Bij het ontwaken na de slag om Pontivy was mijn humeur nog steeds bevroren.Toen zag ik een foto van Primoz Roglic, aspirant-tourwinnaar en onfortuinlijk slachtoffer van een arbeidsongeval. Primoz in z’n blootje op een hotelbed, omzwachteld met een paar meter verband; heup, been, schouder, elleboog en achterwerk zwaar beschadigd. Boven de familieverpakking verband een moedige grijns en een duimpje. Alsof Primoz lachte met de journalisten die zijn winstkansen al aan de wolven hadden gevoederd. Zelf bestijg ik geen bureaustoel in zo’n hachelijke toestand, laat staan een fietszadel, maar ik ben dan ook geen aspirant-tourwinnaar. Twee weken geleden tuimelde ik onzacht tegen pokdalig Oostvlaams asfalt omdat de weg te smal bleek voor een SUV en een vrouw op een koersfiets. De laatste 20 km van de tocht, met een bloedende hand in een zakdoek, een gekneusd scheenbeen, een beurse schouder en twee pijnlijke polsen, had ik liever niet gereden. Bij het zien van de half ontvelde Primoz schaamde ik me voor mijn kleinzerigheid.
Moet een mens dit tarten van fysieke grenzen toejuichen of bewonderen? Ik kwam er niet uit en besloot Primoz gewoon het beste en efficiënte pijnstillers te wensen.
Geruchten over een rennersstaking deden de ronde. Hoe zinvol zo’n actie was, vroeg ik me af. Het is immers traditie om niet naar renners te luisteren. Bovendien is eendracht zaaien in een peloton vol schurende visies en belangen als rijst zaaien in de woestijn. Er schijnt wel ergens een rennersvakbond te bestaan, maar sluitend bewijs voor deze claim blijft uit.
Zodoende werd er kort en lauwhartig geprotesteerd, waarna men overging tot de orde van de dag. Ach ja, discussies over veiligheid in de wielersport hebben veel weg van het sociaal overleg. Je weet niet of er überhaupt iets uit komt, maar dat de debatten zullen vastlopen is een zekerheid. Tot zelfreflectie komt het nooit.
Alle commotie ten spijt moest er opnieuw gesprint worden, licht dalend bovendien. Ik keek er niet naar uit, maar wat moet moet. Gelukkig bleef iedereen rechtop. Gelukkig was daar Brent Van Moer, baroudeur uit één stuk. Voor het eerst deze Tour voelde ik het soort blije opwinding waar de wielersport op haar best in uitblinkt. Vergeten was Bretagne en zijn rampspoed. Er was enkel nog Van Moer en de klok, die helaas onverbiddelijk verder tikte. Een paar honderd meter voor de meet was het sprookje uit. Tijd om te treuren was er niet, want van alle mogelijke uitkomsten kregen we die ene, waar al jaren niemand op durfde hopen. Mark Cavendish werd als prioritair en staatsbelangrijk pakket afgeleverd aan de tourmeet en denderde er voor het eerst sinds 2016 als eerste overheen. Hier komen tranen van, voorspelde ik vanop de sofa, mijn enige juiste voorspelling van de dag. Cav knuffelde zijn hele team plat en snotterde als een neoprof die zijn eerste worldtourkoers wint na een lange en moeizame revalidatie. Tot daar mijn poging om de Tour te haten: gestaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten