Schuld en boontjes
Het valt niet mee, dat hele leven en
voorleven, in tijden van klimaat- en andere crisissen.
Daar sta ik dan, voor het groentenrek in de
supermarkt. Radeloos en vertwijfeld. In conflict met mijn geweten en met mijn
kinderen. Hardnekkig uit te leggen dat we vanavond geen boontjes eten. Niet
omdat ik iets tegen boontjes zou hebben. Integendeel. Wel tegen het feit dat de boontjes in kwestie uit Kenia komen. Dus leg ik voor de 32ste keer uit dat die appetijtelijke, lentefrisse,
heldergroene boontjes er een hele vliegreis hebben opzitten. Dat zo’n vliegtuig
onverantwoord veel brandstof verbruikt en bijgevolg de planeet verpest. Dat die
verleidelijke boontjes geplukt werden door arme mensen die veel te veel, veel
te lang en te hard moeten werken en daar amper voor betaald worden. Dat we geen
boontjes uit Kenia nodig hebben. De jongste zoon is niet te vermurwen. Dus koop
ik hem om met ander lekkers, iets wat bij voorkeur niet de halve wereldbol
heeft rondgereisd om ons te bereiken en niet door uitgebuite kindertjes werd
geproduceerd.
Van de boontjes naar de chocopasta. Een
gelijkaardig scenario speelt zich af. Fair Trade choco, geen Nutella. Om een of
andere duistere reden, beelden kinderen zich in dat Nutella lekkerder is dan
eender welke andere choco (wat door blinde smaaktesten wordt tegengesproken,
maar passons). Wij eten dus geen Nutella. En liefst ook geen andere reguliere
chocopasta. Niet meer sinds ik ooit een docu zag over kinderen van de leeftijd
van de mijne, die de hele dag druk in de weer waren met in vervaarlijk hoge bomen klimmen om cacaobonen te plukken. Kinderen horen op school. Vooral daar waar dat hun enige
kans op een waardig bestaan is. Sindsdien verschijnen die kinderen op mijn
netvlies telkens ik een pot choco zie staan. Mijn oudste zoon kent het
riedeltje intussen uit het hoofd, de jongste en hardnekkigste blijft proberen.
Ik ben niet te vermurwen.
We fietsen naar de rommelmarkt in een
andere wijk van de stad. Fietsen is goed voor de lucht, stelt de oudste
goedkeurend. Hij heeft niet in de gaten dat ik knarsetandend en met absurd hoge
dosissen cortisol in mijn lijf achter hem fiets, af en toe “aan de kant
blijven’ en ‘pas op’ gillend, de rest van de impulsieve kreten inslikkend. Een bestelwagen raast ons voorbij. Zo’n 10 cm
scheidt het rijdende gevaarte van mijn sprieterige kind. Mijn lijf overweegt een
hartverzakking, maar vermant zich. Het kind zwalpt vrolijk verder, zich van
kwaad noch gevaar bewust. Ik vraag me in stilte af waarom ik zo nodig met de
fiets van Oostakker naar De Muide wilde. Nauwelijks twee weken geleden reed een
vrachtwagen een fietsend kind dood bij ons om de hoek. Dan denk ik aan het
schuldgevoel dat mij steevast doet blozen zodra ik plaatsneem achter het
stuur, weinig subtiel versterkt door de afkeurende opmerkingen van de oudste
zoon over vervuilde lucht en aanverwant klimaatonheil. Opvoeden kan soms
ergerlijk doeltreffend zijn.
Deze zomer gaan we naar de Ardennen, net als
de voorgaande jaren. Vrienden en collega’s zoeken verleidelijke en exotische
bestemmingen op. Ik slik mijn afgunst door, terwijl ik iets mompel over
ecologische voetafdruk en dubieuze arbeidsvoorwaarden bij low
cost-maatschappijen. Ik stop mijn vingers in mijn oren terwijl een collega
vertelt dat je voor 33 Euro heen en terug naar Budapest kan. De Ardennen zijn
geweldig. Echt.
Terwijl ik lokaal en kleinschalig geteelde pastinaak en
koolrabi in de stamppot hak, dwalen mijn gedachten af naar overgesubsidieerde
bedrijfswagens (4,1 miljard subsidies om precies te zijn, meer dan vier keer
zoveel als er naar De Lijn gaat), aan
dichtslibbende steden vol fijn stof, aan ontbrekende fietspaden, aan
besparingen op openbaar vervoer dat je nergens meer brengt, aan de rampzalige Vlaamse
ruimtelijke ordening. Plots word ik overmand door een onbedaarlijke trek in
boontjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten