Even voor de duidelijkheid: ik hou van de koers. Dat doe ik
al m’n hele leven, sinds ik als kleuter aan de hand van mijn grootvader mee
mocht naar het citerium van Tienen, en me daar vergaapte aan een indrukwekkend
kluwen van bonkige en pezige venten op een fiets.
Ik ben er in mijn tiener- en twintigerjaren schaamteloos
voor uitgelachen. Wielrennen, dat was brood en spelen voor bejaarden en simpele zielen. Er
ging maar weinig esthetiek aan verloren, volgens de leken en koershaters. Mijn
stelling dat er heel wat strategie en heroïek schuilde achter een schijnbaar
simpel gegeven als een wielerwedstrijd werd op hoongelach onthaald. Intussen is
wielrennen big business en dus hip. De bonkige renners van weleer zijn gladde
jongens geworden, in bestudeerde outfits en met een geknutselde kuif bovenop de
brutale kop.
Gisteren werd de 97ste Ronde van Vlaanderen gereden, de
koers der koersen, volgens menig wielerfanaat. De heilige ronde kreeg een
gedroomde winnaar op het hoogste schavot. Fabian Cancellara moet zo ongeveer de
populairste Zwitser zijn sinds Willem Tell. Vriendelijk, beleefd,
aanspreekbaar, nooit arrogant en sportief in de meest figuurlijke zin van het
woord.
Datzelfde kan geenszins gezegd worden van nummer twee,
aanstormend talent en aandachtjunk Peter Sagan. Die vond er niks beters op om
de aandacht af te leiden van zijn teleurstellende tweede plaats, dan in de
billen knijpen van het bloemenmeisje, dat naast hem de blije en
triomferende Cancellara kuste.
Dat vonden ze helemaal om te gieren, daar bij Sporza.
“snoeper”, plaatste een lolbroek van een eindredacteur bij de foto in kwestie. Bij
de VRT is men dus van mening dat wildvreemde vrouwen ongevraagd in de kont
knijpen humor van de bovenste plank is. Dat al wie die mening niet deelt een
treurwilg is, een vat azijn, een pretbederver, een gefrustreerd stuk mensheid.
“Het was toch maar om te lachen.”, zo luidt het, een uitgeholde frase die mij steeds vaker naar bodem- en bandeloze aggressie doet neigen. Het begrip humor lijkt tegenwoordig alle soorten grofheid en grensoverschrijdend gedrag te dekken.
Zouden dat soort mensen het net zo grappig vinden wanneer
een wildvreemde vent hun lief, vrouw of dochter ongevraagd bij de billen grijpt?
Stel: Je bent een man. Je wandelt op straat met lief/vrouw/dochter en een of andere
grapjurk vindt het een geestig plan om de vrouw of het meisje aan je zijde in
de billen te knijpen. Ligt u dan helemaal krom van het lachen? Ik dacht het
niet, nee.
Hoezo, dat is “iets anders”. Dat is helemaal hetzelfde, maar
dan zonder podium en publiek.
Staat er in de functieomschrijving van de bloemenmeisjes dat
ze zich door renners moeten laten betasten? Geef je als wielermiss stilzwijgend
aan dat je bepoteld mag worden door al wie op het idee komt?
En nu we toch bezig zijn met dergelijke diepfilosofische
vraagstukken te ontrafelen: Wat doen die meisjes daar trouwens? Wat is de
meerwaarde voor het sportgebeuren van dat soort achterhaalde en onnozele rituelen, waarin meisjes als decorstukken moeten opdraven? Het is niet omdat de jaren
vijftig weer hip zijn dat we ook de genante ballast van dat tijdperk weer tot
leven moeten brengen. Overigens: alsof die afgepeigerde renner niet liever
onder een warme douche zou staan, een frisse pint zou drinken of zijn lief of
familie in de armen zou sluiten.
Diezelfde zondag werd ook de Ronde van Vlaanderen voor
vrouwen gereden. Even lastig, maar voor heel wat minder publiek (en geld).
Winnares Marianne Vos moest het zonder bloemenmeisjes of –jongens stellen.
Vrouwelijke kampioenen hoeven niet gekust te worden, en gelukkig voor hen ook
niet bepoteld.
Dat van "ik durf te wedden dat de vrouwelijke winnaar geen bloemenjongen in blote bovenbast kreeg" (en daar ook niet om zou staan te springen), dat riep ik zondag ook. Toen had ik het billenknijp-gedoe nog niet vernomen. Maar inderdaad, los daarvan, waar zijn die meiskes toch voor nodig.
BeantwoordenVerwijderen