Van alle dingen die voorbijgaan kan ik er veel verdragen. Ik behoor niet tot de nostalgische zielen die de Omloop Het Volk blijven noemen. Ik heb niks tegen oortjes in de koers, noch tegen de mixed relay. Maar dat een wielrenner zomaar, van de ene dag op de andere, geen wielrenner meer kan zijn, vind ik een onverdraaglijke gedachte. Wielrenner ben je immers voor het leven. In de hoofden van de mensen rijden coureurs voor eeuwig en altijd rond.
Het wielrennerspensioen is een systeemfout, waar tot nader order geen oplossing voor bestaat.
Dat een coureur gewoon klaar kan zijn met het hele circus, met de ontbering en de pijn, dat willen wij liefst niet horen.
Onlangs, terugblikkend op de Vuelta en vooruit kijkend naar jouw nakende pensioen, hoorde ik je vertellen over dit jaar, jouw laatste jaar, en hoe bezwaard jij door dat jaar had gefietst, met je moed loodzwaar in je schoenen en je blik op het onvermijdelijke afscheid. Een ondeugdelijk jaar zonder erbarmen. Achterin ploeterend in het peloton, tussen renners van Tarteletto en Baloise. Zoekend naar je oude en betere zelf die met de noorderzon vertrokken was en niet van plan bleek om terug te keren.
We hadden het over die twee memorabele zeges op de weg, die jij meteen wegwimpelde als onbeduidend. Al bij al veeleer matig en van weinig betekenis, vond jij je hele carrière.
Hoeveel coureurs werden hoofdpersonage en spil van het mooiste Vlaamse wielerboek (De Val, Matthias M.R. Declercq) ooit? Hoeveel coureurs deden doorgewinterd commentator Carlton Kirby bijna een hartverzakking krijgen en schor geschreeuwd “Joy for cycling fans globally!” brullen als een Amerikaanse Pinksterpriester? Ik vergeet ze nooit, die beklijvende finale van etappe 7 in de Ronde van Turkije van 2012. Nog steeds kan ik er niet naar kijken zonder dat mijn hart versneld gaat roffelen. Hoe jij zegezeker de bocht in ging en dan noodlottig wegschoof op het asfalt. Hoe je ijzig kalm je weerspannige ketting weer op de cassette legde terwijl wij paniekerig naar ons tv-scherm gilden. Hoe alles goed kwam, op de valreep, op de streep.
Dat Kirby ‘Keisse’ uitsprak als ‘Kaiser’, allicht onwetend over jouw bijnaam ‘Keizer van ’t Kuipke’, was de slagroom op een succulent gebakje.
Later was er de Giro van 2015, een ronde waar ongeveer alles verkeerd liep voor de ploeg. Tot jij op de allerlaatste dag als eerste over de streep zwierde, op de tonen van Kings of Leon, hetzelfde nummer dat 4 jaar eerder door de kerk galmde bij de uitvaart van je maatje Wouter, die zijn Giro nooit uitreed.
Toeval is logisch, zei Johan Cruyff.
Ik herinner me een van de eerste keren dat ik in het Kuipke kwam, voor de heugelijke start van De Omloop, en twee vingers extra diep in m’n oren moest stoppen om een tinnitus te vermijden toen jij het podium opreed. Niet alleen voor de kopmannen, de sterren, de vedettes, maar ook voor jou ging het dak eraf. Geen enkel woord in de Vlaamse taal heeft een langere en welluidender -o dan jouw naam, die langs de bezwete en versleten wanden van de Gentse velodroom echoot.
Mensen kiezen zelf van wie ze houden. Zelfs wielrenners hebben daar weinig aan te zeggen, hoe veel of weinig ze ook winnen. Het is een koppig misverstand dat winnen je geliefd maakt. Winnen levert je bewondering, afgunst en geld op, maar niet noodzakelijk liefde. Liefde is veel ingewikkelder, maar gaat langer mee.
Iedereen wil graag gezien worden, maar jou lukte het vanzelf.
Wij houden immers van mensen zien trachten, stuntelen, struikelen en groeien tot we weten wie ze zijn.
Wij houden van wie geluk zoekt, maar onderweg vooral miserie vindt.
Drie lange jaren tussen een positieve dopingtest en de verlossende vrijspraak; jaren van werkloos, doelloos en eerloos thuis zitten, zonder planning, zonder ploeg, zonder geloofd te worden, zonder geloof dat het goed komt.
Het jaagpad tussen Gent en Oudenaarde waar je trainde werd de rivier Styx die leven en dood van elkaar scheidde. Jouw vriend zijn leek een garantie op rampspoed en ellende. Vallen hoort bij koersen als het rikketikken van de spaken. Tot een coureur blijft liggen na de val. Dan stopt de tijd, de adem en wij zelf. Jij stopte niet, maar verbeet de kwetsuren.
Niemand zou zo vroeg in het leven al zo veel afscheid mogen nemen, van het leven en de vriendschap, van de onbevangenheid die jonge renners ademen.
‘Shitty’ noemde je je carrière tot 2011, want een kat is een kat en je benoemt de dingen liefst zoals ze zijn, zonder alibi’s of excuses. De romantiek van de koers leeft enkel in de hoofden van de toeschouwers. De lelijke werkelijkheid blijft zorgvuldig buiten beeld, tot iemand uit de biecht klapt, het echte verhaal vertelt.
Wielergeschiedenis wordt soms geschreven met een gebroken potlood, in grillige hanenpoten. Sommige verhalen zijn sprookjes die je aan kleuters kan voorlezen. Andere verhalen blijven voor altijd in ons geheugen gegrift omdat ze harten breken. Jouw verhaal was geen sprookje, maar een beter en beduidender koersverhaal werd zelden geschreven. Wat een verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten