'Een (depressieve) moeder (met een slepende ziekte) vermoordt
drie van haar (hoogbegaafde) kinderen.'
'Een jongeman (met het syndroom van Asperger) schiet 20
kinderen en 6 volwassenen dood.'
Gezinsdrama’s en zinloze schietpartijen hebben een paar
dingen gemeen.
Ze zijn steevast onvoorzien, overvallen ons bruut in onze sterfelijke
weerloosheid.
En in onze behoefte aan een verklaring nemen we dankbaar onze toevlucht tot elk spoor dat wijst op iets afwijkends, tot elke hint van ziekte,
syndroom, trauma, dramatische levensloop, elke vorm van
ontoerekeningsvatbaarheid die ons moet geruststellen in onze overtuiging dat
wij en onze geliefden, gewone geestelijk gezonde stervelingen, niet tot dergelijke wanhoopsdaden in staat zijn en dat de kans dat een dergelijke gruwel ons treft verwaarloosbaar is.
De waarom-vraag is altijd de eerste en de dringendste. Waarom
zou een ogenschijnlijk liefhebbende moeder haar kinderen willen doden? Het kan
niet anders of er was iets aan de hand met die moeder, iets
abnormaals. Ze was vast ziek in haar hoofd; dat moet wel, dat kan niet anders. Buren en kennissen bekennen gretig dat ze haar altijd al wat vreemd hebben
gevonden. En ze gaf haar kinderen thuisonderwijs, stel je voor. Die kinderen,
daar was trouwens ook wat mee. Hoogbegaafd, werd er gezegd. We weten het niet,
maar normaal waren ze niet, nee. Wat wil je ook, als je niet naar school gaat
zoals een normaal kind.
De twintiger die een paar dagen geleden zonder toestemming aan zijn moeders
wapenarsenaal zat, zoals een kind stiekem in de koekjestrommel graait, daar was
vanzelfsprekend ook een en ander mis mee. Asperger, werd gezegd, een autistische stoornis of iets dergelijks. En veel te slim bovendien; een soort nerd; zo’n bleke
asociale slungel, weetjewel.
Als er geen namen bestonden voor alles wat er afwijkend kan
zijn aan een mens, we zouden reddeloos verloren zijn. We zouden namelijk geen enkele plausibele en draaglijke verklaring hebben voor dit soort waanzin; een verklaring die ons bevestigt in ons geloof dat wij en de onzen nooit zo onthecht raken van ons eigen leven en
dat van wie ons omringt, dat we de waarde van die levens niet meer kunnen
zien. We zouden niet kunnen berusten in de zekerheid dat wij, met onze evenwichtige en smetvrije geesten, nooit zo gevangen zullen zitten in onze wanhoop dat er ons geen sprankel hoop meer rest en de dood ons de enige uitweg
lijkt, een waar we ook onze geliefden blind naartoe sleuren.
In onze afschuw schuilt angst, angst om de controle te verliezen, angst om ten prooi te vallen van wie de controle verliest. De gedachte dat niemand veilig is, die is onaanvaardbaar.
De afwijking is het brandmerk waarvan we ons bedienen om onszelf
in het goede, het veilige kamp te scharen. Normaliteit is ons kartonnen schild. Het syndroom ons enige
wapen.
Vroeger noemden ze gewoon alle mensen met een afwijkend levensbeeld "zot".
BeantwoordenVerwijderenEn wat is dan het alternatief? Geen enkele hulp meer voor mensen die het gevoel hebben dat ze de pedalen kwijtraken. Die afwijkingen en hun namen zijn misschien een manier om onszelf gerust te stellen, ja, maar ze bieden die mensen ook de kans om hulp te vragen. Het mes snijdt aan twee kanten...