakende solo in de Tour van 2019 jaagde mijn kinderen uit de voortuin naar binnen met het dringende en gegêneerde verzoek om alstublieft en in vredesnaam wat minder luid te roepen voor de buren. 

Renners komen, renners gaan. Het lot van elke renner is een definitieve eindmeet, een laatste eindstand. Nog één keer over de finish bollen en dan is het voorbij. Ik vraag me af hoe je best afstapt na een leven op, door en voor de fiets. Zwierig en vol bravoure, of traag en met zware benen en gedachten; met tegenzin en spijt, of eerder opgelucht na een jong leven vol ijver en streven?

Dat er volgend jaar een Tourpeloton van start gaat zonder Thomas is een gedachte die ik liever uit de weg ga. Maar aan eindigheid valt niet te ontkomen. Niet die van een renner die zijn lijf heeft opgebruikt. Niet die van de Tour die op z’n laatste stramme benen richting Parijs bolt. Niet die van de strijd om een gele trui die ontiegelijk vroeg in een gestreken plooi lag en alle alternatieve uitkomsten van de tafel veegde. 

 

Ook het peloton had last van de nakende eindigheid in de laatste gewone etappe. Wie nog niet scoorde hengelde naar een laatste waterkans. Slechts twintig fortuinlijke ontsnappers konden nog een paar uur dromen van de bloemen. De vluchters hadden mieren in hun broek en serveerden een wilde kermiskoers met 7 demarrages per minuut. Ik werd er een beetje duizelig van. Het was Sloveens kampioen Matej Mohoric die onverbiddelijk een einde maakte aan 19 ijdele dromen. Matej ging solo, zoals Thomas op z’n beste dagen, en snorde gezwind door de tegenwind. “Jammer, niks aan te doen”, zuchtte Jasper Stuyven met een stem die oversloeg van ontgoocheling. Nog twee keer slapen, jongens, en dan is het voorbij.

donderdag 15 juli 2021

Oord van verderf

Voor miljoenen schade na overstromingen in Zwitserland | Bergwijzer

Tot WO I was Pau een mondain kuuroord, waar gegoede Engelsen de gezonde berglucht kwamen opsnuiven. Vandaag staat de stad vooral bekend als een van de vaste pleisterplaatsen van de Tour, die er dit jaar voor de 74ste keer langskwam. Bijzonder glorieus kan je de recente geschiedenis van Pau en de Tour nochtans niet noemen. In mijn herinnering staat Pau garant voor koersellende en commotie.

In 2001 zat Lance Armstrong er oog in oog met een perszaal vol beschuldigende gezichten. In 2007 verliet Alexandr Vinokourov er hals over kop de Tour na een positieve bloedtest. Contador werd er betrapt op clenbuterol in 2010. Frank Schleck moest er het tourpeloton verlaten na een positieve plas in 2012. Wout Van Aert bleef er akelig aan een nadarhek haken in 2019.

Altijd gedoe in Pau. Je zou denken dat de ASO zo’n oord van verderf mijdt als de pest, maar niet dus. Het mocht dan ook niet verrasssen dat de ploeg Bahrain-Victorious in Pau nachtelijk bezoek kreeg van dopingjagers. Dat was immers weer een tijdje geleden. Iemand had de kat de bel aan gebonden en luidop argwaan geuit over de verbluffende prestaties van het team. De bevoegde diensten vertrokken rond 02u am uit het ploeghotel met een stapeltje trainingsdata. Niemand verwacht hier ooit nog iets over te vernemen, tenminste niet voor 2031. Frank Hoste, voormalige groene trui en rijk aan koerskennis, uitte zijn aandoenlijke en heilige geloof in de zuiverheid van het hedendaagse wielrennen. Frank deed me een beetje denken aan de mensen die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen dat noodweer niets te maken heeft met klimaatopwarming. Ongemakkelijke waarheden worden slechts schoorvoetend en met tegenzin geloofd en dringen pas door wanneer de werkelijkheid zich in al haar brute lelijkheid laat voelen.

 

De mist boven Pau deed vermoeden dat het een grauwe dag zou worden, zo’n dag die van de Tour bijzaak maakte. Philippe Gilbert deelde een beeld van zijn overstromende geboortedorp. In de Duitse Eiffel raakten 60 mensen vermist in rampgebied nadat hun dorp werd weggevaagd door wassend water. De coronacijfers bleven stijgen. Mensen verdronken zomaar, zonder verweer. Peter R. De Vries ging toch dood. Even, heel even maar, was ik jaloers op de ploeterende renners in de Tour, in hun keurig afgebakende paralelle universum, waar enkel hard trappen telt en de wereld stopt aan de meet. 

Aan die meet stonden de mama en de papa van Tadej Pogacar blinkend van trots te wachten op hun zoon, voorteken van een demarrage als een onstuitbare overstroming. Veelvraat Tadej pakte alles: geel, wit, bollen en glorie. Nog drie ritten te gaan, waarin enkel rechtop blijven van tel is. 

woensdag 14 juli 2021

Koffieritje

 Geen druk op Vingegaard om podium te halen: 'Tiende worden is ook oké' | NU  - Het laatste nieuws het eerst op NU.nl

Halfweg de laatste tourweek klom het peloton naar het hoogste punt van de Pyreneeën, de col du Portet, een onding op 2215 m boven de zeespiegel, en een nieuweling in de Tour de France. Behalve skiërs en wielertoeristen heeft niemand er wat te zoeken. In normale omstandigheden kijken we in dit soort etappes uit naar een verbeten strijd voor het geel, maar van normale omstandigheden was al 2 weken geen sprake meer. Enkel de groene trui, de bollentrui en de twee resterende podiumplaatsen stonden nog ter discussie. Als kind was ik bovengemiddeld geboeid door de bollentrui, de mooiste en de heldhaftigste van alle truien, met een historie vol ronkende namen als Bartali, Bobet, Coppi, Bahamontes, Gaul en Merckx. Intussen is de glans van de bollen al lang vervaagd door gewiekste en doordachte puntensystemen allerhande. Niet dat Wout Poels het aan z’n hart liet komen. Al dagen knokte Poels voor die begeerde trui, en niets deed vermoeden dat hij die strijd snel zou staken. Ook, of vooral renners die afzien hebben tastbare en haalbare doelen nodig.

Het eerste obstakel van de dag, de Peyresourde, maakte meteen slachtoffers. Wie zonder klimmersbenen aan de start was gekomen was weerloos. Camera’s en commentatoren zoomden in op de vertrokken tronies van paniekerig lossende landgenoten en notabelen, waarna hypotheses en schijnverklaringen in verband met de onderpresterende sukkels volgden. Genade en compassie spelen zelden een hoofdrol in de koersanalyse. Schitteren en bejubeld worden of falen en te pletter storten, iets anders is er niet. Tao Geoghan Hart, de Girowinnaar van vorig jaar, ontbeerde interesse en motivatie. Greg was een schim van zijn gouden zelf. Zo leerden wij. Ik zuchtte luid en louterend. 

Wat betreft het eventuele en vurig gewenste zwakke moment van Tadej Pogacar liet de situatie eveneens te wensen over. Terwijl de meeste renners dubbelgeplooid tussen hun frame hingen met de tong op hun pedalen, huppelde Tadej zonder handen en gezellig keuvelend naar boven, alsof het een koffieritje met de vrienden betrof. Ik vroeg me af hoezeer Tadej zijn minder bedeelde collega’s irriteerde met al zijn sprekend gemak, als het slimste jongetje van de klas dat zonder studeren de hoogste cijfers haalt.

 

Anthony Perez, bij zijn geboorte in een vat aanvalslust gevallen, reed zich de ziel en het snot uit het lijf om de nationale feestdag feestelijk te kleuren, maar kwam van een kale reis thuis. Koninginnenetappes zijn niet bedoeld voor de mindere goden. Zij mogen zichzelf hooguit in de kijker rijden en lijden. Ik keek vol bewondering naar Jonas Vingegaard, een eerder timide jongen met een leeuwenhart, een pitbull in teckelvacht. Jonas vocht, loste, vocht terug, sloot weer aan en reed zichzelf de toekomstvoorspellingen in. Als je geen geel kan winnen zijn er altijd nog harten te veroveren.

dinsdag 13 juli 2021

Voltooid voorwaardelijk

 Tour passeert plek waar Casartelli viel en overleed | Sportnieuws

De 16de etappe van de Tour leidde het peloton over de beruchte col de Portet d’Aspet. De bergpas speelde een belangrijke rol tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de Maquis, de Franse verzetsstrijders, er oorlogsvluchtelingen van divers allooi de grens met Spanje over smokkelden om ze uit de klauwen van de Duitsers te houden. 

Bij wielerfans staat de col vooral en treurig bekend als de plek waar jonge belofte Fabio Casartelli de dood vond. In de voorlaatste afdaling vloog Fabio verschroeiend snel en finaal uit de bocht en belandde hij met zijn jeugdige hoofd tegen een betonblok. Als Fabio een helm had gedragen zou hij wellicht nog leven. Als, als, als. De voltooid voorwaardelijke wijs leidt zelden ergens heen. Pas 8 jaar later zouden coureurs verplicht een helm dragen, een maatregel waar ze initieel tegen protesteerden. Inzicht schrijdt altijd voort, maar doet dat tergend traag.


De noodlottige etappe werd gewonnen door Richard Virenque. Ik herinner me veel te goed met welk gevoel van verdovende verbijstering ik Virenque juichend over de meet zag komen en met bloemen op het podium zag staan. Daar en toen schoot mijn afkeer van Virenque diep en stevig wortel, een weerzin die later gul gevoed zou worden door zijn gehuichel na de Festina-malaise. Vele jaren later, toen mijn Festina-trauma min of meer verwerkt was, zag ik Philippe Gilbert pardoes over een muurtje vliegen in diezelfde afdaling van de col de Portet d’Aspet. Vervloekte col. Vervloekte afdaling.

Koersherinneringen kunnen ook gitzwart zijn.

 

Die ochtend, voor dag en dauw, en lang voor het peloton zich op gang trok voor een pittige Pyreneeënetappe, zette Education First-prof Lachlan Morton een punt achter zijn eigenzinnige expeditie. Na 18 dagen, 220 uren en 5510 km, reed Morton solo, op sletsen, maar mét helm de Champs Elysées op, met 415.000 euro op zak voor World Bicycle Relief, een organisatie die fietsen doneert aan plattelandsgemeenschappen in ontwikkelingslanden. Lachlan wond er geen doekjes om en gaf grif toe dat het verdomd lastig en bij momenten hels was geweest. Mijn bewondering voor Lachlan Morton was omgekeerd evenredig met mijn hardnekkig overlevende weerzin jegens Richard Virenque. Een paar uur later zou ik Lachlan nochtans vurig verwensen omwille van de impulsieve aankoop van een vederlichte, maar dure fietstrekkingtent. Mensen inspireren is mooi, maar je moet daar niet in overdrijven.

 

De noodlottige Port d’Aspet hulde zich voor de gelegenheid in mist en regen. Voorts zagen wij vooral een vrij saaie overgangsetappe, een mening die altijd makkelijk te bezigen valt vanop de sofa. Het kon Patrick Konrad niet deren. Een beetje Oostenrijker deinst niet terug voor wat herfstweer. Patrick had nog nooit een touretappe achter z’n naam geschreven en wist op een paar kilometer van de finish dat het binnen was. Hij ritste z’n truitje dicht, beet op z’n onderlip en greep met beide handen naar z’n ongelovige, maar veilig gehelmde hoofd. Zou Patrick vandaag aan Fabio en zijn broze hoofd hebben gedacht?

maandag 12 juli 2021

Feest

 Honran a Gino Bartali | Excelencias del Motor

Voetbal kwam niet thuis, maar zocht zonniger en gastronomisch verfijnder oorden op. Feest in Italië, woede en rouw in Engeland. Ontgoocheling hoort bij sport als regen bij Belgische kwakkelzomers. Nergens schurken euforie en ellende zo ongemakkelijk tegen elkaar aan als langs een voetbalveld. Niet dat er in andere sporten niet glorieus gewonnen, meedogenloos verloren en sporadisch vurig gehaat wordt. 

Al valt het met die haat wel mee. Om een of andere reden slagen koersfans erin hun ontgoocheling toe te dekken onder een deken van relativiteit. Zelfs wanneer ze stomdronken een col oprennen in een pandapak of een fluogroene string, komen ze niet op het onzalige idee om elkaar verrot te meppen. Ook op een hoogdag als de Ronde van Vlaanderen wordt de Oude Kwaremont geen strijdtoneel waar gebikkeld wordt om een plekje. Toch was ook de koers niet altijd een feest.

 

Totalitaire leiders als Mussolini, en later Hitler, wisten decennia geleden al dat sport, en voetbal in het bijzonder, een prima instrument was om mensen te verenigen tegen een collectieve vijand. Mussolini was geen groot voetbalfan, maar slim genoeg om in te zien dat de sport veel meer dan een spel was voor haar fans. Een triomferend Italiaans elftal was het middel bij uitstek om de superioriteit van de fascistische Italiaanse staat te propageren. Met de wielersport had Il Duce het veel minder hoog op. Voetbalwedstrijden vereerde hij met zijn aanwezigheid, maar de start of het slot van de Giro woonde hij nooit bij. Hij zou als student zelfs ooit spijkers hebben gestrooid op het parcours, als protest tegen een sport die volgens hem ‘symbool stond voor armoezaaiers en een levensstandaard van het verleden’. 

De wielrennerij stond al stevig op poten voor het fascisme er een vinger in de polenta kreeg. De sport was ook ongeschikt voor de nationalistische doelstellingen van Mussolini’s sportbeleid. Het was een volkse en vuile sport, met laaggeschoolde atleten en vooral regonale sympathieën. Renners waren geen gracieuze atleten, maar ruwe en bonkige kerels zonder groepsdiscipline en vooral eigenbelang voor ogen. Toch werd ook de wielersport uiteindelijk ingeschakeld ter meerdere eer en glorie van het land. Gino Bartali werd in 1938 zorgvuldig klaargestoomd om de Tour de France te winnen. Bartali zegevierde, met 20 minuten voorsprong op de Belg Félicien Vervaecke. Toch bleek vrome Gino niet zo’n gewillig instrument van het fascisme. Tijdens de tweede wereldoorlog bood Bartali in het geheim hulp aan 800 vervolgde Joden die ondergedoken zaten in een klooster in Assisi, een daad van verzet waarvoor hij werd opgepakt en gefolterd.

In 1948 verscheen Bartali voor het eerst weer aan de start van de Ronde van Frankrijk. 10 jaar na zijn eeerste overwinning won hij zijn tweede Tour. Volgens de verhalen had de Italiaanse president Enaudi Bartali gesmeekt de Tour te winnen om de eenheid en de lieve vrede in revolutionair Italië te herstellen.  

Twee jaar later leek Bartali op weg naar z’n derde Tourzege, tot de beklimming van de Col d’Aspin, waar hij door Franse koersfans werd aangevallen. Uit protest verlieten de twee Italiaanse teams de Tour. Ook de rechtmatige derde gele trui van Gino Bartali kwam niet naar huis.

lichte gedachten

 birds flying during day photo – Free Blue Image on Unsplash

Andorra wordt beschouwd als het laatste resterende gebied van de Marca Hispanica, de bufferstaten die werden gesticht door Karel de Grote. Volgens de overlevering schonk Karel de Grote het Andorrese volk in 805 een stuk onhergbergzaam land in ruil voor hun strijd tegen de Moren. 

Drie cols van eerste categorie en een duizelingwekkende afdaling richting finish in Andorra La Vella, de hoofdstad van het kleine prinsdom, luidden het laatste en zwaarste klimgedeelte van de Tour in. Klimmen is in theorie een eenvoudige taak. Je moet gewoon weerstand overwinnen: rolweerstand, luchtweerstand, mechanische weerstand en uiteraard zwaartekracht. Om al die factoren te bezweren kan je twee dingen doen: minder wegen en harder trappen. 

Klimcoach Andy Applegate voegt daar nog wat mentale hocuspocus aan toe, een techniek die wel eens Qigong-klimmen wordt genoemd, en die positief denken combineert met onspanning. Als de voet van de col nadert, moet je focussen op “lichte” gedachten: wolken, vogels, vlinders, … eender welke fladderende visualisering die je geest verlicht, zo luidt het advies. Persoonlijk ben ik er nog nooit in geslaagd dit schijnbaar eenvoudige trucje toe te passen. Mijn geest raakt niet verlicht maar bezwaard wanneer ik omhoog fiets. Mijn enige wens is dat het zo snel mogelijk bergafwaarts gaat.

Nieuwsgierig scande ik de koppen van de renners voorin, op zoek naar eventuele signalen van lichte gedachten. Ik zag niets dat in die richting wees, maar wie weet wat een klimmende coureur denkt? Denken klimmende coureurs überhaupt? De enige wielrenner die nooit lijkt te lijden tijdens het klimmen, en die ik durf verdenken van lichtheid in het hoofd, heet Anna van der Breggen; diezelfde Anna die net met verbluffend gemak en vederlicht pedallerend haar laatste Giro Donne had gewonnen, zoals in de sterren geschreven stond. Ik baalde van de gedachte dat Anna er niet bij zou zijn in de eerste Tour de France voor vrouwen sinds mensenheugenis.

Er waren er nog die baalden, zij het om andere redenen. De sprinters piepten, kreunden en hapten naar adem achterin de staart van het klimmende en slingerende peloton, duidelijk niet geholpen door lichte gedachten, en al evenmin door de vileine tegenwind. Boasson Hagen zwabberde moederziel alleen achter de feiten aan, op 10 minuten van de gruppetto. 

Vooraan schudde Nairo Quintana wijfelend van nee terwijl van Aert zich in de sprint voor de bollentrui smeet. Ook Nairo leek niet aangestuurd door lichte gedachten, maar herpakte gewoon zijn moed en verbetenheid. Achterin de kopgroep vielen ze druppelend uit de hemel. Sep Kuss, die mijn hart stal door z’n eerste etappe in een grote ronde al highfivend te winnen, zag z’n momentum en vertrok. Bijna niemand klimt lichter en mooier dan Sep Kuss die z’n dagje heeft.

Wout van Aert zette z’n multifuncionaliteit vet in de glimmende lakverf door bergpunten te sprokkelen, de ploegbevoorrading op zich te nemen, het tempo in de vlucht te leiden, z’n ploegmaat Kuss in de lift naar de zege te nestelen en zich te laten uitzakken om kopman Vingegaard bij te staan. Terwijl teflon leider Pogacar alles alleen opknapte, zonder zichtbare schade, was Wout een veelkoppige ploeg in één massief lijf. Als je Wout van Aert heet heb je geen lichte gedachten nodig.

Schandpaal

 Aan de schandpaal!' – Schandpalen in de geschiedenis | Historiek

Dag 14. Nog 154 renners over van de 184. Vlakke rit. Vroege vlucht. Keuvelend peloton. Anecdotes en historiek. Panorama’s vol glooiende velden. Transfergeruchten. Contractverlengingen. Het record van Eddy. De dagschotel van José. La cité de Carcassonne. Kijkers die morren over ondraaglijke monotonie. Geeuwen, indommelen en bij het wakker worden vaststellen dat er niets is gebeurd. Van zoveel verdovende gemoedelijkheid komt altijd heibel. De schandpaal bijvoorbeeld, die vroeg of laat wordt opgesteld voor de ongelukkigen die nog geen platte prijs hebben gereden, erger nog, die niet eens in de buurt zijn gekomen van eender welke troostprijs.

Ploegleiders werden streng ondervraagd over de oorzaken van het collectieve en schandelijke falen. Renners werden onomwonden gepeild naar hun noodzakelijke offensieve intenties. Wonderlijk genoeg bleven alle ondervraagden vriendelijk en beleefd, en snauwde niemand “doe het dan zelf”.

In de ploegwagen van Total Energie werd dan weer misnoegd gesnoven over een van hun renners de zich al te aanvallend toonde. Frontsoldaat Pierre Latour bleek de ploegorders te hebben genegeerd door mee te glippen in de vlucht, in plaats van de honneurs van de dag aan zijn ploeggenoot Turgis te laten zoals dat afgesproken was. Dan zit je fluks en alert voorin, is het ook weer niet goed.

 

Wat doe je als coureur met 220 oervervelende vlakke kilometers voor de boeg? Wegglippen en de hele dag ploeteren om op 50 km van de finish opgeraapt te worden, of je stierlijk vervelen in een lijdzaam peloton? De pest of de cholera?

Net toen ik dacht dat ik evengoed een boek kon lezen of de hond kon uitlaten dook er een kluitje renners pardoes de afgrond in. Een niet gesignaliseerde wegversmalling bleek de boosdoener. Niet het soort animatie waarop ik had gehoopt. Tim Declercq, de grote vriendelijke reus, bleef wat verdoofd op de grond zitten, terwijl de ene na de andere renner bloedend uit de braamstruiken werd geplukt. Niemand wachtte op Tim, die altijd op iedereen wacht. Het stuitend onrechtvaardige lot van de domestique. 

 

Nog 151 renners in koers. Een riskant bochtige afdaling, vol putten, stenen en gaten. Renaat die kukelend gunstige wind en waaierkans aankondigde. “Als ze willen, dan kan het. Maar ze moeten willen.”

Zelf wilde ik alleen maar dat iedereen recht bleef, vooral Wout, met de Olympische Spelen in het vooruitzicht.

Er viel niet op te sprinten tegen de snelste riksja van de wereld, Michael Mørkøv. Een groene splinterbom, het kletterende geluid van een sneuvelend record, de verholen teleurstelling in de stem van Michel. “Always use your head”, zei Cav, die stellig beweerde niet wakker te liggen van records. Ik geloofde hem nog ook.

donderdag 8 juli 2021

Verlangen

Rustdag in Nîmes: het peloton in de schaduw van het amfitheater

Daags na de mokerhamer van van Aert op de Ventoux trok het vermoeide peloton richting Nïmes. In Nïmes staat het best bewaarde Romeinse amfitheater van Europa. Een doorsnee dagprogramma in zo’n amfitheater bestond uit verschillende onderdelen: ’s ochtends een robbertje vechten met wilde dieren, rond het middaguur een reeks executies ad gladium (met het zwaard) of ad bestias (verscheurd door wilde dieren), en na de middag de man-tegen-man gevechten tussen gladiatoren. De tribunes waren ingedeeld volgens de sociale status van het publiek. De beste plaatsen vooraan waren voor de hoogwaardigheidsbekleders, daarboven zat de gegoede klasse en daarboven het gewone volk. Helemaal bovenaan, op de allerverste plaatsen, zaten de vrouwen, keurig uit het zicht van de mannen. Elke overeenkomst met de koers berust op toeval.

Het weerbericht en waaierkansen speelden een belangrijke rol in de voorspellingen. Wij wielerfans zijn doorwinterde verheugers; wij leven op ijdele hoop, hoogdravende verwachting en illusies. Uiteindelijk draaide alle premature opwinding uit op een oerklassieke vroege vlucht die het een hele tijd zou uitzingen. Ik besloot even naar de vrekkig gerantsoeneerde beelden van de Giro Donne te schakelen, net op tijd om Marianne Vos haar pezige armen in de lucht te zien gooien. Weinig renners kunnen zo mooi juichen als Marianne. Er zou een juichklassement moeten bestaan, met Marianne bovenaan op eenzame hoogte. 295 keer je armen in de lucht gooien met dezelfde intense vreugde, alsof elke keer de eerste is, dat lukt alleen de grootsten.  Terwijl Marianne onder de douche stond, had de vroege vlucht ruim 12 minuten voorsprong op de rest. De commentatoren hadden dan ook buitensporig veel tijd om zich opnieuw en met hernieuwde urgentie te buigen over de kwestie van Aert, met name over de vraag of Wout goud zou winnen in Tokio en de vraag of Wout een echte klassementsrenner kon worden. Van goed komt altijd verlangen naar beter en zelfs best. Er staat geen maat op ons verlangen. Zelf verlangde ik vooral naar het weer daar in de Provence, naar fietsen tussen de lavendelvelden bij mijn lievelingstemperatuur van 28°. 


Op 40 km van de finish was het uit met de gewapende vrede en scheurde de kopgroep in twee. Van de vier vooraan was er eentje waarover ik bitter weinig wist, wat niet zo gek was gezien zijn prille leeftijd. Neoprof Harry Sweeny is een Australiër die op z’n zestiende naar Europa kwam om te koersen. Harry woont in Nice, ver weg van alles wat hem bekend en lief is. Een “gelukzoeker”. Ik besloot Harry inwendig aan te moedigen. Mensen die zo veel moeite doen om geluk te vinden gun ik net dat tikje meer. Maar Nils Politt, verzamelaar van ereplaatsen, smoorde mijn ontluikende verlangen door driftig weg te stuiven. Geluk laat zich niet dwingen door verlangen. 

Windbuil

 Tour 2021: Wout van Aert bezorgt Jumbo-Visma grote zege in Ventoux-etappe |  WielerFlits

Al 70 jaar prijkt de Mont Ventoux met regelmaat op het Tourprogramma. Mooiere bergen genoeg nochtans, zou je denken. Waarom uitgerekend deze kale giga windbuil zo’n mythische status kreeg heeft niets te maken met het landschap of de bijzondere fauna en flora, maar alles met de verhalen de er geschreven werden. Jean Robic, Charly Gaul, Raymond Poulidor, Eddy Merckx en Marco Pantani temden de berg. Tom Simpson liet er het leven. Chris Froome nam er een loopje.

Wat Santiago de Compostela is voor wandelaars en rusteloze zielen op zoek naar zichzelf, is de Ventoux voor ijverige wielertoeristen. “Je moet dat eens gedaan hebben.” (Ik denk er niet aan.)

 

Mythische Tourbergen zijn per definitie lastige bergen. Vanaf Chalet Reynard belanden de renners in een desolaat en godverlaten maanlandschap, waar de wind koppig en gemeen langs stramme spieren speelt en de zon verzengend brandt. Eén keer dat rotding volstaat om een mens compleet af te peigeren, maar de Tour is de Tour dus mochten de renners die nog niet waren afgestapt er twee keer overheen.

Aan de voet van de eerste en makkelijkste klim telde het peloton al zes renners minder. Ik voorspelde nog meer slachtoffers, gezien de woeste beginfase van de rit. “Het ziet er donker uit”, deelde José quasi-nonchalant mee, op een toon de laveerde tussen zakelijk en onheilspellend. Laat het alstublieft niet regenen, prevelde ik, de afdaling naar de meet in mijn bange gedachten. Ik ben veel te weekhartig voor deze sport.

 

Al snel zwalpte Victor Campenaerts moederziel alleen achter alles en iedereen aan, een eenzame pelgrim zonder proviand. In gedachten schreeuwde ik Victor vooruit, maar als de tank leeg is helpt ook liefde niet meer. Exit Victor. Slachtoffer nr 7. Ik wilde vloeken, maar daar was geen tijd voor, want terwijl Victor de handdoek gooide was Wout van Aert begonnen aan een heikel avontuur, waar niemand, behalve José, meteen de voorspoedige afloop van durfde dromen en terwijl Michel staccato en crescendo declameerde.

Ik hoopte maar dat Sporza eraan gedacht had een defibrillator klaar te leggen in het commentaarhok. Renaat trad bijna buiten zichzelf, euforisch en voorbarig jubelend vanop de motor. Zelf kon ik trouwens ook een valiumpje gebruiken.

 

Terwijl Wout zijn laatste hoogtemeters wegwerkte, en zijn jeugdige Deense ploegmaat achterin demarreerde, leek er voor het eerst in deze Tour een geruststellend barstje te komen in het pantser van de onoverwinnelijke Sloveense leider. Krak, fluisterde het barstje; zo’n barstje dat vlot en vrijwel onzichtbaar te repareren valt, zolang je het geen tweede en derde keer doet breken.  

 

Het deed er even allemaal niet toe, het was randinformatie voor de natie. Want daar reed de beste coureur van het land, misschien wel van de wereld, in de driekleur naar het dal, een ingehouden glimlachje op z’n lippen. De Ventoux mag dan een lelijke berg zijn, memorabel is het er altijd.

Schuld

 Nummer 33! Cavendish klopt Van Aert en Philipsen en komt op één zege van  Merckx | Sport | hln.be

Om de overgang van rust naar chaos niet al te abrupt te maken stond er een vlakke etappe op het menu. Al moet “vlak” altijd wat gerelativeerd worden in een grote ronde. In Vlaanderen heten 1300 hoogtemeters al snel een klimwedstrijd. De finish in Valence deed me onwillekeurig mijmeren over Charly Mottet, een ietwat vergeten renner uit de verre jaren tachtig, en als geboren Valentijn nog steeds een lokale held.

Charly won drie keer de Dauphiné, drie etappes in de Tour en de ronde van Lombardije, een palmarès waar driekwart van het peloton een paar vingers voor zou veilen. Nadat Mottet in 1984 de Tour de l’Avenir won, de Tour de France voor snotneuzen, stonden de verwachtingen van de natie onder hoogspanning. Zo gaat dat met beloftes: ze maken schuld. Een schuld die Mottet nooit helemaal wist af te lossen. Dat lag niet aan zijn kleine gestalte, noch aan zijn vriendelijke karakter, maar aan zijn principes. Charly was namelijk wat heette een “propere” coureur. Propere coureurs werden sympathiek gevonden, maar veel kochten ze daar voorts niet voor. 

 

Van Albertville naar Valence dus, met wat hobbels onderweg. Terwijl thuis de was van de draad waaide en ik op zoek ging naar ontsnapte sokken in de struiken hoopte ik stiekem op waaiers. Ook rond Valence werd immers een strakke wind en onweer verwacht, dus met wat geluk voor de kijker en wat ongeluk voor sommige renners zou het flink kunnen stuiven. Minder enthousiast werd ik van de haakse bocht en de rotonde vlak voor de meet. Soms kan ik me niet van de indruk ontdoen dat parcoursbouwers met opzet dat soort riskante fratsen bedenken. Wellicht menen ze dat wij graag naar vallende renners kijken. Misschien moeten we eens collectief de televisie uitzetten vlak voor zo’n debiliteit in het parcours om hen van het tegendeel te overtuigen.

 

Ook ging de bijbels herrezen Marc Cavendish over de tongen. Cav dreigde namelijk het Tourrecord van de allergrootste te breken, een kwestie die Merckxisten peentjes deed zweten. Nog 2 etappes en Cav zou de 34 zeges van Eddy evenaren. Appels en peren, maar soit, ongelijksoortige vergelijkingen zijn een populair genre.

 

Het werd een verademend saaie rit, zo saai dat ik bijna uitkeek naar die bocht en die rotonde, … bijna. De wind ontgoochelde en zorgde niet voor het verhoopte spektakel, de vluchters bleven lang genoeg keurig vooruit, het peloton liet zich gedwee mennen door Tim en Tony, Richie Porte ging tegen het asfalt. Alles was zo deugddoend gewoon en voorspelbaar, alsof de afgelopen 10 dagen een gekke droom waren geweest. Zelfs de winnaar was voorspelbaar. Cav pakte z’n 33ste Touretappe bij de lurven. Nog eentje en het record is eraan. Arme Eddy.

Noveen

260,532 Rest Day Photos - Free & Royalty-Free Stock Photos from Dreamstime

Negen dagen gekoerst; een vol noveen. Voor de mensen die nooit al dan niet vrijwillig zijn ingewijd in de catechismus: een noveen is een reeks van 9 opeenvolgende dagen van gebed ter voorbereiding van een grote feestdag.

Ik weet zeker dat er veel gebeden is de afgelopen 9 dagen, tot de benen, de wielergoden, de kosmos of de ploegleider. Een feestdag kwam er niet van, een rustdag goddank wel. En oh, wat was die verdiend.

 

De ellende aan rustdagen is dat je de afbraakwerken aan je lijf en leden pas voelt wanneer dat lijf stilvalt.

Adrenaline wordt een stresshormoon genoemd. In acute stresssituaties geeft je lichaam adrenaline vrij om je lichaam alert en paraat te maken voor gevaar. Je hart gaat sneller kloppen, je pupillen worden wijder, je bloed wordt sneller rondgepompt, je brein wordt efficiënter in het verwerken van informatie. Wanneer het adrenalinepeil daalt na langdurig pieken word je moe en lusteloos. Verdrongen pijn speelt op, je ledematen wegen plots dubbel zo zwaar. Zwaar wordt ook het gemoed, wanneer de spanning even wegdeemstert. Deze Tour biedt redenen genoeg om met een zwaar gemoed rond te fietsen en te rusten. Drie dagen vol malheuren in Bretagne, 19 opgaves in week 1, 7 renners buiten tijd op dag 9, recordtijden. En dan zijn er nog de bedrukte zielen van renners de hun beste waarden rijden, maar hopeloos achterin stranden. Je zou van minder moe en lusteloos worden. 

Wat had ik graag de tactische spoedvergaderingen bijgewoond op deze rustdag. Welke uitgekookte of dwaze strategieën werden er geplot en overwogen? Welke wanhoopspogingen in de steigers gezet? Wie belde er naar huis, als een chirokind op kamp met heimwee, en onderdrukte het verzoek “kom mij halen, alstublieft”. Ik viel zelf ook even stil en dacht na. Ik dacht aan Michel die met pensioen moet, maar niet wil en aan Thomas De gendt die met pensioen wil, maar niet moet. Ik dacht aan Primoz Roglic met z’n rauwgeschuurde lijf en aan al de maanden idioot hard trainen die in 1 seconde teniet waren gedaan. Ik dacht aan Tadej Pogacar, voor wie geen berg te hoog, geen vallei te diep leek, een knaapje op wolkjes. Ik dacht aan Mathieu, de inslaande bliksem en aan Wout, de dreigende donder. Ik dacht aan Nicolas Dlamini die op dag 9 als allerlaatste binnenschuifelde, om 19u01, hopeloos buiten tijd. Ik dacht aan het eens zo oppermachtige Ineos, gedoemd tot defensie. Ik dacht aan alles wat ik had gezien had in 3 decennia koers en aan alles wat ik nog nooit had gezien, maar wat klaarblijkelijk toch kon gebeuren. Ik dacht aan alle hoera’s en gejuich over zoveel spektakel en aan alle twijfels over de waarachtigheid van het spektakel. Ik dacht na over mijn liefde én mijn haat voor de koers en hoe die elkaar bij wijlen onhandig voor de voeten liepen. Alle wijfelende gedachten ten spijt: de Tour wacht nooit, raast ongenadig verder. Wie niet mee is, is gezien.

Beduusd

 Champion Pogacar seizes Tour lead on Alpine opener - France 24

Waar te beginnen? Wat te zeggen of schrijven over de afgelopen dolle tweedaagse in de bergen. De Alpen waren voor deze Tour wat de kust van Normandië betekende voor WO II: een bloedbad.

Waar is de tijd dat bergetappes begonnen na een vreedzame opwarming van ruim 100 km? Waar is de tijd dat de bergen het speelterrein waren van rasklimmers, en de rest zich wijselijk gedeisd hield in de bus? Ik weet zeker dat tal van coureurs heimwee hebben naar die vervlogen tijden, toen ze nog niet van bij de start als beginnelingen aan gort werden gereden door een stel onbesuisde jongelieden die hen ook in het voorjaar al hadden geteisterd, en voor wie de wetten van de koers niet bleken te gelden.

Ook de koerskijker thuis kreeg geen respijt. Even naar de wc gaan en je had geen benul meer wat er gebeurde, laat staan waarom. 

 

Zelfs in een sport die kwistig met superlatieven en hyperbolen strooit, en vlot nieuwe bedenkt wanneer de oude niet meer voldoen, vielen de woorden stil. Soms valt er gewoon niets te zeggen. Soms kan je enkel beduusd waarnemen wat zich voor je ogen afspeelt, met je onderkin in een kramp en tocht langs je tanden, je afvragend of dit wel kan, of je dit ooit hebt gezien, en zo ja, in welke absurde koortsdroom.


Terwijl Primoz Roglic achteraan gelaten glimlachend afscheid nam van het laatste restje aangekoekte hoop, suisde zijn jeugdige landgenoot fluitend naar de finish, schijnbaar zonder te ademen. Achter elke bocht bleef een dappere vluchter achter, verbijsterd starend naar de rug van het spook dat hen net was voorbijgevlogen. Arme jongens, dacht ik, de Pyreneeën indachtig.

Commentatoren en analisten verstuikten hun tong, op zoek naar de luidste jubeltoon, de opperste toon van bewondering. Zelf vond ik er al bij al niet veel meer aan. Het was alsof ik naar een spannende film keek, die plots ontaarde in een waanzinnige plot omdat de scenarist aan de paddo’s had gezeten. 

 

De Tour is gereden, besloot iedereen na één bergavontuur, behalve een paar hallucinerende enkelingen die in 78 kilo van Aert een mogelijke tourwinnaar bleven zien, zoals er ook mensen zijn die de klimaatopwarming onzin vinden. Je zucht een keer geërgerd wanneer ze zich laten horen en denkt er vervolgens energiebesparend het jouwe van.

Op dag twee in de Alpen werd zelfs de gruppetto uit elkaar gereten door het tempo voorin. Ik voelde alleen nog medelijden met wie daar wanhopig spartelde als een vis op het strand.

Misschien heb ik gewoon heimwee. Naar enige koerslogica; naar gelijke strijd tussen menselijke rivalen van vergelijkbaar allooi; naar orde en structuur in de chaos genaamd Tour; naar mededogen met de gewone stervelingen in het peloton, die elke dag vol ongeloof naar hun fietscomputer turen en vaststellen dat wat tot voor kort voldoende was nu schromelijk en pijnlijk tekortschiet.

vrijdag 2 juli 2021

De langste dag

 Vroeger, toen de dieren spraken, coureurs klakskes droegen en tourwinnaars patrons waren met dreigende wenkbrauwen, betekende “langste etappe” dat je alle tijd van de wereld had voor uitgestelde klusjes en verpozing vooraleer de tv aan moest. Vroeger is onherroepelijk voorbij. Sneu voor de mensen die al jaren roepen dat lange etappes de doodsteek betekenen voor het moderne wielrennen, maar het is niet anders. 100 km keuvelend lanterfanten voor de koers losbarst, aan dat soort kneuterige beuzelarij doet deze generatie niet.

Wanneer je denkt dat de wielergoden de kaarten hebben geschud en uitgedeeld schenken ze je een gul cadeau. Mijn koffie was nog niet koud of ik staarde ongelovig naar de namen van de durvers voorin. Het woord kopgroep was ongepast voor het forse legioen huzaren dat na een uur nervositeit woelig tot stand kwam. Hoe was deze eclectische elite in vredesnaam weggeraakt? Michel en José keken ontsteld op van hun fichebak vol zorgvuldig uitgezochte anecdotes. Vandaag zouden we niet te weten komen wat de pot schafte of waar José in 1979 werd achtervolgd door een Franse Charolaisekoe op drift. 

 

Mathieu van der Poel behoudt zijn gele trui na spektakelrit: “Ik hield Asgreen en Van Aert in de gaten”


De zweem van bezorgdheid in de ogen van UAE ging gestaag over in paniek. Niet dat ze hun best niet deden, maar terwijl Formolo gepijnigd grimaste in de achtervolging konden Van der Poel en van Aert vooraan hun lol niet op. Grappen en grollen aan 51,6 km per uur op een fiets: het zou een aparte Olympische discipline moeten zijn. Ik pauzeerde het beeld en spoelde terug naar het samenzweerderige gegrijns van de twee beste renners van de lage landen. Een langdurige en bewogen haat-liefdeverhouding in één onvergetelijk beeld.

 

De Belgen wilden collectief op tijd in het hotel zijn voor de Rode Duivels-match en hadden ongelooflijke haast. Van Moer, Stuyven en Campenaerts trokken de loopgraven in. Alleen jammer dat ze die massieve Matej Mohoric meenamen. 

Misschien had iemand de renners wijsgemaakt dat er ’s anderendaags een rustdag lonkte in plaats van een uitstap naar de Alpen. Oerend hard bleef het gaan. Ik klakte afkeurend met m’n tong bij het zien van een stoïcijnse Nibali die deed alsof hij niet wist dat zijn ploegmaat Stuyven vooraan reed. Wellustig was mijn plezier toen diezelfde Nibali even later door twee crossers werd achtergelaten op een klimmetje van niks. Karma en leedvermaak zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

 

Alle koersweerzin die zich de eerste dagen had opgehoopt in mijn gemoed verdween bij het aanschouwen van de bloedige burgeroorlog voor mijn ogen. Lieve hemel, wat een slachting. En dan moesten Van der Poel en van Aert, sinds altijd en voor eeuwig tot elkaar veroordeeld, nog een laatste keer hun reserves aanboren, terwijl Roglic in de achtergrond zieltogend wegzakte in een zwarte poel van ellende; gebeurtenissen die in ieder geval tot romig opgeklopte overmoed zouden leiden.

De Tour biedt geen zekerheden. De enige zekerheid zijn tranen; de zichtbare van de winnaar die de meet ziet, en de onzichtbare van wie zich vanavond in z’n bed afvraagt wanneer er een einde komt aan deze kwelling.

donderdag 1 juli 2021

Windmolens

 Windmills of Spain

Chateauroux. Sprint. Cavendish. Twee keer. Waaiers. Stop de klok. Naar vlakke touretappes kijk ik enkel uit wanneer de wind het spel op de wagen jaagt. Dit had zo’n etappe kunnen zijn, met 75 km aan open vlaktes en lange rechte stukken richting finish in Chateauroux. Helaas. De wind wilde niet meespelen en pruilend schudde ik een paar kussens op voor een dutje. Dat was buiten Greg Van Avermaet gerekend, die zich schijnbaar van dag had vergist. “Wat doe jij nu?”, dachten wij, denkend aan de etappe van ‘s anderendaags die hem zoveel beter lag. Dom of niet, ik was Greg dankbaar voor deze onvoorziene en overmoedige verstoring van de plannen en offerde grootmoedig mijn dutje op. Je weet tenslotte maar nooit.

Wat moet zo’n renner als Van Avermaet trouwens doen in deze bizarre tijden vol ongeloofwaardig getalenteerde snotneuzen en knaapjes? Op brugpensioen gaan en rentenieren? Zich heroriënteren tot de golfsport? Dan maar beter Don Quijotegewijs ten strijde trekken. 

Cervantes opende zijn boek over de dwalende ridder Don Quijote met een ontmoedigend voorwoord:“Werkloze lezer, zonder erewoord zult ge van me geloven dat ik dit boek, als kind van mijn inzicht, graag had gemaakt tot het mooiste, fierste en verstandigste dat men zich denken kan. Maar de natuurwet die zegt dat alles zijns gelijke voortbrengt kon ik niet breken.” De expeditie van de allegorische ridder illustreert de kloof tussen droom en werkelijkheid, tussen verstand en verlangen, tussen hoofd en lichaam.

Ik wllde maar wat graag weten wat er zich in het hoofd van Greg afspeelde, welke zelfbegoochelende gedachten hem vooruit dreven. Maar of en wat een renner op de vlucht denkt onder z’n helm blijft altijd een mysterie. We moesten ons dus behelpen met vermoedens over de beweegredenen achter deze boude expeditie. Een malcontente Franse sponsor, gokte ik. Mopperende broodheren zijn soms een prima motivatie.

 

Dankzij het lange en onvoorspoedige exploot van Greg had ik tijd om me op te winden over de Ronde van Italië voor vrouwen die op 2 juli van start gaat. Van de enige noemenswaardige grote ronde die de vrouwen mogen rijden krijgen we dagelijks zowaar 15 minuten beeld. Anna van der Breggen en de rest van de vrouwelijke elite op twee wielen mogen zich 10 dagen lang dubbel vouwen over berg en dal voor een kwartiertje exposure. Welke onaardse oelewapper komt er in vredesnaam op het idee dat zulks een prima en eigentijdse aanpak is? Alweer een vraag waarop geen antwoord volgen zal.

 

Op luttele kilometers van de meet werden Greg en Sancho Panza Klüge bij de lurven gegrepen door Tim Declercq en zijn peloton. Alles verliep zoals verwacht. Twee topsprinters van dezelfde ploeg reden elkaar hoogst ongelukkig voor de voeten en Mark Cavendish won de 32ste touretappe van z’n carrière, de derde in Chateauroux. Als het hoofd herboren en opgeruimd is, dan volgen de benen vanzelf. Wat zou Sam Bennett nu denken, vroeg ik me af, een onprettige gedachte die ik kordaat wegwuifde.

woensdag 30 juni 2021

Niet eerlijk

 Straf: hoe hard kun je afzien voor een wereldtitel tegen de klok | sporza

Mijn liefde voor tijdrijden is van een standvastige soort. Ik vermoed dat het te maken heeft met de ontknoping van de Tour van ’89, maar het zou ook zomaar de schuld van Tony Martin en zijn schuurpapiertje kunnen zijn. Het doet er weinig toe. Zaak is dat ik dol ben op tijdritten, een discipline die vaak saai wordt genoemd door mensen die menen dat wielrennen een soort boksen is. Ik hou van de krachtige esthetiek en de eerlijke zuiverheid van de tijdrit, doorgaans niet verstoord of gesaboteerd door vervelende collega’s die in de weg rijden of je uit de weg duwen. Tijdrijden is een eenzame bezigheid voor coureurs uit gewapend beton, pijnadepten en zonderlingen, het soort mensen dat met liefde en hypergefocust hun achterwerk laten openrijten en door de pijnmuur beuken aan ruim 50 per uur ter meerdere eer en glorie van de aerodynamica.

Ook dit jaar had ik vergeefs gehoopt op een ploegentijdrit. Om een of andere onduidelijke reden zijn ploegentijdritten niet hip of wenselijk meer. De laatste die ik zag dateert van 2019, toen een argeloze Spaanse burger per abuis een plonsbadje liet leeglopen over het parcours van de Vuelta-proloog en zodoende nietsvermoedend een drama teweegbracht. Ook aan de eerlijkheid van het tijdrijden zijn er grenzen. Het blijft tenslotte wielrennen, waar schikgodinnen, het weer, een verkeersdrempel of een dronken toeschouwer ongevraagd mee beslissen over winst of verlies.

 

Van zodra ik de tv aanzette werd mijn naïeve these omtrent eerlijkheid ondermijnd. Ik zag revelatie Bisseger wild van links naar rechts zwiepen om een motor te ontwijken. Bovendien was het beginnen regenen. Heb je dagenlang je krachten gespaard en maanden getraind om te schitteren in jouw discipline, en dan moet je aan de bak onder een druipend firmament. Het is om je klikpedalen van op te eten.

 

Op deze veelzeggende dag was ik in het bjjzonder benieuwd naar Primoz de vervloekte, de man met de stalen kop, die 9 maanden geleden een van de meest memorabele tijdritten uit de koersgeschiedenis verloor. Wat vermag revanche wanneer het lijf zo toegetakeld is? Hoe hadden ze Primoz en al dat verband in z’n strakke tijdritpak gewurmd? En vooral: hoe kregen ze hem er weer uit? Zoveel vragen. Voor iemand die de helft van z’n opperhuid kwijt is reed Roglic een buitengewone tijdrit. Maar er bestaat geen aparte categorie voor renners zonder opperhuid. Zonde.

Het was allemaal een maat voor niets. Uittredend tourwinnaar Pogacar suisde als een Mikojan-Goerevitsj MiG-25 over de weg en stapte met een lentefris smoeltje van de fiets, alsof hij net om een brood was gefietst. En dan was er nog die duivel doet al van een van der Poel, die blijkbaar besloten had om vanaf nu ook op de tijdritfiets iedereen in de weg te zitten. Je zal maar een steengoede renner zijn, als een asceet leven voor je vak, en dan dit soort wonderkinderen op je pad krijgen, bij hun geboorte in een vat toverdrank gevallen en schijnbaar moeiteloos schitterend wanneer ze maar willen. Het is niet eerlijk. Voor sommigen lijkt Parijs al bijlange niet zo ver meer.

Staking

Tranen van geluk bij Mark Cavendish na onverwachte zege in T... - Het  Belang van Limburg Mobile

Bij het ontwaken na de slag om Pontivy was mijn humeur nog steeds bevroren.Toen zag ik een foto van Primoz Roglic, aspirant-tourwinnaar en onfortuinlijk slachtoffer van een arbeidsongeval. Primoz in z’n blootje op een hotelbed, omzwachteld met een paar meter verband; heup, been, schouder, elleboog en achterwerk zwaar beschadigd. Boven de familieverpakking verband een moedige grijns en een duimpje. Alsof Primoz lachte met de journalisten die zijn winstkansen al aan de wolven hadden gevoederd. Zelf bestijg ik geen bureaustoel in zo’n hachelijke toestand, laat staan een fietszadel, maar ik ben dan ook geen aspirant-tourwinnaar. Twee weken geleden tuimelde ik onzacht tegen pokdalig Oostvlaams asfalt omdat de weg te smal bleek voor een SUV en een vrouw op een koersfiets. De laatste 20 km van de tocht, met een bloedende hand in een zakdoek, een gekneusd scheenbeen, een beurse schouder en twee pijnlijke polsen, had ik liever niet gereden. Bij het zien van de half ontvelde Primoz schaamde ik me voor mijn kleinzerigheid.

Moet een mens dit tarten van fysieke grenzen toejuichen of bewonderen? Ik kwam er niet uit en besloot Primoz gewoon het beste en efficiënte pijnstillers te wensen.

 

Geruchten over een rennersstaking deden de ronde. Hoe zinvol zo’n actie was, vroeg ik me af. Het is immers traditie om niet naar renners te luisteren. Bovendien is eendracht zaaien in een peloton vol schurende visies en belangen als rijst zaaien in de woestijn. Er schijnt wel ergens een rennersvakbond te bestaan, maar sluitend bewijs voor deze claim blijft uit.

Zodoende werd er kort en lauwhartig geprotesteerd, waarna men overging tot de orde van de dag. Ach ja, discussies over veiligheid in de wielersport hebben veel weg van het sociaal overleg. Je weet niet of er überhaupt iets uit komt, maar dat de debatten zullen vastlopen is een zekerheid. Tot zelfreflectie komt het nooit.

 

Alle commotie ten spijt moest er opnieuw gesprint worden, licht dalend bovendien. Ik keek er niet naar uit, maar wat moet moet. Gelukkig bleef iedereen rechtop. Gelukkig was daar Brent Van Moer, baroudeur uit één stuk. Voor het eerst deze Tour voelde ik het soort blije opwinding waar de wielersport op haar best in uitblinkt. Vergeten was Bretagne en zijn rampspoed. Er was enkel nog Van Moer en de klok, die helaas onverbiddelijk verder tikte. Een paar honderd meter voor de meet was het sprookje uit. Tijd om te treuren was er niet, want van alle mogelijke uitkomsten kregen we die ene, waar al jaren niemand op durfde hopen. Mark Cavendish werd als prioritair en staatsbelangrijk pakket afgeleverd aan de tourmeet en denderde er voor het eerst sinds 2016 als eerste overheen. Hier komen tranen van, voorspelde ik vanop de sofa, mijn enige juiste voorspelling van de dag. Cav knuffelde zijn hele team plat en snotterde als een neoprof die zijn eerste worldtourkoers wint na een lange en moeizame revalidatie. Tot daar mijn poging om de Tour te haten: gestaakt.

maandag 28 juni 2021

Hefboomproduct

hefboom - YouTube

Sprinters zijn ‘hefboomproducten’, zo vernam ik onlangs toevallig; een beleggingsproduct waarmee je versneld kunt profiteren van een koersstijging of een koersdaling. 

Dat er sprake zou zijn van koersdaling werd duideljk bij het bestuderen van het profiel van de etappe, waar zich voor de eindmeet een duidelijke neerwaartse lijn aftekende. 

Ik druk me omfloerst uit als ik zeg dat ik niet dol op ben op koersdalingen voor de meet. Het reguliere gepor en gewring van een massasprint volstaat ruimschoots ter vermaak, en heeft geen bijkomende perikelen nodig. Sinds Fabio Jakobsen in Polen als munitie van zwaar kaliber de hekken in werd geschoten snuif ik luid geërgerd bij het aanschouwen van zulke overbodige parcoursongein. 

Zelf zou ik nooit beleggen in een sprinter. Veel te riskant. Sprinters zijn enkel nuttig als ze winnen. Er bestaan geen ereplaatsen voor sprinters; enkel de eerste plaats telt. Een sprinter die niet wint is overtollig gewicht aan spieren en pezen. De ontvlambare nervositeit van een massasprint valt enkel te verklaren door deze wrede sprinterswet: wie niet wint is waardeloos. Weinig dingen stemmen treuriger dan een sprinter die niet meer wint, over zijn glorie en houdbaarheisdatum heen is, met enkel nog dijen als serranohammen als bewijs van zijn voormalig kunnen. Stiekem hoop je op een wonderlijke heropstanding, een magische hergeboorte, maar in het ongenadige universum van de koers zijn dat soort mirakels zeldzaam. Niet iedereen heet Cavendish.

 

Ergens onderweg in etappe 3, in een miezerig, kniezend landschap, lang voor er sprake was van neerwaarts sprinten, reed Geraint Thomas zijn eigen klassement en het sleutelbeen van Robert Gesink in de vernieling tegen een verkeersdrempeltje van niks. Het was van een knulligheid waar je enkel bij kunt zuchten. Van mensen die van fietsen hun beroep hebben gemaakt hoop je toch dat ze een dag rechtop in het zadel weten te blijven. Exit Gesink, een renner als een pilaar die je liever rijk dan kwijt bent. Dag 3 en al 5 man uit koers. En dan moest die eerste obligate masssaprint nog komen. “Het wordt chaos”, had Jasper De Buyst voorspeld, iemand die het kon weten. Op zulke dagen vraag ik me af wat ik in vredesnaam zo mooi vind aan deze geaccidenteerde sport.

 

Tijd voor mijmering en beschouwing krijgt een koerskijker in overvloed wanneer 189 km de start scheiden van een sprint. De knalgele fiets en het blinkende vel van Mathieu, ginnegappende coureurs die banden smeden en aanspannen, veelzeggende tussensprintjes, vertrokken gezichten, omzwachtelde ledematen. Mij hoor je niet klagen over lange etappes, waar schijnbaar niets gebeurt en toch zoveel te zien is.


Helaas gebeurde er wel wat, en veel te veel. Primoz Roglic, die kort voordien nog een van z’n belangrijkste helpers was kwijtgeraakt, ging pardoes tegen de vlakte, een malheur vol bloed en wonden dat even later door de wielergoden halfslachtig werd gecompenseerd door een buiteling van zijn rivaal Pogacar. Voorin raasden de hefboomproducten onverstoorbaar verder en hoorde je zenuwen knisperen en kraken. Net toen de meet in zicht kwam tuimelde Caleb Ewan zo lelijk tegen de grond dat ik spontaan de tv uitzette. Niet dat ik Merlier zijn moment de gloire niet gunde, maar de lol was eraf. Juichen leek me niet aan de orde. Wie denkt dat je kijkers lokt met dit soort ellende dwaalt in het duister.

Ga toch weg met je koersdaling.

zondag 27 juni 2021

Een samenzwering van idioten

 Spectator causes one of the worst crashes the Tour de France has ever seen  - Article - Bardown

Een mensengeheugen is een onbetrouwbaar zootje, een zolder waar je lukraak spullen in pleurt voor het geval ze ooit nog eens van pas komen. De meeste dingen komen nooit meer van pas; sommige dingen blijken onvindbaar wanneer ze van pas zouden komen. In mijn frauduleuze geheugen voltrekt een normale Tour de France zich in een decor van zonnebloemvelden en kale cols, gestaag meanderend van de ene landerige zomerdag naar de andere, als het borduurlapje van een beginneling. Deze lang verwachte Grand Départ, levend symbool van de terugkeer naar het échte leven, doorstond de geheugentest niet. Bretagne is geen jolig Frans vakantiedeuntje, maar een klaaglied vol kommer, kwel en beproeving. Mijn persoonlijke herinnering aan Bretagne bestaat uit een tergend lange doorregende week in een Bretoens visserhuis met een setje jengelende peuters. De Franse revolutie verdeelde Bretagne in twee kampen: les bleus, aanhangers van de vernieuwing, en les blancs, fans van het ancien régime. De regio en haar bewoners hadden zwaar te lijden onder de bloederige burgeroorlog. De optelsom van die feiten had een voorteken kunnen zijn, maar wij wielerfans leren niets van de geschiedenis. Zodoende is zij gedoemd om zich te herhalen, in haar meest onbegrijpelijke en onredelijke gedaante.

Alles klopte nochtans feestelijk. De vroege en kansloze vlucht, een snuif jeugdige branie, Tim Declercq geruststellend aan kop van een hijgend peloton. Niets wees erop dat we niet rustig konden indommelen tot Michel en José ons ten gepaste tijde zouden opschrikken met een geëxalteerd “Parbleu” of “Madre Madonna”. En toen was daar dat kartonnen bord, die ochtend snel van een lege doos gescheurd en haastig beklad met groetjes aan oma en opa thuis. Nog voor de groetjes hun bestemmeling bereikten, smakte Tony Martin tegen het kartonnen bord en vervolgens tegen het brute Bretoense asfalt, catalysator van een wanordelijk slagveld vol geblutst carbon en geschaafd rennersvlees. 

“Stomme trut!” weergalmde het in alle huiskamers, ook in de onze. Waarna ik dacht aan al die keren dat iemand een autoportier had opengegooid op het moment dat ik langsfietste; of net wat nederiger aan die Paris-Roubaix toen Nils Politt tegen m’n hand reed op een mottige kasseistrook. Naadloos en in luttele seconden schoven wij van “Oh, eindelijk weer publiek en sfeer!” naar “Het was leuker zonder toeschouwers.” Leg die koers stil, riep ik naar niemand in het bijzonder, en eenvoudige en logische gedachte die evenwel weigerde te ontluiken in de juryhoofden.

 

Heb je maanden ver van huis op een godvergeten bergtop doorgebracht, ver van je geliefden en je eigen knusse bed, je murw trainend voor die verrekte Tour, en halfweg dag één is de toestand al onomkeerbaar hopeloos. Minuten achterstand aan je been en een brutaal gehavend lijf omdat iemand de groetjes deed en de jury net koffiepauze nam toen het noodlot om doortastend optreden vroeg. Rotsport.

Terwijl Ide Schelling, een montere debutant, met tomeloze sturm und drang naar de eerste bollentrui stoof, vulde het medisch bulletin van de dag zich als het logboek van een oorlogsarts. 25 minuten na de onstuimige wereldkampioen sukkelde Marc Soler over de meet, met twee gebroken ellebogen. Proficiat Marc. Doe de groetjes thuis.

maandag 26 april 2021

Levensdrift

 Today 126 years ago Léon Houa won the first Liège–Bastogne–Liège -  CyclingRanking.com

De oudste zijn leidt zelden tot afgunst, behalve wanneer je een wielerwedstrijd bent. In de koers strekt geschiedenis tot eer.

De allereerste Luik-Bastenaken-Luik werd gereden in 1892, toen de fiets een prille en opwindende uitvinding was.

De Belgische bokser Léon Houa zou de drie eerste edities van de amateurwedstrijd winnen. 10u en 48 minuten was Houa onderweg, van Luik naar Bastenaken en via omslachtige en steile omwegen terug naar Luik. 250 km aan een gemiddelde snelheid van 23,32 km/u. Dat zegt niets over de fysieke kwaliteiten van Houa en de 16 andere renners die Luik haalden, maar alles over de technische evolutie van de fiets. In de race om snelheid zou de populaire fiets het al snel moeten afleggen tegen de auto. Uitgerekend snelheid en auto’s zouden Léon fataal worden. In 1912 werd hij testpiloot voor Renault. In 1918, nog voor het einde van de Groote Oorlog, botste Léon tijdens de Ronde van België voor auto’s tegen een paar grote opslagvaten. Hij zou de klap niet overleven.

 

De vrouwen moeten het doorgaans met wat minder geschiedenis stellen en reden dit jaar hun vijfde editie. Een wedstrijd met de maturiteit van een kleuter, maar ook de allerlaatste Doyenne voor Anna van der Breggen, misschien wel de beste wielrenner ter wereld, die dit seizoen haar afscheidstournée afwerkt.

Op la Roche-aux-Faucons of de Valkenrots moet het gebeuren, zo gebieden de ongeschreven wetten van Luik-Bastenaken-Luik.

De valk is de snelste vogel ter wereld: met een snelheid van meer dan 300 km/u stort hij zich naar beneden om in de vlucht een prooi te grijpen. Vallen of crashen doen valken niet.  Gracieus glijdend als een valk wierp Anna zich van de rots, de keure van het peloton klapperwiekend achter zich aan. Ze regelde haar nalatenschap zoals alleen de allergrootsten dat kunnen, in schoonheid, stijl en generositeit. Demi Vollering, haar eerste klassieker op zak, moest er zowaar van huilen. Ik weet dat ik elke koersdag zonder Anna met weemoed aan haar zal denken. 

 

Ook de allerlaatste klassieker van het seizoen stemt mij doorgaans wat weemoedig. Heimwee naar wat nog niet voorbij is: daar zou een woord voor moeten bestaan. Het besef dat er in oktober een extra herfstklassieker wacht deed wonderen voor mijn gemoed. Renners zien lossen op La Redoute is fijner zonder hartzeer, net als staren naar een kopgroep met een 41-jarige en een 22-jarige. In tegenstelling tot Anna van der Breggen, was de jarige Alejandro Valverde niet bezig met afscheid nemen, noch met rijden voor een ander, een weekhartigheid waar hij zich nooit aan heeft bezondigd. De kwieke 41-jarige liet zich ringeloren als een nieuweling. De 22-jarige vloerde de rest gezwind en won na de Tour z’n eerste monument. Ik hoopte dat er toch een taart zou klaarstaan voor Valverde, eentje met smurfblauw glazuur.

 

Eén zwaluw maakt de lente niet. Eén koersvoorjaar wel. Zoveel gezien en beleefd, zoveel om te onthouden: gedoodverfde winnaars die strijdend ten onder gingen; over het hoofd geziene renners die schreeuwend zegevierden, amper meerderjarige snotneuzen zien huppelen en dansen op de pedalen, pensioengerechtigden in de frontlinie; wind en waaiers; vals positieve testen; kasseistroken zonder uitzinnige mensenzee; fotofinishes voor gevorderden; boekhoudersploegen in de aanval; aanvallersploegen in crisis; dom gepoker; slim gepoker; nieuwe regels; stomme regels. Niets ging zoals gepland en iedereen bleef leven.

 

Nu voorwaarts, richting Turijn, waar op 8 mei de mooiste grote ronde start. De Piazza del Campo in Sienna; Ravenna; de Zoncolan en de Passo Pardoi; een snoepjesroze trui; de comeback van Remco het wonderkind: zoveel Giro om naar te verlangen.

Ook nu weer zullen wij ons compleet verliezen in verwachting; zullen we ontgoocheld zijn als Remco niet minstens een etappe wint én de top tien haalt; zullen we zeuren over onnozele sancties, onbegrijpelijke tactiek, obstakels op de weg, lelijke truitjes en niet gegrepen kansen. Zolang wij niet bruisend kunnen leven, is er goddank bruisende koers. Wat ben ik dankbaar voor zoveel ongeremde levensdrift op twee wielen.