Richting start in Morzine draaide de touringcar van EF iets te enthousiast af in een hellende straat. De bus sloeg bij dat ongelukkige manoeuver een put in de grond om daar vervolgens aan vast te blijven haken. Een obstakel van omvang dat de hele straat én de tourkaravaan blokkeerde en waar een graafmachine aan te pas moest komen.
Morzine had de schijn al wat tegen. Richard Virenque en Floyd Landis wonnen er elk een etappe. De eerste werd op wonderlijke wijze nooit betrapt op doping, de tweede wel. Het had een voorteken kunnen zijn, voor wie daar graag in gelooft.
Voor het eerst deze Tour raakte een riante kopgroep van meer dan 20 renners weg van de meute. Maar helaas, op 35 km van de finish bevond zich blokkade nummer twee van de dag: een groepje klimaatactivisten had zich als levend hek over de weg verspreid. Daar sta je dan als vluchter. Was je net warmgedraaid en goed op dreef, en weg sfeer.
Alberto Bettiol, een drieste Italiaan met streken en strapatsen, net ontsnapt uit de kopgroep, draaide knarsetandend rondjes op de weg terwijl gendarmes de manifestanten van de weg probeerden te plukken, een moeizame operatie vermits de slimme demonstranten zichzelf aan het wegdek hadden vastgelijmd. In de verte zagen we de glinsterende gletsjers liggen die er over een decennium misschien niet meer zijn.
Behalve Alberto Bettiol maakte niemand zich bovengemiddeld druk.
Terwijl Alberto opgenaaid wegsjeesde als een jokari bal dwaalden mijn gedachten af naar blokkades en sabotages in de geschiedenis van de Tour. Boze boeren in 2018, gewapend met hooibalen en schapen en door de politie bevochten met traangas dat door de wind ongewild in tere rennersogen belandde. Spijkers op de weg door onbekenden in 2012. Sabotage verdient een eigen hoofdstuk in het album van de Tour, als guerillawapen van concurrenten, doorslaande supporters, boze Basken en onbekende snoodaards van divers allooi.
De saboteurs werden afgevoerd, de renners trapten verder en Magnus Cort zette de kroon op zijn koninklijke tiendaagse met een gewiekste en onverwachte zege.
Achterin de koers spartelde sprinter Caleb Ewan tegen de klok die meedogenloos verder tikte, enkel nog vergezeld door de bezemwagen.
De grootste saboteur van deze Tour is niet de klok, noch een groepje ongevaarlijke klimaatactivisten of briesende boeren, maar een virus dat ongehinderd ronddwaalt in de gedaante van coureurssnot. Zo raakte favoriet Pogaçar in een paar dagen tijd al twee ploegmaats kwijt na een positieve test en rijdt er eentje rond met wat heet “een ongevaarlijke lading virus”. Ik stelde me voor hoe Rafal Majka, de ongelukkige drager van de lichte lading, door iedereen gemeden wordt als een melaatse; hoe Rafal des avonds een treurig bordje proteïnen bij de deur van z’n hotelkamer krijgt bezorgd en eenzaam wegwerkt; hoe niemand in het peloton naast Rafal wil rijden, als de dood om een sliertje slijm of andere mucus in het gezicht te krijgen. Nee, dan liever traangas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten