biekesblog


dinsdag 5 maart 2019

'Het is koers!' for dummies




Of u daar nu blij of veeleer wanhopig van wordt, het koersseizoen is geopend. Vanaf nu valt er elke week wel een wielerwedstrijd te bekijken, te analyseren, te becommentariëren of te mijden. Koersfanaten ontwaken uit hun winterdepressie. Wie de koersliefde niet deelt, ondergaat de wielergekte gelaten. Meestal valt de koersheisa vrij vlot te ontwijken. Behalve op de Hoogdag der Vlaamse Hoogdagen, de Ronde van Vlaanderen en in juli, wanneer het peloton drie weken lang door Frankrijk sjeest en iedereen, zelfs de buurman met z’n clubsjaal die geen kasseistrook van een col kan onderscheiden, ‘s avonds naar Karl kijkt in Vive le Vélo.

Wees niet bang om toe te geven dat u er niets van snapt, beste koersleek. U bent niet de enige. De meeste mensen snappen geen hol van de geschreven en ongeschreven wetten van de koers, maar doen gewoon alsof. Het goede nieuws is: dat mag. Koers is geen wetenschap. De koers lost geen wereldproblemen op en levert geen innovatieve inzichten over mens en samenleving (alhoewel). Koers is Shakespeariaans drama en rauwe emotie, veel theater, wat sjans en een tikje strategie.

Mocht u ondanks alle waarschuwingen toch inzicht willen krijgen in de fluïde regels van de koers, omdat u argeloos verliefd werd op een koersfanaat, omdat u indruk wil maken op de koersgeobsedeerde schoonfamilie, of omdat u de diepere gronden van deze bizarre pijler der Vlaamse identiteit wilt begrijpen, dan is deze handleiding voor u. Maar kom niet klagen wanneer u de regels schaamteloos met de voeten ziet treden op televisie.

Koers is een feodale sport.
Geen feodaler sport dan het wielrennen. De koers kent een strikte hiërarchie, waarin rangen en standen de loop der dingen bepalen. Bovenaan de pyramide staat het geld: de sponsors en geldschieters weten dat er zonder hen niet gekoerst wordt, dus trekken ferm aan de lakens. De manager van de ploeg wikt, weegt, scout, kiest, zet in. Wie kopen we en wie laten we gaan? Wie is kopman/vrouw in welke wedstrijd? De ploegleider is het brein achter tactiek en strategie, en verdeelt de rollen van de dag. De kopman of -vrouw is het goudhaantje, de voorman (m/v/x) op de werkvloer. Hij (zij verdient sowieso belachelijk weinig) verdient veel meer, ontvangt de bloemen en de kussen, gaat met de aandacht en de prijzen lopen. 
Onderaan de ladder staat de knecht, de waterdrager, de working class hero van het peloton vol matig betaalde arbeiders. Hij of zij houdt de kopman/vrouw uit de wind, staat z’n/haar fiets af wanneer die pech heeft, verdeelt eten en drinken, wacht binnenvettend op de achtergebleven leider. Dromen doet hij/zij zelden. Hij/zij kan van alles wat, maar niets echt goed genoeg. Hij/zij blinkt nergens in uit. De koers is een job, een stiel. Knechten winnen zelden. Maar als ze winnen, dan zijn we even blij als zijzelf. Winnende knechten zijn als groene spechten: zeldzaam en dus bijzonder. 
Straffe kopmannen en -vrouwen kost natuurlijk wel wat, soms meer dan ze waard zijn, maar als je je kopman/vrouw slim kiest levert die overwinningen en aandacht op, iets waar de sponsor blij van wordt. Ploegen zonder toppers winnen zelden en hebben veel minder geld te besteden dan de koningsploegen, die de overwinningen aan elkaar rijgen en met een ploegbus rondrijden die meer kost dan een villa met zwembad in Brasschaat. Meer geld betekent natuurlijk ook dat je betere, en dus duurdere, renners kan kopen. Die dan weer meer winnen. Enzoverder. Niet eerlijk, zegt u? Niemand zei dat koers eerlijk is. 

Koers is een ploegsport
Aan een wielerwedstrijd nemen ploegen deel. Zover was u wellicht al. Hoe zo'n ploeg is samengesteld hangt af van het geld dat de ploeg ter beschikking heeft, van decadent veel tot net genoeg om elke renner een fiets te geven. Een slimme manager stelt z'n ploeg zo samen dat er van alles wat inzit: sprinters, beukers, klimmers, tijdrijders (zie verder). Het is zaak je ploeg zo te leiden dat de renners een moord willen plegen voor ploegwinst. Divagedrag en egogezeik zijn enkel toegestaan voor de onbetwiste kopman/vrouw, tenminste zolang die wint. Het is dus heel normaal om een hele dag aan kop tegen de wind in te stampen om je kopman/vrouw te lanceren en met de kassei/beker/bloemen/premie aan de haal te zien gaan. De premie wordt wel netjes verdeeld. Wielerknechten zijn geen idioten.
Ook ploegleiders zijn geen idioten. Zij willen vooral hun ploeg zien winnen. Welke renner wint is van ondergeschikt belang. Als de duurbetaalde kopman (nogmaals: kopvrouwen zijn hooguit betaald, maar nooit duur betaald) een mindere dag heeft, tegen de vlakte gaat of een snotvalling heeft, dan zal een beetje ploegleider al snel overgaan naar plan B, C of zelfs D. Tenzij er geen plan is. Dan rijdt iedereen maar wat in het rond en bidt men in de ploegauto tot de wielergoden.
Sommige ploegen (we noemen geen namen) onderscheiden zich met de tactiek van het mistgordijn: niemand begrijpt wat ze doen of waarom, er is geen zweem van een plan te bespeuren, maar aan het eind gaan ze toch met de ploegenprijs lopen.

Koers is een individuele sport
“Jamaar, daarnet zei je dat koers een ploegsport is?” Precies. Dat is het ook. En dus ook een individuele sport. Niemand zei dat koers eenvoudig is.
Al die ploegen bestaan natuurlijk uit individuen, waarvan er maar eentje winnen kan. Gezellig samen trainen, grappen en grollen: allemaal goed en wel, maar in het zicht van de finish telt enkel de eeuwige roem. Renners die ‘s ochtends bij de havermout nog vastberaden leken zich het melkzuur uit de oren te trappen voor hun kopman/vrouw, durven zich wel eens bedenken wanneer ze plots, per abuis, mee voorop raken en hun kopman/vrouw in geen velden of wegen te bespeuren is. 
Winnen doe je alleen, of je nu met 3 of met 8 ploegmaats aan de start komt, of die zich nu voor jou uit de naad rijden of niet. Op het bovenste schavot is er maar plaats voor een. Verliezen doe je trouwens ook alleen: een renner is zelden zo eenzaam als wanneer hij/zij verliest waar hij/zij had moeten winnen. De stilte van de ploegleider en de ploegmaats spreken boekdelen en snijden dieper dan verwijten. “Als je wint, heb je vrienden”, zong Henny Vrienten. Als je verliest, is het je eigen schuld.

Aanvallen doe je niet per se om te winnen
Huh? Waarom vallen renners aan als ze toch niet kunnen winnen? Uitstekende vraag. Niemand zei dat koers logisch was. In de meeste wielerwedstrijden zal er na een uurtje keuvelend fietsen een groepje renners ontsnappen uit het peloton en vooruit gaan fietsen. Doorgaans zijn dat renners zonder enige winstkans. Een renner die de wedstrijd kan winnen blijft slim in het peloton zitten. Ontsnappen heeft geen zin, want van zodra hij/zij wegspringt krijgt hij/zij het halve peloton (behalve de eigen ploeg) achter zich aan. Bovendien duurt zo’n wedstrijd toch al snel een uur of vijf, dus het is niet per se de hardrijder die wint, maar wel degene die aan het eind nog fris genoeg is om een tandje bij te steken. Doseren is cruciaal. De mindere goden mogen best even hun kans wagen, naar hun ouders, lief of bomma wuiven, de sponsor paaien, zich een half uurtje een held wanen. Tot de speeltijd over is. Is dat niet zinloos en belachelijk, denkt u nu? Dat zou kunnen, maar niemand die daarom maalt. Er gebeurt tenminste wat, er is tijd voor een dutje, en als de sponsor, het lief en de bomma blij zijn, dan wij ook.

De sterkste wint niet per se
Sterk zijn is goed. Slim zijn is beter. Lang genoeg afwachten en de sterke mannen gewiekst verschansen door je te verstoppen, te doen alsof je niet in vorm bent en dan als een pijl uit een boog weg te schieten wanneer niemand het verwacht: dat mag. Niet eerlijk? Zeiden we al dat koers niet noodzakelijk eerlijk is?

In de koers rijden treintjes
Nee, de NMBS doet niet mee. Die zou sowieso buiten tijd arriveren. Een treintje is een groepje renners van dezelfde ploeg (herkenbaar aan dezelfde schreeuwerige truitjes) die een ernstige kans maakt om de wedstrijd te winnen omdat ze het juiste soort renner(s) bij zich hebben voor dit soort wedstrijd (zie punt 6.). Van zodra het over en uit is met de zinloze ontsnappingen en de dappere of overmoedige vluchters zijn gepakt (of "opgeraapt), breekt de koers open. Dit is het moment waarop u best wakker wordt. Michel en José roepen nu “het is koers” of “het spel is op de wagen” en de ploegen die strijden om winst gaan treintjes vormen: keurig achter elkaar rijden, het tempo opvoeren, elkaar netjes afwisselend aan kop. Dat afwisselen is belangrijk, want wie aan kop rijdt vangt de meeste wind.

De ene renner is de andere niet
Het is niet omdat een renner de Ronde van Vlaanderen wint, dat hij ook de Ronde van Frankrijk kan winnen. De winnaar van Parijs-Roubaix is niet dezelfde als die van een Touretappe op Alpe d’Huez. Ooit was dat anders, in de tijd van Eddy en Roger, maar in koerstermen heet dat vervlogen tijdperk de oertijd. Als u een beetje hebt opgelet, dan hebt u gemerkt dat er heel verschillende renners rondfietsen in het peloton van vandaag. Bonkige reuzen van 80 kilo en iele sprinkhanen van 50 kilo. Het spreekt voor zich dat die niet in dezelfde wedstrijden uitblinken. In de regel heb je klassieke renners die zich in hun sas voelen op het vlakke tot heuvelachtige, sprinters die aan het einde genoeg jus in de benen hebben om als een kanonskogel over de meet te knallen, klimmers die schijnbaar gewichtloos een muur op rijden en tijdrijders die liefst alleen tegen zichzelf en de klok trappen. De ronderenners, het soort übermensen die een Ronde van Frankrijk, een Giro d'Italia of een Vuelta kunnen winnen, zijn een categorie apart. Ze blinken vooral uit in tijdrijden, cols beklimmen en extreem focussen. En dan is er nog die onbestemde, niet echt te categoriseren categorie van renners die eigenlijk alles redelijk tot uitstekend kunnen en die je dus best altijd en overal in de gaten houdt.
Dat is dus waarom kenners stellig meedelen dat het beklonken is wanneer er nog 15 km. te rijden valt en er een kopgroepje van drie renners twee minuten voorsprong heeft op het peloton: omdat in dat kopgroepje een sprinter in topvorm zit, die ongegeneerd in het wiel van de twee anderen blijft; of omdat er geen enkele sprinter mee is, maar wel zo’n alleskunner die altijd net iets meer kan dan gewone stervelingen. Bij de vrouwen speelt al dat specialiseren wat minder een rol omdat ze bijvoorbeeld geen grote rondes mogen rijden en dus zelden zware cols over fietsen. Ingewikkeld? Welja, als het simpel was hoefde u dit stukje niet te lezen.


De ene koers is de andere niet
Om het nog ingewikkelder te maken verdelen we de renners (zie 6.) ook nog eens in categorieën, volgens het soort wedstrijden die hen het best liggen; Vlaamse klassiekers (kasseien!), Waalse klassiekers (hellingen!), rondes (kleintjes van een week of grote van 3 weken), en de rest. Verkijk u niet op de hokjes, want goddank zijn er renners die niet in een hokje passen en gewoon overal hard rijden. Dat zijn onze lievelingsrenners. Voorts wordt er niet alleen in België gekoerst, alle hashtags #dekoersisvanons of #dekoerskomtthuis ten spijt. Renners koersen van januari tot en met de winter toeslaat, in Argentinië, Oman, Rwanda, Australië en elders. 
Rondewedstrijden heten het neusje van de zalm in het internationale wielrennen. De bekendste en populairste is de Ronde van Frankrijk, die maar liefst drie weken duurt. Een dag de beste zijn is iets helemaal anders dan drie weken lang de beste zijn. Wie in een grote Ronde de meest gelijkmatige is, die wint. Je moet dus steile cols kunnen beklimmen en kunnen tijdrijden (waarover straks meer), maar ook altijd mee zijn met het peloton in de gewone vlakke etappes. En dat drie weken en zo’n slordige 3500 kilometer lang. Het is weinigen gegeven. Het lukt alleen als je hypergetalenteerd bent, een ijzersterke ploeg om je heen hebt, geen gekkigheden uithaalt, niet valt, niet ziek wordt, ook in de winter elke maaltijd minutieus afweegt en het hele jaar alleen maar traint voor die drie ellendig lange weken. Rondewinnaars zijn niet de gezelligste thuis.
Vrouwelijke renners vragen al jaren vriendelijk of ze ook eens zo’n grote ronde mogen rijden. Vooralsnog zonder succes. Misschien zijn ze te vriendelijk.

Om het allemaal nog wat te compliceren kan het gebeuren dat een tijdrijder zich ontpopt tot klassieke renner, of andersom. Ook wielrenners willen wel eens wat anders. Volgt u nog?
Echte wielerfreaks kicken op het soort koersen waar elke wielrenner nachtmerries van krijgt. Stroken die de naam "weg" niet waardig zijn of waar iemand per ongeluk en volstrekt willekeurig een hoop kasseien over heeft uitgestrooid zijn vooral leuk voor de kijker. Voor een coureur is het de hel. Parijs-Roubaix, de Strade Bianche, dat soort werk. Als u renners wil zien lek rijden, vallen en als een levend lijk onder het stof of de modder over de meet zien komen, dan zijn dat de koersen die u moet zien.

Koers tegen de klok
Tijdrijden wordt wel eens een slaapverwekkend saai gebeuren genoemd. Fanaten zijn het daar niet mee eens. Tijdrijden is een cruciaal onderdeel van elke zichzelf respecterende rondewedstrijd en vaak een beslissende factor. In een tijdrit kan je een grote ronde winnen of verliezen. Iedereen start en finisht alleen en om beurt. Hoe fris je ploegmaats zijn doet er die dag niet toe. Je rijdt solo, tegen de wind en tegen jezelf, vooruit gebruld door je opgefokte ploegleider, die je op de hoogte houdt van de snelheid waarmee de concurrentie over het asfalt raast. Geen puurder koers dan een tijdrit. Die brullende ploegleider kan je overigens ook gewoon uitzetten.
Maar (natuurlijk is er een maar): er bestaat ook zoiets als tijdrijden in ploeg, een unieke, maar vrij schaarse discipline. Sommige renners zijn er dol op, velen haten het. Je zal maar een klimmer of sprinter zijn en kilometerslang hijgend en kwijlend achter de tijdrijders van je ploeg hangen aan een gemiddelde van 56 kilometer per uur. Een beetje pientere ploegleider traint z'n ploeg dan ook op dit soort ongein.

Koers is vallen (en opstaan)
We geven het niet graag toe, maar stiekem zijn koersliefhebbers dol op valpartijen. Behalve wanneer hun favoriet tegen het asfalt smakt en gehavend uit koers stapt. Behalve wanneer valpartijen fataal aflopen. Valpartijen zijn volstrekt onvoorspelbaar, meestal idioot want vermijdbaar, en soms ronduit dramatisch. U kent ze wel, de beelden van renners met kapotte broek en bloederig geschaafde dijen, die stoïcijns doorfietsen, alsof er niets is gebeurd. Wie zelf al eens schaafwonden opliep weet dat weinig letsels zo pijnlijk zijn als schaafwonden. Maar renners zijn geen mensen, dus wie geschaafd is raapt z’n fiets op en rijdt door. De regel luidt: “als het niet levensbedreigend is en je kan trappen, dan fiets je verder.” Zo zagen we in het bloemrijke verleden al renners wedstrijden uitrijden met een barst in hun schedel, een gebroken knie, elleboog of pols, een sleutelbeenbreuk (het meest voorkomende letsel in de koers) of een ontwrichte schouder. De wielerfan aanschouwt de heroïsche dapperheid in stilzwijgende bewondering. Maar natuurlijk is het gewoon idioot. In ieder geval is het een goed idee om overeind te blijven als je wil winnen. Vallen, zelfs zonder letsels, brengt een renner hopeloos achterop. Stuurvaardigheid is dus redelijk elementair voor renners die graag al eens iets winnen. De beste renners weten het zwalpende wiel van de beginner naast of voor hen perfect te ontwijken. In elke wielerwedstrijd wordt gevallen, zelfs meerdere keren.
Vallen of niet vallen, het maakt en kraakt seizoenen en zelfs hele carrières. Vraag het maar aan Sep.

Koersen is afdalen
Na de klim, de heuvel of de col volgt onvermijdelijk de afdaling. Makkie, even uitrusten,  denkt u wellicht. Niets is minder waar. Afdalen is aartsmoeilijk, tenminste als je geen kostbare tijd wil verliezen en wanneer het op seconden aankomt. Bedenk dat renners op de steilste afdalingen snelheden van 100 km. per uur en meer halen, op twee smalle bandjes. Terwijl een renner aan die rotvaart naar beneden sjeest is het zaak elke bocht zo aan te snijden dat hij/zij zo weinig mogelijk afstand aflegt. U begrijpt nu wellicht waarom sommige koersliefhebbers en moeders van wielrenners hun ogen dichtknijpen of naar de wc gaan tijdens een afdaling. De kunstigste dalers zijn buitengewoon stuurvaardig en hebben geen last van dichtgeknepen billen. Dat afdalen ook dramatisch fout kan lopen bewees Philippe Gilbert in de Tour van 2018: hij knalde tegen een muurtje en vloog er los overheen, de dieperik in, waar gelukkig geen afgrond gaapte.

Onmisbaar koersjargon

Nu u min of meer mee bent met de elementaire regels en gebruiken van de koers, is het tijd voor de slagroom op de taart, de kroon op het werk, de troefkaart waarmee u elke zelfverklaarde wielerkenner genadeloos en triomfantelijk het zwijgen oplegt en indruk maakt op een koersgek lief: wielertermen. U vindt ze niet allemaal terug in de Dikke van Daele, en of ze correct Nederlands zijn is bijzaak. Belangrijk is vooral dat u ze op het juiste moment in de mond neemt. Timing is alles, net als in de koers.


  • A bloc: voluit of volle bak gaan, alles geven.  
  • Benen/goede of slechte benen hebben: In bloedvorm zijn, of net niet.
  • Het buitenblad en het binnenblad: Commentatoren die ons willen imponeren met hun tactische kennis hebben het wel eens over het buiten- en het binnenblad. Een koersfiets heeft twee tandwielen: buitenblad en binnenblad. Buitenblad ronddraaien kost meer kracht, maar je legt er wel meer meters mee af per trap. Over het algemeen wordt het buitenblad op het vlakke en bergaf gebruikt, en het binnenblad bergop. Maar soms ook niet. De Hotond in Ronse wordt doorgaans op het buitenblad opgestormd, net als de Poggio in Milaan-San Remo. Wanneer commentatoren over het buiten- of binnenblad beginnen gaat u best een fris biertje uit de koelkast halen of even naar de wc.
  • Aan de boom schudden: hard doorrijden om de concurrentie af te schudden. Doen renners alleen als ze zich in vorm voelen of willen doen alsof. Psychologische oorlogsvoering is geoorloofd in de koers.
  • Bidon: de drinkbus van een renner. Die wordt onderweg uiteraard niet bijgevuld (organisatorisch onmogelijk) maar weggekeild in de berm, een mottige gewoonte die in strijd is met elk elementair respect voor omgeving en natuur, maar waar vooralsnog geen oplossing voor is bedacht. Verse bidons voor de ploeg worden gehaald en uitgedeeld door een knecht. Uiteraard.
  • De bus: er schijnen mensen te bestaan die denken dat renners werkelijk in een bus aan de finish worden afgeleverd. Dat zouden sommige renners vast wel willen op mindere dagen, maar helaas. De bus wordt vooral gebruikt in klimetappes van rondewedstrijden, en is de groepering van renners die niet meekunnen in de bergen en die samen in een rustig tempo naar de finish rijden, kwestie van te overleven. De "chauffeur" van de bus is doorgaans een ervaren renner, die het tempo bepaalt en ervoor zorgt dat de groep binnen de tijd aan de finish komt. Buiten tijd arriveren betekent immers diskwalificatie.
  • Chasse Patate: wanneer een renner demarreert uit het peloton en op jacht gaat naar de kopgroep, maar tussen die twee in op vrij knullige wijze stilvalt. Een chasse patate maakt zelfs de sponsor, het lief en de bomma niet blij.
  • Choco: een renner die choco is, die zit erdoor, kan niet meer, is leeggereden. Dan helpt zelfs een boterham met choco niet meer.
  • Combine: wanneer renners van verschillende ploegen samenwerken om de tegenstand af te houden. Soms heeft dat te maken met geld. Soms ook niet. Renners die samen trainen of peter/meter zijn van elkaars kinderen; renners die allebei een gruwelijke hekel hebben aan de concurrent; chauvinistische landgenoten; enzoverder.
  • En danseuse: rechtop op de trappers een col op rijden. Een rasklimmer stoempt niet, maar danst als het ware bergop, elegant heen en weer wiegend op de trappers, het smalle zitvlak perfect in balans.  Alleen geboren klimgeiten houden dat lang vol.
  • De deur dichtdoen: van je rechte lijn afwijken en zo je tegenstanders hinderen (en soms doen vallen).
  • Het gat (laten vallen of dichtrijden): de afstand tussen een vluchter/ontsnapper of groepje vluchters/ontsnappers en de de achtervolgers. Een gat laten vallen betekent dat de achtervolgende groep de vluchters niet inhaalt, ofwel omdat ze niet kunnen, ofwel omdat ze niet willen (er rijdt een ploegmaat mee met de vluchters), ofwel omdat hun strategie hapert. Het gat dichtrijden betekent achter de vluchters aan gaan en ze inhalen. Het gat doet in elke wedstrijd mee.
  • Geparkeerd staan: zo goed als stilstaan, doorgaans niet om even van het landschap te genieten, maar omdat de renner aan het eind van zijn of haar latijn is.
  • Grinta: italiaans woord voor de hardnekkigheid van een taaie wielrenner, vooral gebezigd door Michel Wuyts.
  • Harken (zie ook skarten): ploeterend, zwoegend, lijdend fietsen.
  • Hongerklop (of fringale): een renner verbruikt al snel zo’n 6000 calorieën per dag in een rondewedstrijd. Dat is het equivalent van zes grote pakken frieten met mayonnaise. Natuurlijk is zo’n pak frieten niet echt handig op de fiets. Maar er moet en zal gegeten worden. Wie in het heetst van de strijd vergeet te eten krijgt daar steevast spijt van, en een fatale hongerklop.
  • Lossen (ook wel: moeten lossen; gelost worden): niet meekunnen met de anderen.
  • De rode lantaarn: wie als laatste eindigt in het eindklassement in de Ronde van Frankrijk krijgt de spreekwoordelijke Rode Lantaarn. In de praktijk is laatste worden in het eindklassement van de Tour niet zo simpel als het lijkt. Wie buiten de tijdlimiet aankomt, wordt immers gediskwalificeerd, en eenzaam achter het peloton aanrijden kost veel kracht. De rode lantaarn brengt enige publiciteit met zich mee, wat de sponsor mild stemt.
  • Er een snok aan geven: extra hard gaan rijden om de tegenstand te imponeren, te intimideren of eraf te rijden.
  • Skarten: Harken in het Yves Lampaerts.
  • Surplacen: balancerend stilstaan (of bijna stilstaan) op de fiets om je tegenstander te dwingen de kop over te nemen. Heel soms wordt er zo koppig gesurplaced dat de surplacende renners op de valreep worden ingehaald door de achtervolgers. Gênant.
  • Slepen: achter de tegenstander rijden en het vertikken om op kop te rijden. Wordt doorgaans niet in dank afgenomen en weinig bevorderlijk voor de populariteit van de sleper in het peloton.
  • Vierkant draaien: een groepje renners dat niet vlot rondrijdt omdat er eentje of meer renners weigeren aan kop te rijden of mee te werken. Doorgaans ziet u dan renners heftig discussiëren op de fiets. Soms is er een uitstekende reden om niet mee te werken. Als je in een achtervolgend groepje rijdt en je kopman/vrouw rijdt vooraan bijvoorbeeld. Of omdat je stikkapot bent. Of omdat je je benen wil sparen voor de sprint. A la guerre comme à la guerre.
  • Verdapperen: steendood zijn, maar toch versnellen omdat de finish of de eeuwige roem in zicht zijn (of omdat het lief daar wacht).
  • Verzet: Nee, we hebben het niet over de clandestiene weerstand tegen de bezetter in WOII, maar over de versnelling waarmee een renner rondrijdt. Een groot verzet is langzaam zwoegen, een klein verzet is snel en driftig rondtrappen. Meer hoeft u daarover niet te weten.
  • Waaiers: Een waaier is het woord dat we gebruiken voor de formatie die een groep renners aanneemt wanneer de wind schuin van voren komt. Dat doen ze om de weerstand zo klein mogelijk te maken. In de praktijk betekent het dat renners schuin achter elkaar gaan rijden en elkaar afwisselen aan kop. Wie aan kop rijdt vangt het meeste wind, en beschermt de anderen van diezelfde wind. Dat noemen we “uit de wind houden of zetten”. De koppositie van de waaier wordt afgewisseld, zodat de inspanning, het tegen de wind in beuken, min of meer eerlijk wordt verdeeld. Natuurlijk zijn er renners die zich aan die ongeschreven koerswet proberen te onttrekken. Dat soort renners zijn niet de meest geliefde renners in het peloton.
  • In een zetel zitten: je als renner in een voordelige en comfortabele positie bevinden, omdat je op papier de snelste bent én een ploegmaat mee hebt, en de anderen in het groepje niet, bijvoorbeeld.


Zo, met deze basiskennis kan u zonder zorgen en gewapend het koersseizoen in, al valt het niet uit te sluiten dat er zich in de loop van het wielervoorjaar bijkomende vragen, twijfels en mysteries aandienen. Onthou dan vooral dit: de koers is niet van ons, maar van iedereen, dus ook van u, hoe weinig u er ook van snapt.

















-->

Geen opmerkingen:

Een reactie posten