Loden hitte en loodrechte alpenmuren lieten sporen na als tractorgroeven. Wit weggetrokken tronies, gezichten op nakend onweer en krakende gewrichten.
Deze etappe had soelaas kunnen brengen, ware het niet dat parcoursbedenkers meestal een sardonisch grapje maken wanneer ze “vlakke” etappes uittekenen. Niets is vlak in dat godvergeten rotland. Wat op papier een puistje lijkt blijkt in de pijnlijke praktijk een Ardennencolletje. Bovendien tikte de tijd zonder genade weg voor wie nog iets te winnen had om zijn loon of plek te rechtvaardigen.
Sommige snelle jongens van de roedel waren na dagen achterop tuffen en puffen zo gehecht aan hun plekje dat ze er niet meer weg geraakten.
Fabio Jakobsen jojode van de staart naar de buik van het peloton en weer terug, dromend van Nokere Koerse en een ijsbad.
Caleb Ewan trapte dapper rond in het zog van zijn getergde team, op jacht naar een noodzakelijke en louterende zege. Tot een van de werkmieren op onverklaarbare wijze voorover kukelde, Caleb meesleurend in zijn knullige val. Heb je jezelf dagen, nee wekenlang uitgewrongen als een kletsnatte vaatdoek om ergens, eender waar en hoe, een keer als eerste binnen te bollen, omdat dat is waarvoor je gekomen bent, en dan stopt het daar, zomaar. Het lijden, maar ook het hopen is voorbij. Klotetour, klotedag, klotejaar, alles naar de kloten.
Terwijl Ewan de handdoek in een hoek gooide bleef Fabio Jakobsen spartelen als een aangespoelde potvis op de tast naar water.
Helaas voor Fabio de dappere, zaten er twee supertijdrijders in de vlucht, het soort doorstomende kerels waar je liever niet op jaagt. Geen ijszakje of frisse bidon kon oververhitting van de motoren verhelpen. Vooruit gingen ze, altijd maar vooruit, als galeislaven onder het striemen van de zweep.
De jacht viel stil, de jagers hadden honger en heimwee en de prooi sloeg op hol met de finish binnen bereik.
Twee opgebruikte tijdrijders werden gedropt als lege blikjes. Terwijl Mads Pedersen zichzelf als een obus over de meet torpedeerde en Denemarken voor een derde keer in twee weken deed juichen, dacht ik aan Fabio. Waar was Fabio? Zou er iemand bij Fabio zijn gebleven, om hem vooruit te schreeuwen of desnoods richting meet te duwen? En hoe vreselijk zou hij balen van zijn eerste Tour?
Al dat geploeter, gezwoeg, gebagger, gebeul en gepees. Voor niks. Niets lijkt zinlozer en misplaatster dan een sprinter in een Tour de France op valse dagen als deze, dagen die je uitlachen in je gezicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten