biekesblog


zondag 30 augustus 2020

Hoe ver is Parijs?


Lang geleden, toen zomers nog eenvoudig waren in hun uitgestrekte leegte, aromatisch geurend naar versgemaaid gras en Caprisonne, vormden lome vakantiedagen zich naadloos rond het grillige parcours van de Tour de France.

Elke zomer leek op de vorige en de volgende; altijd was er de Tour, een drieweekse tragedie in 21 bedrijven, met op de achtergrond het geruststellende koor brommende bassen van Mark Vanlombeek en Mark Uytterhoeven. 

Na het avondeten speelden mijn broer en ik de etappe van de dag na met plastic wielrennertjes, morsig beschilderd met goedkope plakkaatverf. 

De Tour hoorde bij de zomer als kerstmis bij de winter, als appelbloesems bij de lente, als vallende bladeren bij de herfst. De Tour in september is als sneeuw in april. Je had er niet meer op gerekend, maar je beseft dat er iets uitzonderlijks gebeurt.

 

Terwijl de zomer op z’n laatste logge benen loopt, vermoeid als een drachtig trekpaard, kijk ik uit naar een peloton op drift dat zich een weg baant langs Franse zonnebloemvelden, boomgaarden en barbaarse bergpassen. Een verlangen dat enkel getemperd wordt door de sluimerende vrees dat iemand alsnog het hele feestelijke circus zal afblazen, nog voor Christian Prudhomme met de rode vod heeft gezwaaid.

Wat weten wij eigenlijk over deze rare uitgestelde processie op twee wielen, over het vormpeil van haar verwarde troepen, over de implicaties van een dartel ronddwarrelend virus op een rondreizend peloton? Alles is anders, niets is als vanouds. Onheil loert geniepig achter elk kilometerpaaltje.

 

Tussen chaos en orde liggen onnoemelijk veel mogelijkheden.

Zelf heb ik veel meer vragen dan “wie wint de Tour”, de hamvraag waarop het antwoord bijzaak is.

Welke zeldzame accute blessures en allergieën zullen ploegdokters bedenken om hun kopmannen in koers te houden wanneer een knecht covid-positief test?

Wie troost er des avonds de arme sprinters wanneer ze brak en moegetergd in hun bedjes liggen na een dag vol hoogtemeters en klimpijn?

Wie zorgt er voor de geitjes van Thibaut Pinot?

Waarom, oh waarom, is de meest esthetische aller disciplines, de ploegentijdrit, van de menukaart gehaald?

Dachten de Tourparcoursbouwers wel eens met een zweem van schuldgevoel aan bonkige beukers als Tim Declercq, 78 kilo spieren droog aan de haak?

Wat met Wout: knecht of kroonprins?

En de hoofdvraag: Geraakt de karavaan de Pyreneeën over of komt hij op onthutsend abrupte wijze tot stilstand tussen twee Alpencols?

 

Na een lente en een zomer als een braakliggend stuk dorre grond, verheug ik mij zoals alleen geoefende koersverheugers kunnen: gulzig, gretig, maar met de daver op het lijf.

Laat de chaos beginnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten