Hoeveel beter we zijn in terugkijken dan in
vooruitblikken, het blijkt jaarlijks, wanneer de kerstkalkoen wordt geslacht,
radiozenders hun klefste muziekarchief openen en de weeïge geur van glühwein
ons de adem beneemt.
Eindejaarslijstjes vol boeken,
voorstellingen en muziek om ons te wijzen op al het moois en interessants dat
we gemist hebben, terwijl we gemakzuchtig en vruchteloos op de bank naar de
Slimste Mens keken, op Facebook rondhingen of de was vouwden.
Naast al het onmisbare moois dat we helaas
hebben gemist, zijn er de affreuze en deprimerende jaaroverzichten. Retrospectie die hoogst zelden gewag maakt van ontroerende schoonheid. Alsof
zo’n jaaroverzicht als voornaamste doel heeft een collectieve zucht van
opluchting te laten ontsnappen. Opluchting dat het voorbij is, dat we het
hebben overleefd, ondanks de dreiging, de terreur en de rampspoed, wij
overlevers en uitverkorenen.
Wie heeft er eigenlijk iets aan dat
gegrasduin in wat voorbij is? Wie heeft er zin om tegelijkertijd met de neus op
uitgeklede en bedroevende nieuwsfeiten te worden gedrukt en in eenzelfde
vloeiende beweging te worden gewezen op wat hij miste, naliet of vergat?
Hoeveel zinnigs valt er eigenlijk te zeggen
over wat voorbij is, wanneer de geschiedenis leert dat wij niets van haar
wensen te leren?
Dat wij collectief en individueel dezelfde
onverklaarbare stommiteiten blijven herhalen. Dat we nee denken terwijl we ja
knikken. Dat we in slecht gecamoufleerde valkuilen blijven trappen, alsof we de
vorige kwetsuren vergeten zijn, ook al jeuken de littekens en blijven de
schrammen aan onze kleren haperen.
Waarom kijken we niet wijselijk vooruit,
ver genoeg om daar iets te ontwaren dat substantieel anders en beter is?
Vooruitkijken vraagt moed, meer dan we te
geef hebben, meer dan onze zuinige hoop verstandig acht. Geloven dat de wereld
er volgend jaar al veel beter uitziet, het vereist meer welwillendheid dan
eender welke religieuze overtuiging.
Moed is lastig en uitputtend. Moed vreet
energie als een peuter, als een smartphone van drie jaar oud. Moed is
gerantsoeneerd als roomboter in 1944. Moed lijkt verdacht veel op dwaasheid.
Dus blijven we halsstarrig in het hier en
nu, surplacend, watertrappelend, neus en ogen krap boven de waterlijn, waar
zuurstof is en we net de horizon zien aftekenen.
Ik wens ons allen veel moed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten