1979. We staan met de hele klas in een
klein bedompt ziekenhuiskamertje. Mijn beste vriendinnetje ligt er al weken te
herstellen van een zwaar verkeersongeval. Ze werd opgeschept door een auto
terwijl ze de straat overstak. Haar rechterbeen hangt ongemakkelijk omhoog aan
een haak, als een Spaanse ham boven de cafétoog. Wij staan bedremmeld op een
kluitje, niet goed wetend wat we moeten zeggen. Wat zeg je tegen een
onfortuinlijk kind in een ziekenhuisbed, dat net zo goed dood had kunnen zijn?
1981. De kerkklokken luiden lang en luid.
Wij stappen in een dubbele rij achter juffrouw M. de kerk binnen, onze ogen op
de grijze plavuizen gefixeerd, om niet te moeten zien dat iedereen met
roodbetraande ogen staat te snotteren. Vooraan in de kerk staat een witte kist,
met daarin wat overblijft van ons klasgenootje Christy. Overreden door een auto
toen ze overstak. Naast de kist zitten haar ouders, met gezichten vol bodemloos
verdriet. Wij durven niet luidop wenen en geven zakdoeken door.
1986. Er wordt gefluisterd en geweend op de
speelplaats van het college. Her en der staat iemand de ogen te deppen met een
beduimelde zakdoek. Onze vriendin Vera, waar we al 12 jaar mee op school
zitten, is die nacht verongelukt. De auto waarin ze zat verloor de controle
over het stuur en belandde tegen een boom. De chauffeur, haar lief, overleefde
de crash. Zij niet. Twee ouders en twee zussen blijven sprakeloos achter zonder
haar. Ik heb nog lang geen lief, laat staan eentje met een auto en een
rijbewijs, maar dat je zomaar van de ene op de andere kan verdwijnen, terwijl
het hele leven en al zijn liefde nog voor je liggen, daar kan mijn
tienerverstand niet bij.
2018. Mijn oudste zoon, die ik liever zie
dan alles wat ik bedenken kan, wil alleen naar school fietsen. Want alleen fietsen
is cooler dan voor of achter je moeder aan peddelen, al helemaal als die moeder
haar zenuwen niet altijd onder controle heeft en al eens instructies en
waarschuwingen schreeuwt. Het is niet ver naar school, zo’n slordige anderhalve
kilometer, maar het pad is bezaaid met levensbedreigende obstakels en
situaties. Geen fietspaden, geen veilige oversteekplaats voor fietsers,
voorbijrazend verkeer. In gedachten zie ik mijn oogappel onder de wielen van
een vrachtwagen of op de motorkap van een SUV belanden. Het zijn gedachten die
ik niet verwelkom, maar die mij niet met rust laten.
Nergens in Europa sterven meer kinderen in
het verkeer dan in Vlaanderen. Dat leidt niet tot ernstige politieke
verontwaardiging. Terwijl politici en experten bakkeleien over de onrustwekkende
kwaliteit van ons onderwijs, verliezen we elk jaar tientallen kinderen die zich
nooit meer zorgen moeten maken over hun niveau, zich nooit meer moeten afvragen
of ze in de toekomst zullen excelleren. Hun toekomst stopt abrupt, ergens op
een steenweg of een dode hoek. Niet omdat dat onvermijdelijk is, maar omdat we
weigeren er iets aan te doen. Schuldig verzuim waar geen enkel valabel excuus
voor bestaat.
De Klimaatzaak voert een rechtszaak tegen het beleid van de Belgische overheden inzake klimaatverandering.
BeantwoordenVerwijderenIk vraag mij af of zo'n juridisch strategie ook zou kunnen werken op het vlak van de verkeersveiligheid in België.