De tijd dringt. Nog maar 5 etappes om te vluchten, te schitteren of een middelmatige klassering op te smukken, en dat met twee folterende dagen in de Pyreneeën in het vooruitzicht. Ten aanval dan maar, met de moed der wanhoop, en zonder te denken aan obstakels als de Port de Lers en de smerige Mur de Péguère.
Sommigen sukkelden per abuis mee in de kopgroep, anderen hadden er een hele nacht over gedroomd. Iemand beleefde een nachtmerrie. Op 90 km van de finish zagen wij Marc Soler kotsend voor de bezemwagen uit zwalpen, in het pikdonkere niemandsland tussen buiten de tijd vallen en opgeven. Zinderende hitte, uitputting en een weerstand van niks maken in geen tijd dweiltjes van kloeke atleten.
Voor de tweede keer in één week tijd zat ik met weerzin te kijken hoe een renner werd uitgeknepen en zichzelf uitkneep, alle signalen van een opgebruikt lichaam ten spijt.
De Tour is de Tour omdat iedereen hem wil uitrijden, koste wat kost, ook wanneer dat buitengewoon onverstandig is. Fietsen is geweldig, maar soms even niet.
Maar niemand wachtte op Marc Soler, want het was een dag om aan te vallen of radicaal uit te vallen.
Hugo Houle, zo’n renner die al een hele loopbaan zweet voor een ander, rook een unieke kans en liet ze niet meer los. Helpers die winnen behoren tot de allermooiste gebeurtenissen van de koers, vooral wanneer ze eenzaam hebben gevochten. Hugo had nog nooit iets van betekenis gewonnen, laat staan een etappe in de Tour de France. Een mens zou van minder in tranen uitbarsten. Ik ging spontaan rechtstaan voor Hugo, zijn broer en zijn volharding.
Ach, stel je de koers voor zonder de domestiques, de stoomtreinen, de tractoren, de rechter- en linkerhanden, de waterdragers, de probleemoplossers, de steunpilaren die gekomen zijn voor een hoger doel dat hun naam niet draagt. Hele dagen vol in de wind, zeulend met bidons en altijd de eersten die hun fiets afgeven omdat iemand anders ermee kan winnen. Wanneer ze zelf winnen, winnen we allemaal een beetje.
Sep Kuss, die elke ronde met een schok wakker wordt in week drie om ons eraan te herinneren dat hij z’n pluimgewicht in goud waard is. Rafal Majka, die zomaar z’n ketting aan frut trapte bergop en pardoes geparkeerd stond waar dat echt niet mocht. Hugo Houle, die voor het eerst in zijn lange carrière op het podium mocht staan en het amper kon geloven. Die arme, arme Marc Soler, die vorig jaar de beruchte opi en omi-rit uitreed met twee gebroken armen, vandaag vechtend tegen de klok, een uur achter de winnaar, 20 minuten achter de grupetto. Ik bleef hopen dat iemand Marc van z’n fiets zou halen om hem in een lauw badje te zetten met een fris washandje op z’n voorhoofd, maar natuurlijk gebeurde dat niet, want de Tour, de Tour, en verder niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten