biekesblog


vrijdag 23 maart 2018

Ze willen niet


Voor wie het gemist heeft: er diende zich de afgelopen week nog maar eens een genderrelletje aan. Geen zoveelste geval van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar het hete hangijzer van het “all male panel”, een oud zeer en een hardnekkige doorn in het kritische oog van menig feminist(e).
Politika, de studentenorganisatie van de faculteit sociale en politieke wetenschappen aan de KUL, organiseerde een politiek debat over de macht van de overheid. In het panel bleken 6 mannen te zitten, van elke gevraagde partij een exemplaar.
Hoe dat kwam? Van de 24 vrouwen die werden gevraagd was er geen enkele beschikbaar, aldus de organisator.

Velen vonden dat verbijsterend. Ik niet zo heel erg. Ik heb die reactie al zo vaak gehoord dat ik ze kan uitspellen nog voor de vraag gesteld is.
De conclusie moet dus zijn dat vrouwen niet willen debatteren of het niet zo belangrijk vinden om in een panel te zitten. Dat is allicht het makkelijkste antwoord.
Dat vrouwen intussen zo’n halve eeuw politiek bedrijven in dit land, en dus wellicht even graag verkozen worden en een mandaat opnemen, maar niet te paaien zijn voor debatten en panelgesprekken allerhande, het doet vragen oproepen.

Wanneer je mensen zoekt, van eender welke doelgroep, en er niet in slaagt ze te bereiken, dan moet je misschien je methodiek in vraag stellen. Wanneer sociaal werkers een kansen- of aandachtsgroep niet vlot bereiken, dan wordt er ingezet op ‘outreachend werken’, een werkwijze die een actieve benadering vraagt. Met andere woorden: meer moeite doen.
Stel jezelf niet gerust met een simpel “tja, ze willen niet”. Vraag je af waarom niet. Analyseer de obstakels en bezwaren en doe er iets aan waar en wanneer mogelijk.

Van de vrouwen die ik de afgelopen jaren bevroeg wat hen weerhield om deel te nemen aan een debat, vertelde een meerderheid me dat ze zich afvroegen of ze wel gekwalificeerd genoeg waren, of ze wel over voldoende expertise beschikten en iets relevants te vertellen hadden. Die onzekerheid is niet genetisch, maar gedijt in een onderwijs dat meisjes nog steeds wijsmaakt dat ze niet goed zijn in wiskunde, politiek, astronomie, voetbal of andere zogenaamd mannelijke interessevelden. Meisjes krijgen in het secundair onderwijs standaard te horen dat ze maar 3 km moeten lopen, terwijl de jongens 5 km als streefdoel krijgen. “Want meisjes kunnen minder lang lopen.”

Een ander terugkerend bezwaar: de vaak bitsige sfeer in een debat, waarbij sprekers elkaar onderbreken of neerhalen en waarbij sommige sprekers hun proportionele spreektijd ruim overschrijden, zodat wie niet overassertief is nauwelijks aan bod komt. Moderatoren laten meestal begaan, of grijpen slechts in wanneer het de spuigaten uitloopt. Assertiviteit wordt beloond, in die mate dat de grens met aggressie amper nog te onderscheiden valt. Meisjes krijgen dat soort assertiviteit niet standaard aangeleerd. Het wordt hen zelfs subtiel ontraden.

Een derde obstakel: het leven van academici, politici, experten allerhande met een gezin is een moeizame puzzel van tijd en aandacht. Wie kinderen heeft wil die na de drukke dagjob graag zien, voeden en opvoeden. Gezien de ongelijke verdeling van zorg en huishouden in dit land mag het geen wonder heten dat vrouwen met een veeleisende job die strak afbakenen. Anders krijgen ze het gewoon niet rond.

Voor al die obstakels en drempels bestaan er – mits wat goede wil – haalbare oplossingen.

Overtuig de spreker die je wilt van haar kunnen. Benadruk dat je haar wilt, niet omdat ze een vrouw is, maar omdat je haar expertise en stijl apprecieert en waardevol vindt. Ik heb het uitgetest en het helpt echt.

Wat de spreektijd betreft: modereer, maar dan echt. Monitor de spreektijd van alle sprekers en zorg dat iedereen even uitgebreid aan bod komt. Wijs onderbrekers en aggressoren terecht. Dat is perfect mogelijk en het komt de sfeer en de inhoud van het debat ten goede.

Tot slot: waarom zou je als organisator van een debat niet kunnen nadenken over kinderopvang ter plaatse? Zelf werd ik ooit gevraagd voor een panelgesprek op een moeilijk moment, en de organisator stelde me spontaan voor om een oppas voor me te zoeken en die te betalen. Dat haalde me finaal over de streep.

Maar waarom zouden we zoveel moeite doen om meer vrouwen in een panel te krijgen? Wat maakt het uit wie er in dat panel zit. Het gaat om de inhoud toch? De vraag is hardnekkig. Het antwoord dringt moeizaam door.
Media en publieksevenementen weerspiegelen de waarden en normen van een samenleving. Ze kunnen bestaande machtsrelaties en –normen bevestigen of uitdagen. Ze kunnen een effectieve beeldvorming nastreven: een bewust niet-stereotype representatie van bevolkingsgroepen. Ze hebben een tastbare impact op hoe mensen zichzelf zien en welke rol ze denken te kunnen spelen in de wereld.

In een samenleving waarin jonge kinderen nog steeds reflexmatig een mannetje tekenen wanneer ze gevraagd worden een chirug, brandweerman of politieagent te tekenen; waarin meisjes zich amper kunnen voorstellen dat ze astronoom, wiskundige of president kunnen worden en dat soort meisjesdromen ook zelden gestimuleerd worden, valt het belang van beeldvorming en representatie dan ook niet te relativeren. Zien inspireert en doet dromen over wat misschien onmogelijk leek. De meisjes van nu zullen ons dankbaar zijn.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten