De zomer en ik, wij hebben altijd innig van
elkaar gehouden. Zij haalde steevast het beste in mij naar boven. Ik gaf haar
alle tijd en aandacht die ik missen kon en bedacht mijn mooiste en spannendste
plannen voor haar. Onze relatie was complexloos en oprecht en kwam meestal
enkel in gedrang wanneer zij mij ontgoochelde.
Wanneer iedereen zich aan haar al te opdringerige aanwezigheid leek te storen en beschutting zocht achter luiken en gordijnen, vlijde ik me onverminderd tegen haar aan.
Wanneer zij haar afscheid aankondigde met
kortere dagen en geruis van vergelend loof, klampte ik mij krampachtig aan haar
vast, als een drenkeling, als een geliefde met verlatingsangst.
Ik zocht de plekken waar zij het langst
haar dalende licht liet schijnen en vatte er post als een geduldige visser
zonder hengel. Ik telde de sterren die ze achteloos liet vallen en waarmee ze mij te lang wakker hield, om vervolgens de tel te
verliezen bij het smeulende vuur.
De wilde eenden vliegen over. Onder mijn
blote voeten plakken versgevallen bladeren. Het licht is warmer en treuriger
dan een dag geleden, en verschuilt zich steeds vaker achter trage wolken
Ik staar haar uitdagend en vragend in de
ogen, alsof ik haar vragen wil mij vooral niet alleen te laten, om nog even te
blijven, lang genoeg om het afscheid te kunnen verdragen.
“You don’t know what you’ve got till it’s
gone” zong niemand mooier dan Joni Mitchell.
Dat het een historisch mooie zomer was, zo
wordt gezegd, een aantal apocalyptische buien buiten beschouwing gelaten. Toch heb ik
mijn geliefde tijd van het jaar opnieuw ontgoocheld. Mijn zomeranimo bleef uit
en leek onvindbaar. Ik bleef te weinig nachten bij haar waken. Ik vond de moed
niet om te dansen. Ik liet mijn vrienden te weinig avonden aan elkaar praten in
de tuin. Ik graaide niet met mijn vingers in de droge aarde in optimistische
pogingen daar iets eetbaars of moois te helpen groeien.
De dagen gleden weg zonder dat ik er oog
voor had. Ik stelde mijn zomerlief op de proef, en dat niet voor het eerst.
Er was opnieuw al te veel slecht nieuws,
ver weg en dichtbij. De uitzichtloosheid van wie ergens op de vlucht was deed
ons beschaamd zwijgen over onze eigen, zoveel bescheidener besognes: zieke
ouders, werk dat je leegzuigt, opgebrande energie en verscheurde gezinnen. Zodat
er tenslotte nog maar weinig werd gezegd dat het zeggen waard was.
Gelukkig heb ik al mijn mooiste woorden, plannen,
gedachten en zomerjurken opgespaard, vastbesloten om ze volgend jaar opnieuw
vrij te laten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten