Voor wie het gemist heeft: er diende zich
de afgelopen week nog maar eens een genderrelletje aan. Geen zoveelste geval
van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar het hete hangijzer van het “all
male panel”, een oud zeer en een hardnekkige doorn in het kritische oog van
menig feminist(e).
Politika, de studentenorganisatie van de
faculteit sociale en politieke wetenschappen aan de KUL, organiseerde een
politiek debat over de macht van de overheid. In het panel bleken 6 mannen te
zitten, van elke gevraagde partij een exemplaar.
Hoe dat kwam? Van de 24 vrouwen die werden
gevraagd was er geen enkele beschikbaar, aldus de organisator.
Velen vonden dat verbijsterend. Ik niet zo
heel erg. Ik heb die reactie al zo vaak gehoord dat ik ze kan uitspellen nog
voor de vraag gesteld is.
De conclusie moet dus zijn dat vrouwen niet
willen debatteren of het niet zo belangrijk vinden om in een panel te zitten.
Dat is allicht het makkelijkste antwoord.
Dat vrouwen intussen zo’n halve eeuw
politiek bedrijven in dit land, en dus wellicht even graag verkozen worden en
een mandaat opnemen, maar niet te paaien zijn voor debatten en panelgesprekken
allerhande, het doet vragen oproepen.
Wanneer je mensen zoekt, van eender welke
doelgroep, en er niet in slaagt ze te bereiken, dan moet je misschien je
methodiek in vraag stellen. Wanneer sociaal werkers een kansen- of
aandachtsgroep niet vlot bereiken, dan wordt er ingezet op ‘outreachend werken’,
een werkwijze die een actieve benadering vraagt. Met andere woorden: meer
moeite doen.
Stel jezelf niet gerust met een simpel
“tja, ze willen niet”. Vraag je af waarom niet. Analyseer de obstakels en
bezwaren en doe er iets aan waar en wanneer mogelijk.
Van de vrouwen die ik de afgelopen jaren
bevroeg wat hen weerhield om deel te nemen aan een debat, vertelde een
meerderheid me dat ze zich afvroegen of ze wel gekwalificeerd genoeg waren, of
ze wel over voldoende expertise beschikten en iets relevants te vertellen
hadden. Die onzekerheid is niet genetisch, maar gedijt in een onderwijs dat meisjes
nog steeds wijsmaakt dat ze niet goed zijn in wiskunde, politiek, astronomie,
voetbal of andere zogenaamd mannelijke interessevelden. Meisjes krijgen in het
secundair onderwijs standaard te horen dat ze maar 3 km moeten lopen, terwijl
de jongens 5 km als streefdoel krijgen. “Want meisjes kunnen minder lang
lopen.”
Een ander terugkerend bezwaar: de vaak
bitsige sfeer in een debat, waarbij sprekers elkaar onderbreken of neerhalen en
waarbij sommige sprekers hun proportionele spreektijd ruim overschrijden, zodat
wie niet overassertief is nauwelijks aan bod komt. Moderatoren laten meestal
begaan, of grijpen slechts in wanneer het de spuigaten uitloopt. Assertiviteit
wordt beloond, in die mate dat de grens met aggressie amper nog te
onderscheiden valt. Meisjes krijgen dat soort assertiviteit niet standaard
aangeleerd. Het wordt hen zelfs subtiel ontraden.
Een derde obstakel: het leven van
academici, politici, experten allerhande met een gezin is een moeizame puzzel
van tijd en aandacht. Wie kinderen heeft wil die na de drukke dagjob graag
zien, voeden en opvoeden. Gezien de ongelijke verdeling van zorg en huishouden
in dit land mag het geen wonder heten dat vrouwen met een veeleisende job die
strak afbakenen. Anders krijgen ze het gewoon niet rond.
Voor al die obstakels en drempels bestaan
er – mits wat goede wil – haalbare oplossingen.
Overtuig de spreker die je wilt van haar
kunnen. Benadruk dat je haar wilt, niet omdat ze een vrouw is, maar omdat je
haar expertise en stijl apprecieert en waardevol vindt. Ik heb het uitgetest en
het helpt echt.
Wat de spreektijd betreft: modereer, maar
dan echt. Monitor de spreektijd van alle sprekers en zorg dat iedereen even
uitgebreid aan bod komt. Wijs onderbrekers en aggressoren terecht. Dat is
perfect mogelijk en het komt de sfeer en de inhoud van het debat ten goede.
Tot slot: waarom zou je als organisator van
een debat niet kunnen nadenken over kinderopvang ter plaatse? Zelf werd ik ooit
gevraagd voor een panelgesprek op een moeilijk moment, en de organisator stelde
me spontaan voor om een oppas voor me te zoeken en die te betalen. Dat haalde
me finaal over de streep.
Maar waarom zouden we zoveel moeite doen om
meer vrouwen in een panel te krijgen? Wat maakt het uit wie er in dat panel
zit. Het gaat om de inhoud toch? De vraag is hardnekkig. Het antwoord dringt
moeizaam door.
Media en publieksevenementen weerspiegelen
de waarden en normen van een samenleving. Ze kunnen bestaande machtsrelaties en
–normen bevestigen of uitdagen. Ze kunnen een effectieve beeldvorming
nastreven: een bewust niet-stereotype representatie van bevolkingsgroepen. Ze
hebben een tastbare impact op hoe mensen zichzelf zien en welke rol ze denken
te kunnen spelen in de wereld.
In een samenleving waarin jonge kinderen
nog steeds reflexmatig een mannetje tekenen wanneer ze gevraagd worden een
chirug, brandweerman of politieagent te tekenen; waarin meisjes zich amper
kunnen voorstellen dat ze astronoom, wiskundige of president kunnen worden en
dat soort meisjesdromen ook zelden gestimuleerd worden, valt het belang van
beeldvorming en representatie dan ook niet te relativeren. Zien inspireert en
doet dromen over wat misschien onmogelijk leek. De meisjes van nu zullen ons
dankbaar zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten