Was het een slimme
strategische zet van minister Smet om een onderwijshervorming aan te kaarten,
plompweg en pal in een economische crisis die mensen angstig en behoudsgezind
naar hun hebben en houden doet grijpen? Een ding is zeker: het is tijden
geleden dat een soft en weinig begeesterend onderwerp als onderwijs de
gemoederen zo wist te verhitten.
De nota in kwestie
moet wel bijzonder controversieel zijn, gezien het tumult en het gekrakeel
vanuit elke denkbare politieke en sociale hoek. Maar wie had gehoopt op een
gewaagd en radicaal plan van onze onderwijsminister is eraan voor de moeite.
Bij het lezen van
de nota valt daar weinig spectaculairs in te ontwaren. Dat kinderen doorgaans
op twaalfde niet zo goed weten wat ze de rest van hun leven willen doen (een
uitzondering hier en daar niet te na gesproken) dat kan toch geen enkel
redelijk mens betwisten? Dat het vanuit die optiek misschien niet zo gek is om
het kiezen voor een bepaalde richting nog een jaartje uit te stellen, kan
bezwaarlijk als onlogisch, laat staan revolutionair bestempeld worden.
Zelf sta ik
intussen lang genoeg in het onderwijs om gemerkt te hebben dat er wel degelijk
een "watervalsysteem" bestaat, wat ervoor zorgt dat heel wat jongeren
geen keuze maken op basis van hun talenten en interesses. Het aso wordt als het
summum, het hoogste na te streven goed beschouwd, niet enkel door kinderen en
hun ouders, maar ook door heel wat leerkrachten. Ouders en leerkrachten willen
kinderen vaak koste wat kost in dat aso houden, ook al wordt het kind daar
doodongelukkig en kan het zich er niet ten volle ontplooien. Wie durft beweren
dat dat niet gebeurt, of een randverschijnsel is, die is van slechte wil of
gewoon blind...of heeft nog nooit een school van binnenuit gezien.
Schoolmoeheid is
een toenemend probleem, eentje dat alle lagen van de samenleving aantast. Een
op de zes jongeren verlaat momenteel de middelbare school zonder enig formeel
getuigschrift en, wat erger is, zonder enige notie van wat zijn of haar
mogelijkheden zijn. Dat zijn feiten. In een dergelijke context staan roepen dat
het onderwijs geen hervormingen nodig heeft, is een slag in het gezicht van al
deze jonge mensen die hun plek niet vinden en die aan hun lot worden
overgelaten zonder dat ze daarvoor de zelfredzaamheid konden ontwikkelen.
Ons onderwijs zou
gelijke kansen moeten bieden, maar faalt falikant op dat gebied. Onze maatschappij
is in een sneltreinvaart geëvolueerd tot een kennismaatschappij, die andere en
diversere eisen stelt aan wie haar bevolkt. Toch is ons onderwijssysteem niet
fundamenteel veranderd. De nadruk ligt nog steeds op kennisoverdracht. De
leerplannen en –doelen bepalen de koers. In een maatschappij waarin kennis
verouderd blijkt van zodra ze gedrukt staat, volstaat diezelfde kennis niet
langer om overeind te blijven en mee te kunnen. Wie in deze samenleving z’n weg
wil vinden heeft zelfredzaamheid nodig, ondernemingszin, flexibiliteit,
zelfvertrouwen...en voldoende inzicht in de eigen vaardigheden en talenten.
Evalueren staat in
ons onderwijs gelijk aan meten, vergelijken en selecteren. Individuele
vorderingen en niet meetbare groei tellen nauwelijks mee. Evaluatie komt neer
op het benadrukken van tekorten, of aantonen wat iemand niet deed of niet kan,
en dat binnen een context van abstract denken, een vaardigheid die veel
kinderen of jongeren in mindere mate beheersen en die slechts een fractie
weergeeft van iemands mogelijkheden.
Is het dan zo gek
om ons onderwijssysteem eens onder de loep te nemen en in vraag te stellen?
Onderwijs dient niet enkel om kinderen en jongeren naar het hoger onderwijs of
een bepaald beroep te leiden. Het moet ook en vooral evenwichtige, solidaire en
zelfredzame volwassenen voortbrengen.
Onderwijs zou een
weerspiegeling moeten zijn van de samenleving en haar noden, een veilig kader
waarbinnen elk kind zich ten volle kan ontplooien, geen eiland in een oceaan
vol piraten.
Wat vooral opvalt
in het hele debat is de haast irrationele angst voor verandering. Dat soort
behoudsgezindheid valt deels te verklaren door de huidige economische en
idelogische crisis. In tijden van onzekerheid houdt men vast aan wat men heeft
en kent. Maar uit deze angst afleiden dat er geen verandering nodig is, getuigt
van weinig inzicht in wat er werkelijk leeft in het onderwijs. Leerkrachten
worstelen wel degelijk met het huidige systeem en de gevolgen ervan. De
wildgroei aan denktanken, alternatieve scholen en helaas ook uitgebluste
leerkrachten en leerlingen, getuigen van een steeds duidelijker nood aan
verandering. Deze noodzaak negeren zal die niet doen verdwijnen.
De weerstand tegen
elke vorm van hervorming wordt vaak kracht bijgezet met resultaten en cijfers.
Onze jongeren “presteren” namelijk uitstekend, zo blijkt uit Europese cijfers.
De vraag is of dat volstaat, of dat werkelijk alles is wat we van ons onderwijs
verwachten: dat het jonge mensen doet presteren. Nergens ter wereld presteren
werknemers als in Japan, en nergens ter wereld plegen er zoveel werknemers
zelfmoord.
Als we onderwijs
belangrijk vinden, mogen we dan niet verwachten dat het meer oplevert dan
cijfers en meetbare resultaten?
De grote afwezigen
in de discussie zijn zij om wie het draait: de kinderen en de jongeren zelf. We
gaan er blijkbaar van uit dat zij niet in staat zijn om iets zinnigs bij te
dragen aan een debat over hun eigen leven en toekomst. Als dat al zo is, dan is
dat omdat we hen niet de tools, het zelfvertrouwen en de kracht bieden om hun
zeg te doen en hun kritische mening te uiten.
Volgens
minister-president Peeters mag het debat over onderwijs niet op straat gevoerd
worden. Een opmerkelijke uitspraak. Het is net dat soort neerbuigende houding,
“het onderwijs van de onderwijsspecialisten”, dat van ons onderwijs een
wereldvreemd gebeuren maakt. Onderwijs is van en voor iedereen en gaat dus ook
iedereen aan. Wie denkt dat enkel pedagogen en andere academici iets zinnigs te
vertellen hebben over onderwijs, die dwaalt en bevindt zich in een ander,
hopeloos achterhaald tijdperk.
Leren luisteren
naar anderen is een van de nuttigste, maar ook zeldzaamste vaardigheden, ook al
staat ze in geen enkel leerplan omschreven. Heeft ons onderwijs nood aan
hervorming? Uiteraard. Zal deze bescheiden hervoming volstaan om een
fundamenteel verschil te maken? Waarschijnlijk niet. Maar de prangendste vraag
van al: hoe kunnen we, te midden van zoveel angst en terughoudendheid, tot een
modern en aangepast onderwijs komen waarin iedereen een optimale kans krijgt?
Een vraag waarop het antwoord zal uitblijven zolang er geen sereen en open
debat mogelijk is.