Ik weet nog waar ik was toen Jasper Stuyven de Omloop won. Tijden van volle cafés en gul schuimende bierkragen, van samen langs vettige kasseistroken staan en onze opgewonden ademwolken en kreten in elkaars gezicht blazen zonder zorgen. Het seizoen dat feestelijk en vol animo begon werd brutaal op pauze gezet. Een voorjaar zonder klassiekers, een zomer zonder Tour de France, een koershart vol onstilbaar verlangen. Vier zonovergoten maanden lang bleven kasseien onbevochten, wachtten bochtige en tochtige wegen geduldig op de doorkomst van een daverend peloton.
Het koortsachtige wachten werd beloond met het vreemdste en verrassendste wielerseizoen sinds mensenheugenis.
De heropstanding van de gevallen zoon
Hoe Wout op de eerste en allermooiste koers van het corona-seizoen schijnbaar zonder te ademen over het witte grind raasde, een wolk Toscaans stof in de longen van de tegenstand blazend. Hoe hij op de Via Roma in San Remo de vinnige Alaphilippe vermorzelde in de sprint. Hoe hij in de Tour het kruim der klimmers deed kreunen bergop en tussendoor even bidons ging halen. Hoe hij in Imola alleen het hoofd moest buigen voor een zeldzaam tijdritfenomeen en de beste puncheur van de wereld, en daar zichtbaar om baalde. Hoe hij in Vlaanderens mooiste voor het meest geanticipeerde en spannendste duel van het jaar zorgde en aartsrivaal van der Poel broederlijk omarmde. Op 1 augustus dacht ik bevreesd aan dat kapotte been; op 18 oktober was het been een gouden been geworden.
Noodlot
De noodlottigste val van het seizoen werd uitgevoerd door dat andere godenkind, het jochie dat ons wielergekke land voor het eerst in dorre decennia weer een rondewinnaar moest schenken. Zegezeker brommerde Remco Evenepoel over de Muro di Sormano richting Como, om vervolgens in de afdaling op onverklaarbare wijze over een muurtje te ploffen. Plots stond daar een fiets. Een fiets zonder renner als ultiem koersalarm. Miljoenen harten sloegen over. Remco zou geen wereldkampioen worden. Remco zou de Giro niet winnen. Niet dit jaar.
De klok
Winnen of verliezen wordt zelden zo onverbiddellijk eerlijk als tegen de klok. Twee keer werd een grote ronde in de definitieve plooi gelegd in een tijdrit, met als eenzaam hoogtepunt de verbijsterende wijze waarop Tadej Pogacar het asfalt deed branden op de voorlaatste dag van de Tour. Dergelijke consternatie en commotie hadden wij niet gevoeld sinds 23 juli 1989. Wit konijn en kopman tegen wil den dank Tao Geoghan Hart, een snaak met een naam als een Victoriaans romanpersonage, legde in de slottijdrit van de Giro dan weer de roekeloze strategie van Team Sunweb bloot.
Mensen die tijdrijden saai vinden worden hopelijk nooit meer ernstig genomen.
Ophef
Geen koersseizoen zonder commotie. Bij gebrek aan dopingschandalen was er nood aan een kop van jut. Die diende zich hulpvaardig aan in de gedaante van Primoz Roglic, een enigmatische Sloveen, gespeend van het soort aanstellerij dat ook wel eens ‘star quality’ wordt genoemd. Primoz fietst hard, maar heeft daar voorts weinig over te vertellen. Op danspasjes en ronkende verklaringen valt hij niet te betrappen. Zoveel gebrek aan poeha en tralala irriteert. Bovendien had Primoz de pech dat Wout in z’n ploeg zat. Primoz had Wout in de Tour uitgeperst als een verse sinaasappel. Primoz was een flutcoureur met een scheve helm. Primoz had Wout aan een gouden plak moeten helpen in Imola. Zelfs als Primoz Wout op z’n blote knieën over de meet had gedragen had er wel iemand gevonden dat hij wat sneller kon kruipen. Wie onverstoorbaar bleef temidden van al dat geblaat was Primoz zelf, die doodgemoedereerd Luik-Bastenaken-Luik won omdat hij beter oplette dan de rest, en een maand later met verbluffende panache door Spanje vlamde.
Het Duel van Vlaanderen
We-ken hadden we er over gefantaseerd en erop geanticipeerd. Er was naartoe geleefd als naar een huwelijksfeest na een veel te lange verloving. Toen het zich uiteindelijk voltrok stonden de zenuwen thuis even strak gespannen als op de verlaten hellingen van de Vlaamse Ardennen. Nooit eerder hadden wij zo gebiologeerd gestaard naar twee coureurs die samen richting finish reden, waar Mathieu zijn vreugde uitschreeuwde als iemand de net aan een aanslag is ontsnapt.
Het Duel van Aert – van der Poel was louterend vuurwerk na een vreugdeloos jaar.
Anna
Het mooiste beeld van het jaar was dat van een eenzame Anna van der Breggen, op wonderlijk sierlijke en vanzelfsprekende wijze op weg naar de meet, het podium en een gouden medaille. Nooit had iemand mooier op een fiets gezeten. Nooit was iemand op zulke schijnbaar moeiteloze wijze wereldkampioen geworden, alsof het zo moest zijn, alsof elk ander scenario belachelijk was.
Jonkies
De jeugd bonkte vorig jaar luid op de poort en ramde ze dit jaar open met een knal. Tadej Pogacar, Joao Almeida, Jai Hindley, Tao Geoghan Hart, Filippo Ganna, Wout van Aert, Mathieu van der Poel, Remco Evenepoel. Het werd het jaar van de jonkies, het jaar waarin ervaren coureurs en gevestigde namen deemoedig het hoofd moesten buigen voor een meute driest aanstormend talent. Alleen bij de vrouwen heersten de oudste renners als nooit tevoren, alsof er nooit een tijdperk zonder Anna, Annemiek en Marianne zou bestaan.
Regenjasjes
We kunnen mensen naar Mars sturen en continenten uitroeien met een druk op een knop, maar regenjasjes bedenken die je fietsend kan aantrekken zonder ongelukken is nog steeds te moeilijk. Hindley en Keldermen worstelden minutenlang met een tergend onhandelbaar regenjasje op de flanken van de Stevlio, alsof de berg niet al lastig genoeg was. Roglic verloor z'n leiderstrui en kostbare tijd terwijl hij in de zesde etappe van de Vuelta zo'n rotjasje probeerde aan te trekken. Renners rijden rond op fietsen die drie ribben en een arm kosten, maar behelpen zich met wapperende en weerspannige regenjasjes.
Actie
Lag het aan het virus, aan het malle sneltreinseizoen, of aan voortschrijdend inzicht? Vast staat dat het peloton in een activistische bui was. Er werd gemord en gestaakt uit ongenoegen omtrent veiligheid, onnozel slopende etappes en wispelturige regelgeving. Het protest oogste evenveel weerstand als applaus. Ook, of vooral in pandemische tijden leken koersfans te vergeten dat wielrenners mensen waren. Mensen die maandenlang van huis waren, die vergaten hoe hun familie eruitzag na zoveel voorzichtige afzondering, die elke week een wisser langs hun neus tot in hun hersenen lieten priemen, die meer koersdagen afwerkten in drie maanden tijd als anders in een ruim half jaar, die de kilometers aan elkaar regen als kraaltjes aan een snoer. De grijze tronies in week drie van de Vuelta spraken boekdelen over de tol van een ultrageconcentreerd seizoen.
Tranen
Tranen stroomden overvloedig als de regen in oktober. Er kon een olympisch zwembad worden gevuld met traanvocht van lekkende coureurs. Er werd prachtig en onstuitbaar gejankt, gesnikt, gesnotterd van vreugde, verdriet en ellende, alsof de wereld niet al een tranendal was zonder al die rennerstranen.
Het publiek
Meer dan ooit tevoren keken wij naar de mensen. Naar hun mondmasker, of het ontbreken van dat geruststellende mondmasker; naar de afstand die ze bewaarden van elkaar en van de renners; naar de gapende leegte van hun afwezigheid op plekken waar ze elk jaar samentroepen. Een lege Oude Kwaremont; een desolate Stelvio; een verlaten Angliru. Ik miste ze niet, de mensen. Er was zoveel meer duizelingwekkend landschap en eenzame strijd te bewonderen zonder dronken selfiegekken en dolgedraaide meelopers in een panda-onesie. De berg en de renners, al de rest bleek ruis. Voor het eerst in de geschiedenis kon je versnellingen horen reutelen, renners horen hijgen, ploegleiders horen vloeken.
Panorama
Terwijl onze leefwereld en bewegingsvrijheid krompen als wol in de kookwas, baande het peloton zich onbewogen en flegmatiek een weg langs Vlaamse, Franse, Italiaanse en Spaanse wegen. Elk duizelingwekkend panorama, de vetes en de vriendschap, zelfs het zichtbare lijden deed verlangen naar de wereld buiten onze muren, waar gereisd, gewonnen, verloren, gejuicht en gerouwd werd, en waar werkelijk alles mogelijk was. De koers was een parallel universum dat deed dromen en hopen.
Kiezen is verliezen, maar dit is het mooie, vreemde, korte, intense wielerseizoen 2020 toch wel heel mooi samengevat. Dankjewel, Bieke.
BeantwoordenVerwijderen