biekesblog


zaterdag 24 december 2022

Dag Remco

Wat een demonstratie! Remco Evenepoel kroont zich in Australië tot  wereldkampioen na ongelooflijke solo van ruim 25 kilometer | Sport Voor  Homepage - Wk Wielrennen

 “Wat goed is komt snel,” sprak wielerfilosoof J. De Cauwer. Ik weet niet of dat waar is. Sommige kazen moeten traag rijpen, andere eet men bij voorkeur jong en fris. Maar de mensen hebben geen geduld, koersfans nog het minst van al. Van zodra wij een glimp hebben opgevangen van wat eventueel, wie weet, een goudklompje zou kunnen zijn, dan verliezen wij het noorden en onze redelijkheid, als peuters die een ijskraam hebben gespot. Ik denk niet dat jij zelf uitblinkt in geduld, maar sporters hebben geen andere keuze dan de streken, pieken en dalen van hun eigen lichaam te volgen en hun dadendrang te verbijten wanneer hun gestel het laat afweten.

 

Na de Giro van 2021 had het volk voorbarig beslist dat jij de hoop der natie niet zou inlossen; een 21-jarige afgeschreven voor hij goed en wel begonnen was, alsof iemand had besloten dat het nooit meer zomer zou worden omdat er nog wat sneeuw lag in de lente. Jij kon niet wachten om te bewijzen dat wij dwaalden.

 

Op een zondag in april, ergens vlak voor de top van La Redoute, zagen wij het: de kloof van betekenis, de eenmanspoging die in geen jaren meer gelukt was. “Hoofdzakelijk bergaf vanaf hier”, kraaide Renaat, maar daar was niks van aan, want vanaf die dag ging jij bergop, altijd maar hoger, van de Baskische Urraki-berg tot de Alto de Piornal in Extremadura, een col die niet toevallig na de Alto de Desesperà (de col van de wanhoop) komt. Hoop is de droom van iemand die wakker is, zei Aristoteles. Wij werden wakker in een Spaans boerengat van 1500 inwoners, voornamelijk en lokaal bekend om de de Jarramplas, een duivels figuur met hoorns en paardenmanen, die jaarlijks door de dorpelingen wordt bekogeld met knolrapen en verwensingen, een bevoorrechte taak waarvoor er een wachtlijst bestaat die intussen tot 2050 gevuld is.

Jij werd bekogeld met superlatieven en een rode trui. 

Een halve eeuw, een eeuwigheid was het geleden dat wij een Belg op het podium van een grote ronde hadden zien staan. Het was alsof we daar zelf stonden te blinken.

 

Niet dat er tijd was om te vieren. Ergens aan de overkant van de wereld, in een ander halfrond, lag een regenboog voor het rapen. Het oogsten moest gebeuren op Mount Pleasant, een al bij al ongooglijke heuvel zonder allure; vervelend, maar slechts met veel verbeelding episch te noemen.

“Hij is vroeg bezig”, zei José op 60 km van de meet. Ik vond het ook vroeg, maar dan vooral voor mezelf gezien het tijdsverschil en het bedauwde lokale uur van de dag waarop de historische gebeurtenissen zich voltrokken. Vroeg is een uiterst relatief begrip. Wat vroeg is voor de ene, daar zit een ander al een eeuwigheid popelend op te wachten. Soms is vroeg gewoon op tijd.

 

25 km van het einde bolde je weg. Gretigheid laat zich niet beknotten. Iedereen ging sneller ademen behalve jij. 

Het exploot was strikt genomen belachelijk indrukwekkend, maar leek een fluitje van een cent. Theoretisch gezien was het dat ook. Om sneller te zijn dan de rest moet je gewoon harder trappen. Niks aan. De omvang van een inspanning valt zelden af te lezen aan het gezicht van de aanvaller, maar vaak genoeg aan de gepijnigde tronies van de tegenstanders. “Een saaie vertoning”, vonden Nederlandse koerskijkers, die de appreciatie voor jouw succesrecept (doorstomen tot er niemand meer kan volgen) niet per se deelden. Ik was aan de vierde koffie toe toen jij je hand voor je mond sloeg in het zicht van de meet, alsof je er niets van begreep. Terecht. Zelf begrepen wij het ook niet. Op je 22ste een monument, een grote ronde en de wereldtitel winnen. Wie doet dat nu? Hoe kom je daarbij? Hoe kan dat zelfs?

 

“Een beter seizoen zal ik nooit meer hebben”, zei je. Een voorspelling als een nieuwjaarsvoornemen waarvan iedereen weet dat het zal mislukken.

Volgend jaar wacht er een Giro die je past als een maatpak. Ik kijk nu al uit naar die 18,4 tijdritkilometers op zaterdag 6 mei, van Fossacesia naar Ortona. Roze staat je vast nog beeldiger dan rood.

Beste Wout

Wout van Aert nog steviger in groene trui in Tour de France na fraaie zege  op slotklim in Lausanne | Tour de France | AD.nl

Aan het einde van een jaar blikken de mensen graag terug. In mijn verbeelding kijk jij zelf liefst vooruit, met de gretigheid van een kind dat daags na z’n verjaardag al aan de volgende denkt, die nog groter en feestelijker wordt dan alle voorgaande, met betere cadeaus en een taart waar de slagroom in gulle kwabben van druipt. Altijd een kaarsje meer, zodat je elk jaar wat harder moet blazen.

Chronologie is belangrijk in de koers en in een mensenleven. De jongste feiten dringen altijd voor aan de kassa van ons geheugen. 

Wie denkt er nog aan de zomer wanneer het buiten vriest en de lucht in de stad weeïg naar glühwein stinkt? Wie weet er nog hoe jij de Bosberg bestormde in februari terwijl we de dagen op de kalender afvinken naar de volgende Omloop?

 

Afijn, ik weet het wel nog. Hoe wij ergens ter hoogte van de Haaghoek op het zonovergoten terras van Den Drijhaard met koude voeten en wijd opengevallen mond naar het scherm staarden nadat we je voorbij hadden zien denderen. Hoe jij ineens vertrok waar nooit iemand vertrekt omdat je daar niet hoort te vertrekken. Hoe wij meteen wisten dat niemand je zou inhalen. Dat zagen we aan je neusgaten, waar wolkjes stoom uit ontsnapten. Aan je ogen, onder twee dreigende wenkbrauwen, die op onweer stonden. “Oeioeioeioeioei”, zei José. “Wout gaat alles op een hoopje rijden dit jaar”, whatsappte een koersvriend. Zo zijn wij immers. Wij denken dat verlangen werkelijkheid wordt wanneer we het maar luid en stellig genoeg uitspreken.

Een maand later gebeurde het opnieuw op de Taaienberg. “Kijk wat er gebeurt!”, kirde José, terwijl jij en je ploegmaats een eerste lichting concurrenten afschudden. 

Die Ronde van Vlaanderen was slechts een formaliteit. Maar zelfs coureurs worden ziek, ook op hoogst ongelukkige momenten. Alsof een sikkeneurige wielergod had beslist dat het nu ook weer niet te gek moest worden.

 

Tussendoor vielen er ritten te kapen en meubels te redden tussen Parijs en Nice en in de Dauphiné. Maar dan: het braadstuk, de plat de résistance: de Tour. Want de Tour is de Tour.

Ik heb veel Tours gezien in mijn leven, te veel allicht. Slaapverwekkende kuieretappes en medisch bedreigende ontknopingen heb ik overleefd. Intussen durf ik zeggen dat de Tour en jij voor elkaar gemaakt zijn. Niet omdat je hem kan winnen (probeer hem alstublieft nooit te winnen), maar omdat je er tien verschillende soorten renners kan zien schitteren. En omdat die allemaal in jouw pokhouten lijf wonen.

 

Franse, Britse, Nederlandse, Italiaanse en Spaanse kranten noemden jou zonder schroom de meest complete renner van het peloton. 

Compleet is datgene waaraan niets ontbreekt. Compleet is wat perfect is zoals het is. Compleet is wat irriteert omdat het schril contrasteert met de eigen onvolkomenheden, zoals een Scandinavisch design-interieur je eigen huiselijke wanorde op pijnlijke wijze in de verf zet. Compleet is de renner die de rest doet verbleken en vergeten omdat hij overal tegelijk is en alles kan.

 

Wie veel heeft gaat daar doorgaans voorzichtig mee om. Doseren, afwegen, rekenen en plannen. Nooit morsen. Jij gooide drie weken lang met je krachten zoals Piet met letterkoekjes strooit.

“He’s playing with our balls”, opperde Tom Pidcock laconiek, nadat jij in etappe 6, tussen Binche en Longwy, spelenderwijs en in je eentje een voltallig peloton had leeggeknepen als een tube tandpasta. Dat het een kansloos avontuur betrof, dat zagen wij ook wel. Mathematisch gezien volslagen onzinnig. Maar ach, wat een show.

Naarmate de etappes vorderden raakten de commentatoren door hun hyperbolen en superlatieven heen. Altijd was daar die groene vlek, driftig in de weer of laconiek op wacht, alsof je per abuis in een vat toverdrank was gevallen. “Doe nu toch eens rustig”, dachten wij soms, een gedachte waar we niets van meenden omdat we in geen jaren met zoveel toewijding waren geanimeerd.

 

Ik weet dat je in dit land kasseien en monumenten moet sprokkelen of een grote ronde winnen om gekroond te worden, om een kristallen fiets, een gouden derailleur of een diamanten bidon te winnen. Maar ik zou drie Rondes van Vlaanderen en twee Parijs-Roubaix geven om jou elk jaar zo’n Tour te zien rijden, een Tour als een SF-reeks waarin jij elke dag opnieuw geboren wordt.

Dag Iljo


Iljo Keisse krijgt met 'Merci Iljooo' een welverdiend afscheid

Van alle dingen die voorbijgaan kan ik er veel verdragen. Ik behoor niet tot de nostalgische zielen die de Omloop Het Volk blijven noemen. Ik heb niks tegen oortjes in de koers, noch tegen de mixed relay. Maar dat een wielrenner zomaar, van de ene dag op de andere, geen wielrenner meer kan zijn, vind ik een onverdraaglijke gedachte. Wielrenner ben je immers voor het leven. In de hoofden van de mensen rijden coureurs voor eeuwig en altijd rond.

Het wielrennerspensioen is een systeemfout, waar tot nader order geen oplossing voor bestaat.

Dat een coureur gewoon klaar kan zijn met het hele circus, met de ontbering en de pijn, dat willen wij liefst niet horen. 

 

Onlangs, terugblikkend op de Vuelta en vooruit kijkend naar jouw nakende pensioen, hoorde ik je vertellen over dit jaar, jouw laatste jaar, en hoe bezwaard jij door dat jaar had gefietst, met je moed loodzwaar in je schoenen en je blik op het onvermijdelijke afscheid. Een ondeugdelijk jaar zonder erbarmen. Achterin ploeterend in het peloton, tussen renners van Tarteletto en Baloise. Zoekend naar je oude en betere zelf die met de noorderzon vertrokken was en niet van plan bleek om terug te keren.

We hadden het over die twee memorabele zeges op de weg, die jij meteen wegwimpelde als onbeduidend. Al bij al veeleer matig en van weinig betekenis, vond jij je hele carrière.

 

Hoeveel coureurs werden hoofdpersonage en spil van het mooiste Vlaamse wielerboek (De Val, Matthias M.R. Declercq) ooit? Hoeveel coureurs deden doorgewinterd commentator Carlton Kirby bijna een hartverzakking krijgen en schor geschreeuwd “Joy for cycling fans globally!” brullen als een Amerikaanse Pinksterpriester? Ik vergeet ze nooit, die beklijvende finale van etappe 7 in de Ronde van Turkije van 2012. Nog steeds kan ik er niet naar kijken zonder dat mijn hart versneld gaat roffelen. Hoe jij zegezeker de bocht in ging en dan noodlottig wegschoof op het asfalt. Hoe je ijzig kalm je weerspannige ketting weer op de cassette legde terwijl wij paniekerig naar ons tv-scherm gilden. Hoe alles goed kwam, op de valreep, op de streep.

Dat Kirby ‘Keisse’ uitsprak als ‘Kaiser’, allicht onwetend over jouw bijnaam ‘Keizer van ’t Kuipke’, was de slagroom op een succulent gebakje. 

Later was er de Giro van 2015, een ronde waar ongeveer alles verkeerd liep voor de ploeg. Tot jij op de allerlaatste dag als eerste over de streep zwierde, op de tonen van Kings of Leon, hetzelfde nummer dat 4 jaar eerder door de kerk galmde bij de uitvaart van je maatje Wouter, die zijn Giro nooit uitreed.

Toeval is logisch, zei Johan Cruyff.

 

Ik herinner me een van de eerste keren dat ik in het Kuipke kwam, voor de heugelijke start van De Omloop, en twee vingers extra diep in m’n oren moest stoppen om een tinnitus te vermijden toen jij het podium opreed. Niet alleen voor de kopmannen, de sterren, de vedettes, maar ook voor jou ging het dak eraf. Geen enkel woord in de Vlaamse taal heeft een langere en welluidender -o dan jouw naam, die langs de bezwete en versleten wanden van de Gentse velodroom echoot.

 

Mensen kiezen zelf van wie ze houden. Zelfs wielrenners hebben daar weinig aan te zeggen, hoe veel of weinig ze ook winnen. Het is een koppig misverstand dat winnen je geliefd maakt. Winnen levert je bewondering, afgunst en geld op, maar niet noodzakelijk liefde. Liefde is veel ingewikkelder, maar gaat langer mee.

Iedereen wil graag gezien worden, maar jou lukte het vanzelf.

Wij houden immers van mensen zien trachten, stuntelen, struikelen en groeien tot we weten wie ze zijn. 

Wij houden van wie geluk zoekt, maar onderweg vooral miserie vindt. 

 

Drie lange jaren tussen een positieve dopingtest en de verlossende vrijspraak; jaren van werkloos, doelloos en eerloos thuis zitten, zonder planning, zonder ploeg, zonder geloofd te worden, zonder geloof dat het goed komt.

Het jaagpad tussen Gent en Oudenaarde waar je trainde werd de rivier Styx die leven en dood van elkaar scheidde. Jouw vriend zijn leek een garantie op rampspoed en ellende. Vallen hoort bij koersen als het rikketikken van de spaken. Tot een coureur blijft liggen na de val. Dan stopt de tijd, de adem en wij zelf. Jij stopte niet, maar verbeet de kwetsuren.

Niemand zou zo vroeg in het leven al zo veel afscheid mogen nemen, van het leven en de vriendschap, van de onbevangenheid die jonge renners ademen.

 

‘Shitty’ noemde je je carrière tot 2011, want een kat is een kat en je benoemt de dingen liefst zoals ze zijn, zonder alibi’s of excuses. De romantiek van de koers leeft enkel in de hoofden van de toeschouwers. De lelijke werkelijkheid blijft zorgvuldig buiten beeld, tot iemand uit de biecht klapt, het echte verhaal vertelt.

 

Wielergeschiedenis wordt soms geschreven met een gebroken potlood, in grillige hanenpoten. Sommige verhalen zijn sprookjes die je aan kleuters kan voorlezen. Andere verhalen blijven voor altijd in ons geheugen gegrift omdat ze harten breken. Jouw verhaal was geen sprookje, maar een beter en beduidender koersverhaal werd zelden geschreven. Wat een verhaal. 

zondag 31 juli 2022

In de prak

 Annemiek van Vleuten met dagsucces in gele trui naar eindzege Tour de France  Femmes | Tour de France Femmes | AD.nl

Voor alles is een eerste keer. De eerste keer fietsen op de Champs-Elysées. De eerste keer door een erehaag van mensen rijden. De eerste keer wereldnieuws worden met je fiets. De eerste keer keer la Planche des Belles Filles beklimmen en niet weten of je erover geraakt. De eerste keer gierend huilen op tv. De eerste keer je lief, zus, vrouw, kind in de gele trui zien stralen. De eerste keer zelf stralen in de gele trui.

Voor alles is een laatste keer. De laatste aanval. De laatste col. De laatste keer duizelend dalen. De laatste keer twijfelen. De laatste keer pech. De laatste keer aangevallen worden. De laatste keer terugslaan met de grootste hamer. De laatste steile strook. De laatste armen in de lucht. De laatste tranen van ontlading.

 

Het verhaal van Lorena en Marianne en Marta en Marlen en Cecilie en Julie en Lotte en Shirin en Kasia en Demi en Annemiek. Zieltjes gewonnen en verkocht. Harten veroverd en gebroken. Benen in de prak gefietst. Elkaar in de prak gefietst. Maar eentje viel niet te prakken.

 

Een beetje sterven op le Petit Ballon en dan nog de Platzerwasel en de Grand Ballon moeten bedwingen. 12 seconden te laat komen met je tong op je tenen en niet meer mogen starten, ook al ben je meer dan vier uur lang duizend doden gestorven. 

Neervallen tegen een lelijk hek en en naar adem happen en niets meer kunnen zeggen voor het oog van veel te veel mensen die je niet kent, maar die jou intussen eindelijk kennen.

 

Annemiek. Geen woorden vinden voor Annemiek. Annemiek die niet neervalt, noch naar adem hapt. Annemiek die heerst over de bergen als de godin Aphaea. Annemiek die licht geeft en vleugels heeft.

 

Van “Er is veel volk” over “Wauw, nog meer volk” naar “Amai, zoveel volk, zeg”. 

De mensen kwamen en wachtten en keken en juichten en lachten en weenden mee, en waarom moest dit nu zo lang duren in feite? 

 

Blij zijn en ook een beetje spijt hebben voor Maria, Jeannie, Leontien, Heidi, die nooit geweten hebben hoe het voelt om zo vooruitgeschreeuwd en opgevangen en bewonderd te worden; hoe het is om nieuws te zijn omdat je iets bijzonders hebt gedaan.

 

Eerste keren komen vaak laat, maar nooit te laat. Laatste keren komen altijd te vroeg. Deze eerste keer is geschiedenis geworden, zodat hij nooit meer de allerallerlaatste keer hoeft te zijn.

Te snel

 Tour de France Femmes: Marianne Vos boekt in Rosheim tweede ritzege |  WielerFlits

Er wordt wel eens gezegd dat het vrouwenwielrennen te snel evolueert. Snel is een relatief begrip. Helemaal als je weet dat vrouwen al even lang koersen als mannen. Toen John Kemp Starley in 1885 de ‘safety bike’ ontwierp, de eerste echte fiets met twee gelijke wielen en kettingaandrijving, werden vrouwen nochtans niet geacht zich bezig te houden met sport en competitie. Maar de komst van de fiets verstoorde die sociale norm. Omdat de nieuwe fiets snel gedemocratiseerd raakte, konden veel vrouwen zich er een aanschaffen en lag sportief fietsen voor de hand.

De eerste wielerwedstrijden waren echte uitputtingsraces: mannen koersten dagen na elkaar tot ze erbij neervielen en kwamen bijna halfdood over de meet. Spannend was het in geen geval. Toen organisatoren doorkregen dat vrouwen ook wilden racen, moest die formule bijgestuurd worden. Men geloofde immers dat vrouwen fysiek ongeschikt waren voor uithoudingssporten. Meerdaagse wielerwedstrijden voor vrouwen werden onderverdeeld in etappes van een drietal uren. Die gebalde formule leverde spannende en spectaculaire koers op: door de kortere inspanning gingen de vrouwen erg snel en konden ze sprintten voor de overwinning. Het vrouwenwielrennen werd dan ook snel populairder dan het mannenwielrennen. Tienduizenden toeschouwers woonden de vrouwenraces bij in arena’s en theaters. Vooral in de VS boomde de sport en verdienden vrouwelijke renners goed hun brood. De beste wielrensters werden zelfs kostwinners, tot afgrijzen van velen.

Een van die wielrensters was de Zweedse Tillie Anderson, die op haar zestiende naar de VS migreerde en daar haar eerste fiets kocht met het geld dat ze verdiende als naaister. Twee jaar later brak ze het werelduurrecord. Ze nam deel aan 130 wielerwedstrijden en eindigde maar zeven keer niet als eerste. Ze was onofficieel wereldkampioene tot 1902, het moment waarop vrouwen geweerd werden uit de wielersport. Haar fenomenale prestaties leverden haar de bijnaam ‘the terrible Swede’ op.

In Europa maakte de piepjonge Belgische Hélène Dutrieu faam door in 1893, op haar zestiende, het werelduurrecord te verbreken en in 1896 de eerste vrouwelijke wereldkampioene wielrennen te worden.

Hun populariteit was van korte duur. Aan het begin van de twintigste eeuw droogde het sponsorgeld en de interesse op. De auto ging met de aandacht lopen, en onder druk van conservatieve krachten zoals de kerk en de wielerbonden werd het vrouwenwielrenen zo goed als verboden.

 

Meer dan een eeuw en een kwart heeft het geduurd om koersende vrouwen de aandacht en waardering te geven die ze verdienen. “Snel”, laat staan “te snel” ging vandaag enkel op voor Marianne Vos. Wie vindt dat het te snel gaat bedoelt vooral dat hij zelf niet kan volgen.

Record

 Wiebes sprint naar tweede etappezege in Tour de France Femmes | NU - Het  laatste nieuws het eerst op NU.nl

175,6 kilometer van Bar-Le-Duc naar Saint-Dié-des-Vosges. Een historisch lange etappe want een absoluut record. Van de UCI mag een vrouwenwedstrijd op World Tour niveau immers maximum 160 kilometer afleggen.

Mannen mogen dan weer probleemloos 250 km fietsen, de dutsen.

Nu en dan toetert er iemand zonder veel kennis van zaken dat de vrouwen niet moeten memmen over gelijke verloning en aandacht, vermist ze zich minder hard hoeven in te spannen. 

Tijd voor wat duiding. 

 

Mannen kunnen fysiek nu eenmaal wat langer en harder fietsen, met dank aan hun grotere longinhoud, een iets groter hart en meer spiermassa. Ze hebben dus gewoon een grotere motor.

Dat betekent evenwel niet dat vrouwelijke wielrenners minder intensief rijden. Integendeel. Onderzoek toont dat vrouwen over kortere afstand procentueel langer aan een hoge intensiteit trappen, met name aan 79 % van hun maximale hartslag, terwijl de mannen het wat rustiger aan doen met 69 % van hun maximale hartslag. Het verschil in vermogen blijkt beperkt: 2,8 watt per kg bij de vrouwen tov 3 watt per kg bij de mannen. Maar de Intensity Factor toont dan weer opnieuw dat vrouwen intensiever fietsen. Ook interessant is de RPE (rate of perceived exertion), die de persoonlijke ervaring van de renners uitdrukt op een schaal van 6 tot 20: die is bij vrouwen én mannen rond de 15,4 %, ook al is de lichamelijke inspanning en belasting voor vrouwen een stuk hoger.

 

Of lange etappes een koers interessanter maken is dan weer een andere vraag. Bij de mannen neigt de trend net naar kortere etappes, om lange en monotone aanlopen te vermijden. Niemand wil urenlang naar een groepje kansloze vluchters kijken. 


Hoedanook, de grote vraag van de dag was eenvoudig: sprinten of niet sprinten. Nog voor we ons ernstig over deze kwestie konden buigen smakte een kwart peloton tegen de grond. Bloedende ellebogen, kromme fietsen, schaafwonden en verwrongen gezichten. Grootste slachtoffer: Emma Norsgaard. De ploeggenote van Van Vleuten stapte in de ziekenwagen met een verdacht scheve schouder. Asfalt maakt geen onderscheid tussen vrouwen en mannen.

 

Ik hield één oog op Marianne Vos, nog steeds stralend in het geel. Dag op dag tien jaar geleden werd la Vos olympisch kampioene op de spelen in Londen, na een verschroeiende aanval van ver op een kopgroep in een kletsnatte wegwedstrijd. Vijfentwintig jaar was ze, en toen al zes jaar top. Vandaag zijn we gestopt met jaren tellen. Vandaag draaide anders uit. 

Even, op zeven kilometer van de meet, leken de dappere vluchters van de dag de jacht te overleven, maar toen zette Ellen Van Dijk zich op kop en dan weet je dat het voorbij is. Sprinten dus. En wie sprint zegt, zegt Wiebes. Terwijl Elisa Longo-Borghini de verkeerde afrit nam stormde het kanon van Utrecht naar de finish. Lange of korte etappe, aan Lorena is niets te doen. 

Randschade

 Marlen Reusser wins stage four on the gravel, Vos retains the yellow jersey  • ProCyclingUK.com

Gravellen is hip. Hoe dat zo gekomen is weet niemand precies, maar iedereen met een beetje fietsaspiraties wil tegenwoordig een gravelbike, en organisatoren van wielerwedstrijden kammen landkaarten uit op zoek naar onverharde paden en stroken waar voorts geen weldenkend mens zich met een fiets wil bevinden.

Die gravelhype wordt niet per se door iedereen geapprecieerd.  Dat ziet er allemaal geestig uit van op de sofa, met een hapje en een drankje binnen handbereik, maar lek rijden of wegschuiven op vuistdikke stenen is in de praktijk gewoon ellendig.

Hoe creatiever de parcoursbedenkers, hoe sceptischer de renners, de analisten en de commentatoren over alle slim bedachte ongein. 

Geitenpaden, landingsbanen, kasseiwegels, grindstroken … noem iets wat min of meer berijdbaar is en we hebben er ooit een peloton overheen zien rammen.

Ik begrijp dat organisatoren van animo en verrassing houden. Ik ben zelf ook wel gesteld op enig vermaak. Maar ik hoef niet per se wielrenners door brandende hoepels of over een ravijn te zien springen om me te amuseren. Om maar te zeggen: misschien mag het allemaal wat minder spectaculair. Zo boeiend is een fietswissel nu ook weer niet.

 

“Ha ja, maar dat hoort erbij” zeggen mensen die zelf nooit van hun leven hebben deelgenomen aan een etappewedstrijd waar nogal veel van afhangt. Het is geduldig wachten op de retour van het Tourprotocol uit 1914, dat stelde dat defect materiaal onderweg mocht worden vervangen op voorwaarde dat het originele stuk bij aankomst werd getoond om te bewijzen dat de vervanging in kwestie noodzakelijk was. Renners met een wielbreuk moesten onderweg een nieuw wiel gaan kopen of schooien of zelf hun wiel repareren, om vervolgens met het brakke onderdeel op hun rug verder te fietsen. Spektakel gegarandeerd.

 

Etappe 4 van deze Tour werd beslist door lekke banden, mechanische euvels, schuiverijen, valpartijen en als toemaatje een idiote aanrijding waarbij de ploegwagen van UAE z’n eigen kopvrouw Mavi García vakkundig uitschakelde. Het was om je fietshelm van op te eten. Pittoreske streek hoor, maar wie had in vredesnaam bedacht dat dit de beste route was? “Leuk voor de foto’s, maar niet voor een etappewedstrijd”, zou Annemiek Van Vleuten na afloop zeggen.

 

Wie zich nergens wat van aantrok was Marlen Reusser, een bikkel van een werkpaard, die vandaag gespaard bleef van randschade en ongehinderd solo voor het rijdende slagveld uitreed. Reusser is naast professioneel wielrenster ook niet praktiserend chirurg, violiste en politiek actief in de groene partij in Bern. Een vrouw waarvan je weet dat ze een en ander kan hebben. 25 kilometer reed Marlen alleen en gezwind voor alles en iedereen uit, een eitje voor een tijdrijdster. Gravellen is hip. Maar Marlen was beter.

Bubbels

Julie De Wilde (19) pakt als jongste renster van Tourpeloton witte trui:  “Ik ben een snotneus, maar ik laat mij niet doen” | Gazet van Antwerpen  Mobile

Tussen Reims en Epernay vielen hellingen en heuvels te bestormen. Het noorden van de Champagnestreek heeft alles wat van Frankrijk het ideale vakantieland maakt: fotogenieke en gracieuze steden, lome dorpjes en panorama’s vol glooiende wijngaarden, maar wie er doorheen fietst smeert best de kuiten. Côte de Vertus, Côte du Mesnil-sur-Oger, Côte de Mutigny, Mont Bernon: welluidende namen vol steil venijn.

Een dag van aanvallen, schuiven, vallen, opstaan, jagen, kotsen, doorjassen zonder omkijken, terugknokken met een goudgeel truitje rond je stevige schouders waar je nog geen afscheid van wil nemen.


Veteraan Ashley Moolman die haar kopvrouw kwijtraakte in een linke bocht en dan maar zelf doortrok, want wat moet je anders als je daar nu eenmaal zit en nergens heen kan?

Kasia Niewiadoma, altijd goed, maar zelden eerst, die opnieuw naast de flosj greep.

Annemiek Van Vleuten die op bizarre wijze loste op een klimmetje dat een pukkel heet in het universum van Annemiek, wat eerst verklaard werd door een haperende derailleur en vervolgens door een opspelende maag. Anemiek had al dagen amper kunnen eten. Zonder brandstof kan een mens niet stoken.

Marianne Vos die even wegzakte, maar Vossig terugkwam en haar leiderstrui redde.

Cecilie Uttrup-Ludwig, de vrouw die van het finish-interview een populair genre maakte en na een absolute klotestart en het dramatische verlies van haar kopvrouw als een speer voorbij Marianne schoot. Na het interview vol vloeken en verwensingen was er het interview vol tranen en overstromend geluk. Die Denen toch. Je geeft ze een Grand Départ en ze pakken alles mee.

Elisa Longo-Borghini die intussen, zonder commotie, ongestoord en sluipenderwijs haar ding doet en dus best in de gaten wordt gehouden.

Julie De Wilde uit Laarne, die zonder het te beseffen de jongerentrui greep, zelf compleet niet onder de indruk van haar piepjonge benen terwijl ze het droogste interview van de dag afleverde. Nooit ronkend of luid, de kalmte zelf, de stalen zenuwen van een pilote met 20 jaar anciënniteit. 


In december 2019 mocht ik de zeventienjarige Julie interviewen, drie maanden nadat ze zilver won op het WK voor junioren, waar ze teleurgesteld op haar stuur meppend over de meet kwam. Ook toen was ze niet onder de indruk en vond ze dat het allemaal nog beter had gekund. Die avond, tegenover een overstoorbare schoolgaande tiener met een plan, voorspelde ik in stilte een glorieuze toekomst voor Julie De Wilde en haar benen.

 

Wie dacht dat deze Tour de France voor vrouwen voltrokken was nog voor de start schudt best even de zetelkussens op voor wat nog komt.

Ervaring

 In Meaux, 41 kilometer oostwaarts van de lichtstad, werd in 1229 het verdrag van Meaux ondertekend, een akkoord tussen kroon en kerk dat een einde maakte aan de kruistocht tegen de Katharen. Deze populaire religieuze beweging week nogal af van de de katholieke leer. De Katharen geloofden in twee goddelijke principes: het Goede (God) en het Kwade (het vleselijke), beide voor eeuwig en altijd met elkaar in strijd. De menselijke ziel kon volgens hen enkel bevrijd worden door een streng regime van spaartaanse soberheid, vasten en seksuele onthouding. Het leven van een ronderenner quoi. 

Vanuit startplaats Meaux ging het zuidwaarts en vrij vlak richting het middeleeuwse Provins, over kaarsrechte wegen zonder veel beschutting: omstandigheden die deden dromen van waaiers en een winderige finale. Soms denken we beter na voor we iets wensen, zo zou later blijken.

Opschudding in Tour de France Femmes: resem valpartijen, Australische  kampioene knalt met volle vaart op en over collega's | Gazet van Antwerpen  Mobile

Ook in deze Tour de France voor vrouwen zijn de sprintkansen in de minderheid. Je grijpt ze maar beter bij het nekvel met je hoektanden. De snelste vrouwen lieten zich dan ook niet zomaar verrassen door de wind en allerlei gewiekste manoeuvres. Wiebes, Vos, Kopecky en Balsamo reden met haviksogen voorin. Maar de wind sloeg het peloton vol in de flank en maakte iedereen bloednerveus. Ellen Van Dijk, een vrouw uit één stuk met een turbomotor, scheurde de meute aan stukken. Prélude voor drama. Mijn hemel, wat werd er veel en hard gevallen. Aan de linkerkant van het televisiebeeld vloog een renster meters ver de gracht in.Marta Cavalli, een van de grootste uitdagers van topfavoriete Van Vleuten, werd als een flèche humaine door de lucht gekatapulteerd en kwam hard op haar rug terecht. Ik begrijp niet hoe Marta überhaupt weer op haar fiets geraakte, maar haar gepijnigde gezicht sprak boekdelen. Dit kwam niet goed. Exit Cavalli. Julie De Wilde, piepjonge vaderlandse belofte en dark horse in mijn virtuele ploeg, lag een minuut lang onbeweeglijk op het asfalt. In april brak De Wilde haar halswervel op de kasseien van Parijs-Roubaix. Ik kneep mijn ogen dicht en verwenste de wind en de zenuwen. Niet elk spektakel is fijn om naar te kijken.

“Die vrouwen hebben precies nog nooit op een fiets gezeten”, tweette Rudy474532 uit Waregem. Rudy had niet zo gek veel notie van het belang van ervaring. De tonnen ervaring van een Marianne Vos versus het gebrek aan ervaring bij een deel van het vrouwenpeloton. Niet omdat ze niet kunnen fietsen, wel bij gebrek aan aan professionele omkadering en begeleiding. Want daar is vooralsnog geen geld voor. Ellen Van Dijk, de vrouw die de debatten opende, tweevoudig wereldkampioen tijdrijden en werelduurrecordhoudster, moest de eerste jaren van haar loopbaan rondkomen met een onkostenvergoeding van 150 euro per maand. Om te overleven combineerde ze allerlei flexijobs in tankstations en als maaltijdkoerier met haar leven als atlete én studente. Ook vandaag heeft een derde van de continentale wielrensters geen salaris. Ze koersen gratis en voor niks. En als ze vallen staan ze weer op en gaan ze door. Doe het hen maar na, Rudy. En blijf vooral kijken, dan komt het geld vanzelf.

Van Leontien tot Marianne

 Marianne Vos vertelt na ritzege in Tour voor het eerst over haar vriendin:  'Zij mag ook in de spotlights staan' | Tour de France | AD.nl

Ik ben oud genoeg om me de beelden te herinneren van twee vrouwen in het geel. De ene een wat norse Française met een licht verbeten mond. De andere een frivole Nederlandse met feilloos gelakte nagels en rozerode lipstick. Ik had geen idee hoe zij op dat podium waren beland, want hun calvarietocht door Frankrijk kregen wij niet te zien. Zij waren slechts een voetnoot in het sportnieuws van hun tijd.

 

Pas later, heel veel later, toen ik me begon af te vragen waarom ik niet meer wist over deze wonderlijke atletes, leerde ik dat ze samen 43 internationale medailles hadden verzameld, elk het werelduurrecord hadden verbroken en allebei verschillende keren (een versie van) de Tour de France hadden gewonnen. Ik leerde dat hun verhalen even boeiend en bewogen waren als de ronkende verhalen die ik kende uit het mannenpeloton. De biografieën van Jeannie Longo en Leontien Van Moorsel bevatten evenveel bloed, zweet, tranen, rivaliteit, glorie, tegenslag, dopingschandalen en eetstoornissen als die van hun mannelijke collega’s. Alleen wisten we het niet omdat niemand het ons toonde of vertelde.

 

Vandaag begonnen 144 vrouwen onder luid gejuich en voor het oog van talloze camera’s aan hun Tour de France. Een van hen, misschien wel de beste wielrenster ooit, heeft daar tien jaar koppig en moedig voor geijverd.

Hoe vaak zou Marianne Vos gedroomd hebben van deze Grand Départ? Hoe vaak zou ze vandaag gedacht hebben dat ze droomde?

In de glinsterende ogen van Marianne lag een hele geschiedenis te lezen, van blijven proberen en altijd maar doorgaan tot het lukt; van zo graag willen dat je niet opgeeft tot gebeurt wat gebeuren moet.

 

Onder de bekendste triomfboog ter wereld sprintte topfavoriete Lorena Wiebes naar geel en groen, een halve wiellengte voor Marianne Vos, haar achterwiel wild schuivend over de Champs Elysées, barstend van het zelfvertrouwen dat haar generatie past. Lorena Wiebes was tien toe Marianne Vos de laatste Ronde van Frankrijk voor vrouwen reed. Een finishfoto waar verleden, heden en toekomst elkaar innig omarmen.

Een half uurtje fietsen van de finish ligt de Place de la Nation, waar een Marianne symbool staat voor de triomf van de republiek, de vrijheid en de rede. Toeval is soms te mooi om te negeren.

 

Ik denk, nee, hoop dat Marianne Vos gaat knallen. Omdat ze het verdient. Omdat Lorena, Lotte, Julie, Emma, Elisa en alle anderen deze Tour de France mede aan haar te danken hebben. Omdat ze nog altijd koerst zoals ze 17 jaar geleden al deed: onverschrokken en vol ambitie. Geen trui is geel genoeg, geen triomfboog hoog genoeg voor deze vrouw, met een palmarès als een Romeinse mozaïek en een leeuwinnenhart vol eeuwig brandend vuur.

zaterdag 23 juli 2022

Jaloers

 Ik weet niet hoe het met u zit, maar deze Tour zal mij langer heugen dan bijna alle voorgaande elfendertig. Waarom dat zo is valt makkelijk én lastig uit te leggen. Een goed gerecht hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. Wat telt zijn de beste ingrediënten, de juiste dosering, een perfecte gaartijd en net voldoende verrassing om routineus kauwen en slikken te vermijden. Deze Tour was à point en nog smakelijker dan ik had durven hopen. Wie vaak teleurgesteld wordt leert verwachtingen temperen. 

 

Ik groeide op in een langgerekt tijdperk van tirannieke patrons, menukaarten vol verboden middelen, mirakelzeges van middelmatige renners, skybots, hiërarchie en controle.

Debutanten dienden zich de eerste jaren eerbiedig en gedwee te schikken naar de ongeschreven wetten van het peloton. Op je 22 mocht je, mits voldoende talent, profrenner worden. Op je 24s reed je een eerste grote ronde, om “kloek” te worden. Aanvallen, ontsnappen of meesprinten zonder toestemming werd stellig ontraden tot je daar het nodige respect voor had vergaard. Nederigheid en dankbaarheid kwamen voor de glorie. 

 

Tour de France


De nieuwe generatie wielrenners, jonger dan ooit, heeft geen ontzag meer voor relieken en regels uit vervlogen tijden. Hun prefrontale cortex in volle ontwikkeling, hun benen vol laaiend vuur, hun buik luider dan hun hoofd, bestormen ze elk wegdek alsof het de hemel is.

De nieuwe ploegen spelen schaak en Russische roulette in plaats van vier op een rij. Renners trekken ten aanval in een geniaal, maar gevaarlijk scenario van gecontroleerde chaos.

De nieuwe fan is jong en opgetogen in plaats van bejaard en bedaard.

 

Ik ben jaloers op wie vandaag de mooiste sport van de wereld ontdekt, zonder de vieze nasmaak van een wrang verleden. Jaloers op de onbevangenheid waarmee ze mogen kijken, verrast worden en bewonderen, een plezier dat iedereen die al wat langer meegaat brutaal werd ontnomen. Ik kan ze niet wegdenken, de beelden van renners die in handboeien in een combi werden geduwd; de doorstreepte namen op de erelijsten van te veel Tours; de gezichten van de jongens die achteraf, nadat ze diep ontgoocheld in zichzelf hun fiets aan de haak hingen, begrepen dat ze al die tijd belazerd werden. 

De erfenis van dit droeve tijdperk zijn niet enkel rigide dopingcontroles bij nacht en ontij, bloedpaspoorten, whereabouts en een verregaand verbod op reguliere medicijnen tegen allergieën, snotvallingen en infecties, maar ook een diepgeworteld en ongeneeslijk wantrouwen bij het publiek. 

 

“Dit kan toch niet!”, “Is hij gek geworden?”, “Waanzin” en “Wat heb ik in vredesnaam net gezien?” verraden een borrelend bodempje twijfel onder de euforie. De twijfel vergezelt mij overal als een vervelende stalker, hoezeer ik ook mijn best doe om hem af te schudden. Hij staat anoniem aan de start en wacht mij op aan de finish, hij neemt stilzwijgend deel aan de nabeschouwingen en analyses.

Ik heb mij neergelegd bij zijn constante en vervelende aanwezigheid. Ik verdraag hem, maar één ding krijgt hij nooit: mijn liefde voor deze helse, heerlijke, onvergelijkbare sport.

Bekijk het maar

 REACTIES. Van Aert cijfert zich weg in dienst van Laporte: “Een compensatie  voor alles wat hij al voor me deed” | Tour de France | hln.be

Niets maakt wielrenners zo bloednerveus als de wind, de geniepigste spelbreker en hartenkliever die er bestaat.

Dat waait maar zoals het wilt, dat trekt en scheurt een peloton aan flarden, en voor je het weet hang je ergens achteraan waar je niet wilde zijn en begin er dan maar aan. Wind is chaos. Wind is een kerstcadeau in februari. Wind is de vervelende variabele in de toverformule van de koers, en daarom houden wij van wind.

 

Ach, arme sprinters, die ergens onder de restanten van hun Tourhoop nog wat kruimels hadden gevonden om een dagje op te teren en te kauwen. Weg waaide de winstkans, als een verschrompeld beukenblaadje in november. Arme vroege vluchters, die nooit de lonkende horizon bereikten. Arme Quinn Simmons, broekje met ballen, alweer strijdend ten onder.

Wie zich nergens wat van aantrok was Tadej Pogaçar die pech kreeg, wat overbleef van z’n ploeg eigenhandig terugbracht en daarna z’n dagelijkse aanval plaatste alsof er quota te behalen vielen. Hebben wij ooit al iemand op onderhoudender wijze de Tour zien verliezen?

 

Ploegen die hoofdzakelijk heelhuids de finish wilden bereiken en ploegen die absoluut, koste wat kost, nog een etappe wilden binnenrijven reden elkaar zenuwachtig voor de voeten, jagend op een groepje dappere maar ten dode opgeschreven krijgers. 


En maar wringen, en maar wriemelen, en maar porren. En de zenuwen maar gieren en de benen maar ronddraaien. En ik durfde niet kijken want ze moesten maar eens vallen. En iedereen maar lonken naar dat groene monster dat zich pontificaal vol in de wind had geposteerd, wat normaliter betekent dat hij niet van plan is om te sprinten, maar normaliter bestaat niet meer, en zeker niet wat het monster betreft, dus niemand vertrouwde de zaak. En terwijl de kandidaten van de dag met één argwanend oog naar het monster keken, zet hij z’n kopman veilig af in de safe zone om dan doodgemoedereerd opzij te gaan en uit te klokken, klaar met werken, shift volbracht.

 

Wat werkelijk niemand had verwacht was dat de zege in de schoot zou vallen van zijn ploegmaat, die negentien dagen lang gebeuld had en nooit de vraag krijgt of hij de Tour kan winnen. “Vandaag is voor jou.”, had Wout Christophe Laporte ingeprent. En dan geloof je dat.


Zo kregen de Fransen alsnog hun vurig gewenste etappezege, zij het niet met één van de gedoodverfde namen.

Zo kreeg en greep Christophe Laporte wat hij in liters zweet had verdiend.

Zo gaf Wout het allerbeste antwoord op het gezeur en gezanik over wat hij allemaal zou moeten en kunnen winnen: gewoon niet meedoen voor de knikkers. “Bekijk het maar, jongens. Ik ben moe.”

vrijdag 22 juli 2022

Alles of niets

 🎥| Oh nee Tadej! Pogačar crasht in afdaling, Jonas Vingegaard reageert  bijzonder sportief | Sportnieuws

Allemaal leuk, dat nieuwe wielrennen, maar nu en dan heb ik heimwee naar de tijd van toen, toen mijn vader indommelde voor de televisie, in de geruststellende zekerheid dat er de eerste uren niets van betekenis te gebeuren stond. De grootste slachtoffers van het nieuwerwetse aanvalsgeweld zijn niet de oudere renners, die de evolutie hoofdschuddend aanschouwen, maar de beoefenaars van het koersdutje, nochtans een verworven mensenrecht.

Als een meute uitgehongerde jachthonden raasden ze ervandoor op kilometer nul. Half koers lagen er al dromen aan diggelen en plannen in scherven. 

Archiefbeelden, interviews en intermezzo’s over wijndomeinen, kastelen en Franse kazen, ooit bedacht om lange monotone etappes te doorbreken en de kijker niet in een gevaarlijke coma te neuzelen, zijn volstrekt overbodig geworden. Niemand wil weten wie er won op Hautacam in 1957 terwijl van Aert ervandoor gaat. Niemand is geïnteresseerd in de lokale specialiteit van Occitanië terwijl Giulio Ciccone een gooi doet naar de bollentrui. Het interesseert ons niet of Dylan goed geslapen heeft op het moment dat Louis Meintjes de sprong naar voren waagt. Beproefde koerskijkers hebben tegenwoordig al hun beschikbare focus nodig om te bevatten wat er allemaal gebeurt en tijd om naar de wc te gaan is er ook al niet meer, dus leid ons in vredesnaam niet af met trivia.

 

Onderweg naar Hautacam dus, oord van miraculeuze opstandingen en beklijvende neergangen in de historie van de Tour. Kloeke vluchters, de strijd om de bollen, verspreide slagorde. Renners klommen met sprintersbenen en daalden met doodsangst. We zagen een onvermoeibare man in het groen en vroegen ons af wanneer het vat eens leeg zou raken. We incasseerden een salvo aan alles of niets-aanvallen van de koppigste snotneus die ik ooit een Tour zag rijden. 

 

En toen waren ze nog met twee, hup het dal in. De koele Deen slipte en wij hielden onze adem in. De koppige Sloveen viel en ons hart sloeg over. Maar Jonas Vingegaard sjeesde niet weg als een net afgeschoten raket, maar keek over z’n schouder, zag z’n rivaal tegen de stenen liggen, hield z’n benen stil en wachtte, zoals je wacht op je fietsmaat die een lastige dag heeft. Sportieve klasse, maar vooral een teken van een enorm zelfvertrouwen.

Vooraan trapte de groene man onverstoorbaar en gezwind in het rond, alsof hij daar thuishoorde in het hooggebergte. Hij keek niet over z’n schouder, maar vooruit, naar die berg, en wat daar achter lag.


De Belgen begonnen wild te dromen, want zo zijn wij: we willen altijd meer dan redelijk is.

Wat volgde was een masterclass in koerstactiek waar je eerst fronsend aan twijfelt en vervolgens het briljante van ziet. De tegenstand uitwringen als een dweil, tot er geen druppel meer uit valt. De koppige kraakte onder het gebeuk van de groene gigant; de koele liet alles en iedereen achter en kerfde zijn naam in het wegdek boven op de Hautacam, voor eeuwig en altijd. Wielrennen is een ploegsport. Wout van Aert is een ploeg.

 

woensdag 20 juli 2022

Hoe?

 Tour de France: new explanation expected between Vingegaard and Pogacar, follow live the 17th stage between Saint-Gaudens and PeyragudesHoeveel heimwee, kramp en hartzeer spookt er door het peloton tijdens de op vier na laatste tocht?

Hoe vaak zou er iemand ’s avonds in z’n bed stiekem aan opgeven hebben gedacht, om die gedachte meteen als een vervelende mug weg te wuiven?

Hoe zou het thuis met de kinderen, de hond en het gras zijn?

Hoeveel moeders van renners hebben de afgelopen weken op het punt gestaan om in de auto te stappen om hun kind daar weg te halen, uit dat gekkenhuis, die hel?

Hoeveel steile ellende en ellendige steilte kan je samenballen in één beknopt ritje van 130 km? 

Hoeveel manschappen kan je verliezen in 17 dagen tijd? 

Hoeveel renners passen er in één groene trui? 

Hoe sterk is de eenzame fietser?

Hoe eenzaam is de sterke fietser?

Hoe vurig en wanhopig zouden de Fransen dromen van een etappe of een podiumplek?

Hoe hard moet je trappen om 2 minuten en 22 seconden te winnen?

Hoeveel angst giert er door een klimmerslijf dat zich zonder dralen of remmen de dieperik in stort?

Hoe kijkt Primoz Roglic thuis naar het einde van de Tour die hij wellicht nooit meer zal winnen.

Hoeveel moet je eten voor het bordje van de ander eindelijk leeg is?

Hoe diep moet je in je reserves graaien om de allerbeste versie van jezelf te vinden?

Hoe hard moet je willen winnen om je lijf binnenstebuiten te keren tot je ingewanden scheuren?

Hoe val je aan als je al harder rijdt dan tijdens eender welke aanval en als elke pedaalslag een aanval is op je eigen lijf?

Hoe hard verwens je de tegenstander die maar niet wijken wil?

Hoe heet een helper die zo hard gaat dat zijn kopman naar adem hapt?

Hoe kan er nog iemand beweren dat je geen ploeg nodig hebt om de Tour te winnen?

Hoe wordt een nerveus kereltje koelbloediger dan een bevroren vis?

Hoe versla je iemand die koelbloediger is dan een bevroren vis?

Hoe doe je alsof alsof het niet erg is dat je de Tour die je op één been zou winnen naar alle waarschijnlijkheid niet gaat winnen?

Hoe hard juicht een publiek voor een zieltogende sprinter die als allerlaatste en nipt op tijd bovenkomt in Peyragudes?

Hoe pieredood is een zieltogende sprinter die als allerlaatste en nipt op tijd bovenkomt in Peyragudes?

Hoe ver nog tot Parijs?

Ten aanval

 Tour de France : la belle victoire d'Hugo Houle pour son frère décédé

De tijd dringt. Nog maar 5 etappes om te vluchten, te schitteren of een middelmatige klassering op te smukken, en dat met twee folterende dagen in de Pyreneeën in het vooruitzicht. Ten aanval dan maar, met de moed der wanhoop, en zonder te denken aan obstakels als de Port de Lers en de smerige Mur de Péguère.

Sommigen sukkelden per abuis mee in de kopgroep, anderen hadden er een hele nacht over gedroomd. Iemand beleefde een nachtmerrie. Op 90 km van de finish zagen wij Marc Soler kotsend voor de bezemwagen uit zwalpen, in het pikdonkere niemandsland tussen buiten de tijd vallen en opgeven. Zinderende hitte, uitputting en een weerstand van niks maken in geen tijd dweiltjes van kloeke atleten.

Voor de tweede keer in één week tijd zat ik met weerzin te kijken hoe een renner werd uitgeknepen en zichzelf uitkneep, alle signalen van een opgebruikt lichaam ten spijt. 

De Tour is de Tour omdat iedereen hem wil uitrijden, koste wat kost, ook wanneer dat buitengewoon onverstandig is. Fietsen is geweldig, maar soms even niet.

 

Maar niemand wachtte op Marc Soler, want het was een dag om aan te vallen of radicaal uit te vallen. 

Hugo Houle, zo’n renner die al een hele loopbaan zweet voor een ander, rook een unieke kans en liet ze niet meer los. Helpers die winnen behoren tot de allermooiste gebeurtenissen van de koers, vooral wanneer ze eenzaam hebben gevochten. Hugo had nog nooit iets van betekenis gewonnen, laat staan een etappe in de Tour de France. Een mens zou van minder in tranen uitbarsten. Ik ging spontaan rechtstaan voor Hugo, zijn broer en zijn volharding.

 

Ach, stel je de koers voor zonder de domestiques, de stoomtreinen, de tractoren, de rechter- en linkerhanden, de waterdragers, de probleemoplossers, de steunpilaren die gekomen zijn voor een hoger doel dat hun naam niet draagt. Hele dagen vol in de wind, zeulend met bidons en altijd de eersten die hun fiets afgeven omdat iemand anders ermee kan winnen. Wanneer ze zelf winnen, winnen we allemaal een beetje.

 

Sep Kuss, die elke ronde met een schok wakker wordt in week drie om ons eraan te herinneren dat hij z’n pluimgewicht in goud waard is. Rafal Majka, die zomaar z’n ketting aan frut trapte bergop en pardoes geparkeerd stond waar dat echt niet mocht. Hugo Houle, die voor het eerst in zijn lange carrière op het podium mocht staan en het amper kon geloven. Die arme, arme Marc Soler, die vorig jaar de beruchte opi en omi-rit uitreed met twee gebroken armen, vandaag vechtend tegen de klok, een uur achter de winnaar, 20 minuten achter de grupetto. Ik bleef hopen dat iemand Marc van z’n fiets zou halen om hem in een lauw badje te zetten met een fris washandje op z’n voorhoofd, maar natuurlijk gebeurde dat niet, want de Tour, de Tour, en verder niets.

Loopgraaf

 Wout van Aert: "Komende dagen staan volledig in het teken van geel" |  WielerFlits

Het wielerpeloton is een prima labo om het spanningsveld tussen zelfzucht en altruïsme te onderzoeken. Winnen doe je samen, maar er kan er maar één met de bloemen naar huis.

Sinds Wout bij superteam Jumbo-Visma zit en daar elk jaar een nog betere en completere versie van zichzelf wordt blijft het spanningsveld groeien. 

Dat hij, een van de beste renners ter wereld, zich afbeult voor z’n team is voor velen een aberratie. Dat hij, die alles kan, zich niet elke dag in het gelid schikt om de Tour te winnen is voor anderen dan weer een schande. De eerste groep heeft heimwee naar de tijd van de patrons, die enkel en alleen hun eigen erelijst dienden en zichzelf nog liever in een ravijn stortten dan een druppel zweet te vergieten voor een ploegmaat. De tweede groep, de rekenanalisten, schat niets hoger in dan de Tour, de Tour, en verder niets.

Beide vergeten dat renners mensen zijn, die anderen nodig hebben. Een goede relatie brengt het beste naar boven in twee partners. Het gaat niet alleen over met wie je samen wil zijn, maar ook over wie je zelf kan zijn binnen die relatie. Welk deel van jezelf wil je exploreren, ontwikkelen en de ruimte geven zonder dat het ten koste gaat van de ander? Hoe zorg je dat iedereen erbij wint? Een weegschaal waarop het constant balanceren is.

 

Wie rondrijdt alsof hij drie renners incarneert in één pezig lijf bevindt zich permanent onder een vergrootglas. Elke trap, elke ademstoot wordt geanalyseerd en ontleed als betrof het een fysisch vraagstuk binnen een groter, metafysisch kader. Bovendien wil niemand nog met Wout op pad, bang om de pedalen te verliezen in die onnavolgbare tred, achter dat granieten lijf. 

Na 40 km vruchteloze kilometers liet Wout zich uitzakken uit het hopeloze minikopgroepje waar hij was in gesukkeld en zette mee de achtervolging in.

 

Plots had ik tijd om na te denken, over Wout en de schoonheid van de baatzuchtige onbaatzuchtigheid. Hoeveel liever zie ik een coureur onvermoeibaar aan kop rijden voor een ander omdat het kan, dan dat ik hem steevast in een rijdende zetel naar de meet zie brengen? Hoeveel mooier is de zege wanneer ze gedeeld wordt? Hoeveel meer krijgt een mens van het leven en de mensen als hij op hij tijd en stond veel geeft? Filosofische beschouwingen waaruit ik abrupt werd opgeschrikt door een resem malheuren die elk geloof in karma deed wankelen. Tuimelpertes, gebroken sleutelbenen, oververhitte en zwalpende renners alom, puinruimen en alsnog een uitgedunde sprint. Jasper Philipsen won eindelijk die vervloekte eerste etappe in de Tour. Wout werd nog maar eens tweede, na een dag om snel te vergeten voor zijn getergde team. De strijd is nog lang niet voorbij, de loopgraven raken dun bevolkt en de troepen zijn moe.

“Ga daarmee naar den oorlog”, luidt een oeroud Vlaams gezegde. Als het oorlog wordt wil ik met Wout in de schuilkelder. Zelfs als niet alles goed komt zal ik oprecht geloven dat alles goed komt, eender hoe.

vrijdag 15 juli 2022

Het lijden van de jonge sprinter

Etappe 13: van Le Bourg d'Oisans naar Saint-Étienne, tijd voor de sprinters  | Sportnieuws 

Loden hitte en loodrechte alpenmuren lieten sporen na als tractorgroeven. Wit weggetrokken tronies, gezichten op nakend onweer en krakende gewrichten.

Deze etappe had soelaas kunnen brengen, ware het niet dat parcoursbedenkers meestal een sardonisch grapje maken wanneer ze “vlakke” etappes uittekenen. Niets is vlak in dat godvergeten rotland. Wat op papier een puistje lijkt blijkt in de pijnlijke praktijk een Ardennencolletje. Bovendien tikte de tijd zonder genade weg voor wie nog iets te winnen had om zijn loon of plek te rechtvaardigen.

 

Sommige snelle jongens van de roedel waren na dagen achterop tuffen en puffen zo gehecht aan hun plekje dat ze er niet meer weg geraakten.

Fabio Jakobsen jojode van de staart naar de buik van het peloton en weer terug, dromend van Nokere Koerse en een ijsbad.

Caleb Ewan trapte dapper rond in het zog van zijn getergde team, op jacht naar een noodzakelijke en louterende zege. Tot een van de werkmieren op onverklaarbare wijze voorover kukelde, Caleb meesleurend in zijn knullige val. Heb je jezelf dagen, nee wekenlang uitgewrongen als een kletsnatte vaatdoek om ergens, eender waar en hoe, een keer als eerste binnen te bollen, omdat dat is waarvoor je gekomen bent, en dan stopt het daar, zomaar. Het lijden, maar ook het hopen is voorbij. Klotetour, klotedag, klotejaar, alles naar de kloten.

Terwijl Ewan de handdoek in een hoek gooide bleef Fabio Jakobsen spartelen als een aangespoelde potvis op de tast naar water.

 

Helaas voor Fabio de dappere, zaten er twee supertijdrijders in de vlucht, het soort doorstomende kerels waar je liever niet op jaagt. Geen ijszakje of frisse bidon kon oververhitting van de motoren verhelpen. Vooruit gingen ze, altijd maar vooruit, als galeislaven onder het striemen van de zweep. 

De jacht viel stil, de jagers hadden honger en heimwee en de prooi sloeg op hol met de finish binnen bereik.

Twee opgebruikte tijdrijders werden gedropt als lege blikjes. Terwijl Mads Pedersen zichzelf als een obus over de meet torpedeerde en Denemarken voor een derde keer in twee weken deed juichen, dacht ik aan Fabio. Waar was Fabio? Zou er iemand bij Fabio zijn gebleven, om hem vooruit te schreeuwen of desnoods richting meet te duwen? En hoe vreselijk zou hij balen van zijn eerste Tour? 

Al dat geploeter, gezwoeg, gebagger, gebeul en gepees. Voor niks. Niets lijkt zinlozer en misplaatster dan een sprinter in een Tour de France op valse dagen als deze, dagen die je uitlachen in je gezicht.

Geloof

 Derde plek voelt als zege voor trotse Froome: 'Hopelijk is dit het begin  van meer' | NU - Het laatste nieuws het eerst op NU.nl

Drie jaar geleden knalde Chris Froome aan 60 km/u tegen een muur tijdens een verkenningsrit voor de tijdrit in de Dauphiné, een gruwelcrash waarbij de viervoudig tourwinnaar z’n elleboog, z’n dijbeen, een resem ribben, z’n nek en z’n wielercarrière brak. Twee jaar revalideren en een even deprimerend aantal operaties als middelmatige uitslagen later gelooft Froome nog altijd in een mirakel.

Er is geen duidelijk aanwijsbaar moment waarop geloof overgaat in onredelijkheid. Misschien zijn het de mensen en de dingen die veranderen, terwijl het geloof onwankelbaar overeind blijft.

Het is onmogelijk geworden om naar Chris Froome te kijken zonder te denken aan die muur en hoe die onverwacht en ongewenst tussen hem en zijn grote dromen ging staan.

Wat topsporters onderscheidt van stervelingen zijn niet zozeer hun wonderlijke fysieke mogelijkheden, maar hun onwrikbare geloof dat alles kan, of meer bepaald dat zij alles kunnen, ook wanneer alle parameters en signalen in de andere richting wijzen. Wie van z’n geloof valt, valt van z’n fiets.

 

In het spoor van een onbesuisde Tom Pidcock daalde Froome richting kopgroep, om daar zijn geloof te belijden. Dat lukte aardig. Zelf wilden wij er immers ook graag in geloven. Zonder geloof vaart niemand wel. Chris Froome voer voorspoediger dan wij in lange tijd hadden gezien. Zijn laatste doortocht op Alpe d’Huez leek nochtans meer op een kruistocht dan op een hemelvaart. Tijdens de Tour van 2018 werd hij er uitgejouwd door verbolgen Franse koersfans. Eentje bleek zo misnoegd dat hij Froome een nijdige tik verkocht.

Vier jaar later viel er enkel een luid “Allez, allez Froome!” te horen. Wij mensen zijn immers dol op comeback-verhalen en verrijzenissen. Ze voeden ons geloof dat tegenslag niet meer hoeft te zijn dan een steentje op de weg, een miniem obstakel dat je wegtikt met je voorband.

 

Terwijl Chris Froome vriend en vijand verbaasde in de voorste gelederen reed het gevleugelde team van de leider een ploegentijdrit in de achtervolging. Achter de derny van de groene man die alles kan werd een verschroeiend tempo gereden. Winnen sterkt. Samen winnen sterkt dubbel. Wie een ontsnapping had gepland frommelde z’n hoop op als een gebruikte zakdoek. De enige die durfde was de murw gemepte favoriet. Ook hij raakte niet door de gele muur heen.

Vooraan vloog een kleine mountainbiker met een grootse toekomst als een scooter van zijn reisgezellen weg. Het parcours lag niet bezaaid lag met steentjes, maar met dolgedraaide dronken mensen en rookbommen. Tourdebutant Tom Pidcock deed de droom van Froome meesterlijk verdampen. Het geloof in zijn eigen droom staat massief overeind. 

Twee jongens op een berg

 Wout van Aert en Mathieu van der Poel springen met 2 weg vanaf km 0: "Wat  een kerels zijn dat!" | Mathieu van der Poel | sporza

De ene reed al tien dagen rond alsof de fiets speciaal voor hem was uitgevonden. De andere zag het allemaal met lede ogen aan en herinnerde zich met hartzeer z’n eigen Franse glorietijd van het jaar voordien. Al een half mensenleven fietsen ze elkaar voor de voeten, werken ze elkaar op de zenuwen, benijden en bewonderen ze elkaars benen en zeges. Tot elkaar veroordeeld als broers die niet voor elkaar hebben gekozen, maar met mekaar opgescheept zitten. Aan het begin van de eerste zware berguitstap keken de twee elkaar in het wit van de ogen en weg waren ze, de ene zeker van zichzelf, de andere zoekend naar zichzelf. Het was te mooi om lang te duren, maar dat deed er niet toe. Soms moet je een moment savoureren zonder vooruit te kijken.

Even later stapte de zoekende jongen uitgereden en moegestreden in de auto terwijl de andere vooraan de kopgroep mende alsof de weg licht glooide en hij met een groepje junioren op pad was. Alles moest nog beginnen.

 

De bergen liegen nooit en tonen geen mededogen. Je kan er heersen, sterven of verrijzen en dat alles in één dag.

In de achterhoede hapte een geblutste Primoz Rogliç net genoeg adem om te schakelen. Dat was het teken. Supertalent wurg je met overdondering, met aanval na aanval, met het scherpste mes tussen de tanden. De gedoodverfde winnaar versus de beste ploeg; de drievoudig Vueltawinnaar als offer op het altaar van de Tour; de beste eendagsrenner van de wereld als passe partout. Het plan lag op tafel: Pog leegknijpen als een rijpe pukkel, uitpersen als een dure bergamotcitroen, platwalsen als een rondje pizzadeeg. Of het zou slagen was onzeker. Wat telde was de betrachting, soms mooier dan het slagen zelf. 

 

En toen moesten de brutale Galibier en de monsterlijke Granon nog komen. De toptien lag als slordig gemorste kruimels over de flank van de berg. De koning en de kroonprins, heerser en uitdager, verloren elkaar niet uit het oog. De jongen in het groen deed een plasje, strekte de benen, wachtte op een opgesoupeerd maatje, en walste als vierde over de hoogste berg van deze Tour. Niets hield steek, elk geloof wankelde, alles leek onmogelijk en mogelijk tegelijk.

 

Bijna vond ik het zonde voor Warren Barguil, die eenzaam voorop fietste, maar waar al lang niemand meer op lette. Wie geen medelijden had met Barguil, nochtans een ploeggenoot, was Nairo Quintana, vleesgeworden ondoorgrondelijkheid. En Warren maar afzien. En Nairo maar vlassen. Maar het was allemaal bijzaak. Want de timide jongen uit Hillerslev rook bloed en kansen en versnelde om niet meer stil te vallen. Nog niet zo lang geleden sneed Jonas Vingegaard ingewanden uit vissen om den brode, een stiel die zijn nerveuze natuur tot rust bracht. Vandaag bleef Jonas rustig en trapte hij ritmisch naar de top.

Niemand is onoverwinnelijk. Ieder mens krijgt en cours de route een lel rond de oren. Ieder mens overstijgt zichzelf vroeg of laat, wanneer de omstandigheden erom vragen.

dinsdag 12 juli 2022

Sabotage

 Tour de France : les coureurs à l'arrêt suite à une manifestation | ACTIV  RADIO

Richting start in Morzine draaide de touringcar van EF iets te enthousiast af in een hellende straat. De bus sloeg bij dat ongelukkige manoeuver een put in de grond om daar vervolgens aan vast te blijven haken. Een obstakel van omvang dat de hele straat én de tourkaravaan blokkeerde en waar een graafmachine aan te pas moest komen.

Morzine had de schijn al wat tegen. Richard Virenque en Floyd Landis wonnen er elk een etappe. De eerste werd op wonderlijke wijze nooit betrapt op doping, de tweede wel. Het had een voorteken kunnen zijn, voor wie daar graag in gelooft. 

 

Voor het eerst deze Tour raakte een riante kopgroep van meer dan 20 renners weg van de meute. Maar helaas, op 35 km van de finish bevond zich blokkade nummer twee van de dag: een groepje klimaatactivisten had zich als levend hek over de weg verspreid. Daar sta je dan als vluchter. Was je net warmgedraaid en goed op dreef, en weg sfeer.

Alberto Bettiol, een drieste Italiaan met streken en strapatsen, net ontsnapt uit de kopgroep, draaide knarsetandend rondjes op de weg terwijl gendarmes de manifestanten van de weg probeerden te plukken, een moeizame operatie vermits de slimme demonstranten zichzelf aan het wegdek hadden vastgelijmd. In de verte zagen we de glinsterende gletsjers liggen die er over een decennium misschien niet meer zijn.

Behalve Alberto Bettiol maakte niemand zich bovengemiddeld druk. 

 

Terwijl Alberto opgenaaid wegsjeesde als een jokari bal dwaalden mijn gedachten af naar blokkades en sabotages in de geschiedenis van de Tour. Boze boeren in 2018, gewapend met hooibalen en schapen en door de politie bevochten met traangas dat door de wind ongewild in tere rennersogen belandde. Spijkers op de weg door onbekenden in 2012. Sabotage verdient een eigen hoofdstuk in het album van de Tour, als guerillawapen van concurrenten, doorslaande supporters, boze Basken en onbekende snoodaards van divers allooi.

De saboteurs werden afgevoerd, de renners trapten verder en Magnus Cort zette de kroon op zijn koninklijke tiendaagse met een gewiekste en onverwachte zege.

Achterin de koers spartelde sprinter Caleb Ewan tegen de klok die meedogenloos verder tikte, enkel nog vergezeld door de bezemwagen.

 

De grootste saboteur van deze Tour is niet de klok, noch een groepje ongevaarlijke klimaatactivisten of briesende boeren, maar een virus dat ongehinderd ronddwaalt in de gedaante van coureurssnot. Zo raakte favoriet Pogaçar in een paar dagen tijd al twee ploegmaats kwijt na een positieve test en rijdt er eentje rond met wat heet “een ongevaarlijke lading virus”. Ik stelde me voor hoe Rafal Majka, de ongelukkige drager van de lichte lading, door iedereen gemeden wordt als een melaatse; hoe Rafal des avonds een treurig bordje proteïnen bij de deur van z’n hotelkamer krijgt bezorgd en eenzaam wegwerkt; hoe niemand in het peloton naast Rafal wil rijden, als de dood om een sliertje slijm of andere mucus in het gezicht te krijgen. Nee, dan liever traangas.

maandag 11 juli 2022

Verwend

 Wout van Aert na nieuwe zege: "Spijt komt altijd te laat" en "Hij stilaan  grootste concurrent voor groen" | Wielerkrant.be

Dag 10. Een elftal renners zijn al thuis. Een geschaafde rug, twee gebroken sleutelbenen en een resem positieve covid-testen. Andere gehavenden zitten nog op de fiets, keeping up appearances. Een lichte hersenschudding, een ontwrichte schouder, rugpijn of keelpijn zijn niet het soort kinderkwaaltjes waar een beetje coureur voor afstapt.

Het grootste ei in de koersbroek van de voorlopige lichting overlevers is geen schaafwondje of scheurtje her en der, maar de verplichte pcr-test op de eerste rustdag. Je zal maar te horen krijgen dat je helaas pindakaas naar huis moet terwijl je net lekker bezig was of er eindelijk wat doorkwam. 

Maar tot bijltjesdag werd er gewoon gekoerst, alsof elke dag de laatste kon zijn. Thibaut Pinot viel bergop en kreeg een musette in z’n façade geramd in wat ongeveer statie 9 van zijn kruisweg moet zijn geweest. Nathan Van Hooydonck, 1,93 meter en 78 kilo PK, sleurde het gevolg 135 km vooruit zonder zuchten, en deed ons bijna het ontbreken van de tractor en de pantserwagen vergeten. Wout won met onredelijk gemak en dat vinden we intussen heel gewoon, zoals verwende rijkeluiskindjes met Sinterklaas zonder verpinken een iPhone13 uitpakken.

 

‘Onderhoudend’ was het debat dat na afloop losbarste en zich als volgt laat samenvatten: in Vlaanderen zijn velen van mening dat iedereen in zijn ploeg voor Wout moet rijden, ook de meervoudig rondewinnaar en de aspirant rondewinnaar. Er wordt nét niet gesuggereerd dat Primoz Wout z’n sokken wast en z’n truitje strijkt. Stel je voor: een renner wint twee etappes, wordt drie keer nipt tweede, draagt vijf dagen geel en rijdt in het groen in één Tourweek tijd, en dus moet hij naar een andere ploeg volgens sommige analisten. Want naast die iPhone13 willen de kindertjes ook een PS5.

Buiten de landsgrenzen vindt men het dan weer welletjes met de grote Woutshow, is men van mening dat de ploeg te veel inzet op groen en te weinig op de potentiële eindwinst om van Aert kalm en tevree te houden. Het is altijd wat. Een wonderlijk volkje, wielerfans en -analisten: ja-ren jeremiëren over saai, berekend en controlerend koersen, en van zodra ploegen en renners stoutmoedig op etappes jagen is het ook weer niet goed. 

 

Ook hier bij ons is het toch vooral niet goed genoeg, want Wout had niet twee maar zes etappes kunnen winnen, en wie zegt dat hij de Tour niet kan winnen, en hoezo is Wout de oorlog in Syrië, Jemen en Oekraïne nog niet gaan beslechten, en als hij bij een andere ploeg zat had hij vast en passant ook de energiecrisis, de honger in de wereld en het klimaatprobleem opgelost, geblinddoekt en op 1 been. 

Ik kan alleen maar hopen dat Wout al die nonsens en dat geneuzel niet leest of hoort, of er in ieder geval geen barstende migraine van krijgt zoals ik zelf.

Van zodra de live uitzending van start ging en Wout in de kopgroep bleek te zitten werd er gespeculeerd of hij niet ook deze bergetappe kon winnen. Ik greep naar de paracetamol en kreunde luidop. 

“Ge kunt ook uw pollekes kussen en heel content zijn.”, sprak een bekend hedendaag stoïcijn op twee wielen uit Lille. Print het op een koersklak alstublieft.