De herfst stond zomaar ineens aan de deur, onuitgenodigd
en zonder attentie.
De hogere cultuur trok zichzelf krakend op
gang. Opgelucht stuurden we onze kinderen weer naar school, waar mensen tijd
voor hen hebben.
Wie wegging weet al niet meer waarheen. Wie
bleef verlangt.
We vegen restjes zand van het terras, samen
met de eerste dorre bladeren. De avonden overvallen ons vroeger dan verhoopt.
Nu gebeurde het dat ik zomaar een zomer
oversloeg.
Ongemerkt lengden de dagen, als haar dat
groeide op een onverschillig hoofd, maar er verder weinig toe deed.
Het was een warme zomer ook, van het soort
dat je doorgaans enkel in reisbrochures of Amerikaanse tienerseries ziet. Een
schijnbaar eindeloze herhaling van vanzelfsprekende zonneschijn die voor altijd
lijkt te zijn.
Mensen deden zomerdingen, dingen waar ze
blij van moesten worden, dingen met gekleurde drankjes en ijsjes en onthullende
kleren, met wanstaltige lappen bloederig vlees op een rooster boven het vuur,
met blije muziek, met zand en veel andere blije mensen.
Ik sloeg nooit zomers over. Ik leefde in
functie van de zomer. De zomer was mijn ‘echte’ tijd, de bestaansreden voor die
andere, grauwere, koude tijd, waar ik me elk jaar laf doorheen ploeterde, het
licht aan het eind van de tunnel, de beloning voor het beproefde en bevroren
geduld.
Dat latente zomerverlangen werd bruut
ingehaald door dingen die ik niet voorspeld had. Hartzeer en hoofdbrekens, die
als zware overgordijnen de zon buitenhielden, uit mijn gezichtsveld, waar ze
onverstoorbaar, maar ongemerkt mensen blij maakte. Andere mensen.
Het was een vreemde zomer, als een uitwas
van een tijdperk vol hooggespannen verwachtingen en oogverblindende illusies.
Maar ook een tijd met weinig geduld en een tekort aan mededogen dat naar adem
doet happen.
De zomer liet een slagveld na van
geblesseerde geliefden die twijfelden of ze hun wonden of dat cuberdon-ijsje
moesten likken. Het leek wel een virus, van de besmettelijkste soort bovendien.
Het hartzeer en de hoofdbrekens zijn gaan
liggen als een moegespeelde hond. Hij is er wel, maar doet even niet meer mee.
De zomer deint nog wat uit, lusteloos en
uitgeblust na te veel overuren.
Voor het eerst verlang ik naar de herfst,
naar de besloten veiligheid van mijn biotoop, de avonden die zich rekken tot ze
bijna een geheel vormen met de dagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten