biekesblog


zaterdag 24 december 2022

Dag Remco

Wat een demonstratie! Remco Evenepoel kroont zich in Australië tot  wereldkampioen na ongelooflijke solo van ruim 25 kilometer | Sport Voor  Homepage - Wk Wielrennen

 “Wat goed is komt snel,” sprak wielerfilosoof J. De Cauwer. Ik weet niet of dat waar is. Sommige kazen moeten traag rijpen, andere eet men bij voorkeur jong en fris. Maar de mensen hebben geen geduld, koersfans nog het minst van al. Van zodra wij een glimp hebben opgevangen van wat eventueel, wie weet, een goudklompje zou kunnen zijn, dan verliezen wij het noorden en onze redelijkheid, als peuters die een ijskraam hebben gespot. Ik denk niet dat jij zelf uitblinkt in geduld, maar sporters hebben geen andere keuze dan de streken, pieken en dalen van hun eigen lichaam te volgen en hun dadendrang te verbijten wanneer hun gestel het laat afweten.

 

Na de Giro van 2021 had het volk voorbarig beslist dat jij de hoop der natie niet zou inlossen; een 21-jarige afgeschreven voor hij goed en wel begonnen was, alsof iemand had besloten dat het nooit meer zomer zou worden omdat er nog wat sneeuw lag in de lente. Jij kon niet wachten om te bewijzen dat wij dwaalden.

 

Op een zondag in april, ergens vlak voor de top van La Redoute, zagen wij het: de kloof van betekenis, de eenmanspoging die in geen jaren meer gelukt was. “Hoofdzakelijk bergaf vanaf hier”, kraaide Renaat, maar daar was niks van aan, want vanaf die dag ging jij bergop, altijd maar hoger, van de Baskische Urraki-berg tot de Alto de Piornal in Extremadura, een col die niet toevallig na de Alto de Desesperà (de col van de wanhoop) komt. Hoop is de droom van iemand die wakker is, zei Aristoteles. Wij werden wakker in een Spaans boerengat van 1500 inwoners, voornamelijk en lokaal bekend om de de Jarramplas, een duivels figuur met hoorns en paardenmanen, die jaarlijks door de dorpelingen wordt bekogeld met knolrapen en verwensingen, een bevoorrechte taak waarvoor er een wachtlijst bestaat die intussen tot 2050 gevuld is.

Jij werd bekogeld met superlatieven en een rode trui. 

Een halve eeuw, een eeuwigheid was het geleden dat wij een Belg op het podium van een grote ronde hadden zien staan. Het was alsof we daar zelf stonden te blinken.

 

Niet dat er tijd was om te vieren. Ergens aan de overkant van de wereld, in een ander halfrond, lag een regenboog voor het rapen. Het oogsten moest gebeuren op Mount Pleasant, een al bij al ongooglijke heuvel zonder allure; vervelend, maar slechts met veel verbeelding episch te noemen.

“Hij is vroeg bezig”, zei José op 60 km van de meet. Ik vond het ook vroeg, maar dan vooral voor mezelf gezien het tijdsverschil en het bedauwde lokale uur van de dag waarop de historische gebeurtenissen zich voltrokken. Vroeg is een uiterst relatief begrip. Wat vroeg is voor de ene, daar zit een ander al een eeuwigheid popelend op te wachten. Soms is vroeg gewoon op tijd.

 

25 km van het einde bolde je weg. Gretigheid laat zich niet beknotten. Iedereen ging sneller ademen behalve jij. 

Het exploot was strikt genomen belachelijk indrukwekkend, maar leek een fluitje van een cent. Theoretisch gezien was het dat ook. Om sneller te zijn dan de rest moet je gewoon harder trappen. Niks aan. De omvang van een inspanning valt zelden af te lezen aan het gezicht van de aanvaller, maar vaak genoeg aan de gepijnigde tronies van de tegenstanders. “Een saaie vertoning”, vonden Nederlandse koerskijkers, die de appreciatie voor jouw succesrecept (doorstomen tot er niemand meer kan volgen) niet per se deelden. Ik was aan de vierde koffie toe toen jij je hand voor je mond sloeg in het zicht van de meet, alsof je er niets van begreep. Terecht. Zelf begrepen wij het ook niet. Op je 22ste een monument, een grote ronde en de wereldtitel winnen. Wie doet dat nu? Hoe kom je daarbij? Hoe kan dat zelfs?

