De zonen hangen. Eentje op de sofa, languit
achterover, z’n gezicht verstopt achter een tablet, waaruit hemeltergende
geluiden galmen. De andere ijsbeert door de woonkamer, beurtelings de mantras
“ik verveel me” en “er is niks om te doen” reciterend.
Ik sta in de keuken te rommelen in een
zeldzame vlaag van opruimwoede en beslis dat ik er genoeg van heb. Ze werken op
mijn zenuwen, met hun lamlendige gehang en gezeur. Naar buiten ermee. Ik hoor
mezelf dingen zeggen, waarvan ik had besloten ze nooit te zullen zeggen, een
besluit van voor ik kinderen had weliswaar. Dat het over en uit is met de
schermpjes en dat het veel te mooi weer is om binnen te zitten. Dat ze me
irriteren met hun gezeur en ostentatieve verveling. Dat ze nu, onmiddellijk,
stante pede, naar buiten moeten, naar het park, de straat in, en zelf maar
moeten bedenken wat ze daar uitvreten. Dat er gras is om op te voetballen en
bomen om in te klimmen. Met een lang en verongelijkt gezicht sjokken ze weg,
bal onder de arm. De jongste moet ik twee uur later zelf uit het park gaan
plukken en is woest als ik meedeel dat het tijd is om te eten.
Maandagochtend. Ik schuim het nieuws af. Twee
veertienjarigen zouden in een Antwerps park het lef hebben vertoond om in
een boom te klimmen. Dat schijnt niet te mogen, in Antwerpse bomen klimmen. Ik lees het nog eens, voor de
zekerheid. Je weet nooit zeker of er staat wat je leest vooraleer je voldoende
koffie hebt geconsumeerd.
Het blijkt te kloppen: in bomen klimmen is
ten strengste verboden. Niet enkel in Antwerpen, maar ook in een reeks andere
Vlaamse steden.
Ik mompel iets over verkrampt en verzuurd
en van de pot gerukt, maar antwoord knarsetandend “niets, niets” wanneer de zonen vragen waar
ik het over heb. Straks krijg ik ze helemaal niet meer naar buiten en blokken
ze mijn verwoede pogingen af door met de letter van de wet te zwaaien.
Diezelfde ochtend word ik gebeld door een
journaliste, met de vraag of het klopt dat ik mijn drukke, wat aparte kind, niet
had willen laten testen. Ik vertel dat dat klopt. En dat ik niet weet op
welke manier eender welk label of etiket mijn duracellkind minder luid, druk en
apart zou maken.
Wat ik wel weet, maar moedeloos inslik,
is op welke manier je kinderen problematische labels aansmeert. Door ze op te
sluiten en stil te laten zitten bijvoorbeeld, eerst op school, daarna aan de
keukentafel, voor onvermijdelijk huiswerk of broodnodige bijles. Door je steden
zo te laten dichtslibben met auto’s dat kinderen nergens nog veilig kunnen
fietsen, steppen of skaten. Door tieners die niet binnenzitten, maar
buitenkomen, “hangjongeren” te noemen en met doorgedreven argwaan te bejegenen.
Of door ze te beboeten wanneer ze in een boom klimmen.
Ik denk dat ik straks eens een boom zoek om
in te klimmen. En daar gewoon blijf zitten tot iemand me kwijt is.
Je tovert spontaan een glimlach op mijn gezicht. Ik heb een dochter met een onuitputbare bron van energie. Maar zet ze geen dag binnen, dan is iedereen knettergek geworden van haar. Buiten spelen, ravotten, rondlopen met voeten en knieën die niet meer proper geraken, dat is het liefste dat ze doet. En zo zie ik haar het liefste!
BeantwoordenVerwijderenMooii stukje :) Chance wonen wij in de Walen, denk dat ze hier nog geen gasboetes kennen ;)
BeantwoordenVerwijderen