 

“Een beter seizoen zal ik nooit meer hebben”, zei je. Een voorspelling als een nieuwjaarsvoornemen waarvan iedereen weet dat het zal mislukken.

Volgend jaar wacht er een Giro die je past als een maatpak. Ik kijk nu al uit naar die 18,4 tijdritkilometers op zaterdag 6 mei, van Fossacesia naar Ortona. Roze staat je vast nog beeldiger dan rood.

Beste Wout

Wout van Aert nog steviger in groene trui in Tour de France na fraaie zege  op slotklim in Lausanne | Tour de France | AD.nl

Aan het einde van een jaar blikken de mensen graag terug. In mijn verbeelding kijk jij zelf liefst vooruit, met de gretigheid van een kind dat daags na z’n verjaardag al aan de volgende denkt, die nog groter en feestelijker wordt dan alle voorgaande, met betere cadeaus en een taart waar de slagroom in gulle kwabben van druipt. Altijd een kaarsje meer, zodat je elk jaar wat harder moet blazen.

Chronologie is belangrijk in de koers en in een mensenleven. De jongste feiten dringen altijd voor aan de kassa van ons geheugen. 

Wie denkt er nog aan de zomer wanneer het buiten vriest en de lucht in de stad weeïg naar glühwein stinkt? Wie weet er nog hoe jij de Bosberg bestormde in februari terwijl we de dagen op de kalender afvinken naar de volgende Omloop?

 

Afijn, ik weet het wel nog. Hoe wij ergens ter hoogte van de Haaghoek op het zonovergoten terras van Den Drijhaard met koude voeten en wijd opengevallen mond naar het scherm staarden nadat we je voorbij hadden zien denderen. Hoe jij ineens vertrok waar nooit iemand vertrekt omdat je daar niet hoort te vertrekken. Hoe wij meteen wisten dat niemand je zou inhalen. Dat zagen we aan je neusgaten, waar wolkjes stoom uit ontsnapten. Aan je ogen, onder twee dreigende wenkbrauwen, die op onweer stonden. “Oeioeioeioeioei”, zei José. “Wout gaat alles op een hoopje rijden dit jaar”, whatsappte een koersvriend. Zo zijn wij immers. Wij denken dat verlangen werkelijkheid wordt wanneer we het maar luid en stellig genoeg uitspreken.

Een maand later gebeurde het opnieuw op de Taaienberg. “Kijk wat er gebeurt!”, kirde José, terwijl jij en je ploegmaats een eerste lichting concurrenten afschudden. 

Die Ronde van Vlaanderen was slechts een formaliteit. Maar zelfs coureurs worden ziek, ook op hoogst ongelukkige momenten. Alsof een sikkeneurige wielergod had beslist dat het nu ook weer niet te gek moest worden.

 

Tussendoor vielen er ritten te kapen en meubels te redden tussen Parijs en Nice en in de Dauphiné. Maar dan: het braadstuk, de plat de résistance: de Tour. Want de Tour is de Tour.

Ik heb veel Tours gezien in mijn leven, te veel allicht. Slaapverwekkende kuieretappes en medisch bedreigende ontknopingen heb ik overleefd. Intussen durf ik zeggen dat de Tour en jij voor elkaar gemaakt zijn. Niet omdat je hem kan winnen (probeer hem alstublieft nooit te winnen), maar omdat je er tien verschillende soorten renners kan zien schitteren. En omdat die allemaal in jouw pokhouten lijf wonen.

 

Franse, Britse, Nederlandse, Italiaanse en Spaanse kranten noemden jou zonder schroom de meest complete renner van het peloton. 

Compleet is datgene waaraan niets ontbreekt. Compleet is wat perfect is zoals het is. Compleet is wat irriteert omdat het schril contrasteert met de eigen onvolkomenheden, zoals een Scandinavisch design-interieur je eigen huiselijke wanorde op pijnlijke wijze in de verf zet. Compleet is de renner die de rest doet verbleken en vergeten omdat hij overal tegelijk is en alles kan.

 

Wie veel heeft gaat daar doorgaans voorzichtig mee om. Doseren, afwegen, rekenen en plannen. Nooit morsen. Jij gooide drie weken lang met je krachten zoals Piet met letterkoekjes strooit.

“He’s playing with our balls”, opperde Tom Pidcock laconiek, nadat jij in etappe 6, tussen Binche en Longwy, spelenderwijs en in je eentje een voltallig peloton had leeggeknepen als een tube tandpasta. Dat het een kansloos avontuur betrof, dat zagen wij ook wel. Mathematisch gezien volslagen onzinnig. Maar ach, wat een show.

Naarmate de etappes vorderden raakten de commentatoren door hun hyperbolen en superlatieven heen. Altijd was daar die groene vlek, driftig in de weer of laconiek op wacht, alsof je per abuis in een vat toverdrank was gevallen. “Doe nu toch eens rustig”, dachten wij soms, een gedachte waar we niets van meenden omdat we in geen jaren met zoveel toewijding waren geanimeerd.

 

Ik weet dat je in dit land kasseien en monumenten moet sprokkelen of een grote ronde winnen om gekroond te worden, om een kristallen fiets, een gouden derailleur of een diamanten bidon te winnen. Maar ik zou drie Rondes van Vlaanderen en twee Parijs-Roubaix geven om jou elk jaar zo’n Tour te zien rijden, een Tour als een SF-reeks waarin jij elke dag opnieuw geboren wordt.

Dag Iljo


Iljo Keisse krijgt met 'Merci Iljooo' een welverdiend afscheid

Van alle dingen die voorbijgaan kan ik er veel verdragen. Ik behoor niet tot de nostalgische zielen die de Omloop Het Volk blijven noemen. Ik heb niks tegen oortjes in de koers, noch tegen de mixed relay. Maar dat een wielrenner zomaar, van de ene dag op de andere, geen wielrenner meer kan zijn, vind ik een onverdraaglijke gedachte. Wielrenner ben je immers voor het leven. In de hoofden van de mensen rijden coureurs voor eeuwig en altijd rond.

Het wielrennerspensioen is een systeemfout, waar tot nader order geen oplossing voor bestaat.

Dat een coureur gewoon klaar kan zijn met het hele circus, met de ontbering en de pijn, dat willen wij liefst niet horen. 

 

Onlangs, terugblikkend op de Vuelta en vooruit kijkend naar jouw nakende pensioen, hoorde ik je vertellen over dit jaar, jouw laatste jaar, en hoe bezwaard jij door dat jaar had gefietst, met je moed loodzwaar in je schoenen en je blik op het onvermijdelijke afscheid. Een ondeugdelijk jaar zonder erbarmen. Achterin ploeterend in het peloton, tussen renners van Tarteletto en Baloise. Zoekend naar je oude en betere zelf die met de noorderzon vertrokken was en niet van plan bleek om terug te keren.

We hadden het over die twee memorabele zeges op de weg, die jij meteen wegwimpelde als onbeduidend. Al bij al veeleer matig en van weinig betekenis, vond jij je hele carrière.

 

Hoeveel coureurs werden hoofdpersonage en spil van het mooiste Vlaamse wielerboek (De Val, Matthias M.R. Declercq) ooit? Hoeveel coureurs deden doorgewinterd commentator Carlton Kirby bijna een hartverzakking krijgen en schor geschreeuwd “Joy for cycling fans globally!” brullen als een Amerikaanse Pinksterpriester? Ik vergeet ze nooit, die beklijvende finale van etappe 7 in de Ronde van Turkije van 2012. Nog steeds kan ik er niet naar kijken zonder dat mijn hart versneld gaat roffelen. Hoe jij zegezeker de bocht in ging en dan noodlottig wegschoof op het asfalt. Hoe je ijzig kalm je weerspannige ketting weer op de cassette legde terwijl wij paniekerig naar ons tv-scherm gilden. Hoe alles goed kwam, op de valreep, op de streep.

Dat Kirby ‘Keisse’ uitsprak als ‘Kaiser’, allicht onwetend over jouw bijnaam ‘Keizer van ’t Kuipke’, was de slagroom op een succulent gebakje. 

Later was er de Giro van 2015, een ronde waar ongeveer alles verkeerd liep voor de ploeg. Tot jij op de allerlaatste dag als eerste over de streep zwierde, op de tonen van Kings of Leon, hetzelfde nummer dat 4 jaar eerder door de kerk galmde bij de uitvaart van je maatje Wouter, die zijn Giro nooit uitreed.

Toeval is logisch, zei Johan Cruyff.

 

Ik herinner me een van de eerste keren dat ik in het Kuipke kwam, voor de heugelijke start van De Omloop, en twee vingers extra diep in m’n oren moest stoppen om een tinnitus te vermijden toen jij het podium opreed. Niet alleen voor de kopmannen, de sterren, de vedettes, maar ook voor jou ging het dak eraf. Geen enkel woord in de Vlaamse taal heeft een langere en welluidender -o dan jouw naam, die langs de bezwete en versleten wanden van de Gentse velodroom echoot.

 

Mensen kiezen zelf van wie ze houden. Zelfs wielrenners hebben daar weinig aan te zeggen, hoe veel of weinig ze ook winnen. Het is een koppig misverstand dat winnen je geliefd maakt. Winnen levert je bewondering, afgunst en geld op, maar niet noodzakelijk liefde. Liefde is veel ingewikkelder, maar gaat langer mee.

Iedereen wil graag gezien worden, maar jou lukte het vanzelf.

Wij houden immers van mensen zien trachten, stuntelen, struikelen en groeien tot we weten wie ze zijn. 

Wij houden van wie geluk zoekt, maar onderweg vooral miserie vindt. 

 

Drie lange jaren tussen een positieve dopingtest en de verlossende vrijspraak; jaren van werkloos, doelloos en eerloos thuis zitten, zonder planning, zonder ploeg, zonder geloofd te worden, zonder geloof dat het goed komt.

Het jaagpad tussen Gent en Oudenaarde waar je trainde werd de rivier Styx die leven en dood van elkaar scheidde. Jouw vriend zijn leek een garantie op rampspoed en ellende. Vallen hoort bij koersen als het rikketikken van de spaken. Tot een coureur blijft liggen na de val. Dan stopt de tijd, de adem en wij zelf. Jij stopte niet, maar verbeet de kwetsuren.

Niemand zou zo vroeg in het leven al zo veel afscheid mogen nemen, van het leven en de vriendschap, van de onbevangenheid die jonge renners ademen.

 

‘Shitty’ noemde je je carrière tot 2011, want een kat is een kat en je benoemt de dingen liefst zoals ze zijn, zonder alibi’s of excuses. De romantiek van de koers leeft enkel in de hoofden van de toeschouwers. De lelijke werkelijkheid blijft zorgvuldig buiten beeld, tot iemand uit de biecht klapt, het echte verhaal vertelt.

 

Wielergeschiedenis wordt soms geschreven met een gebroken potlood, in grillige hanenpoten. Sommige verhalen zijn sprookjes die je aan kleuters kan voorlezen. Andere verhalen blijven voor altijd in ons geheugen gegrift omdat ze harten breken. Jouw verhaal was geen sprookje, maar een beter en beduidender koersverhaal werd zelden geschreven. Wat een verhaal.