biekesblog


maandag 14 maart 2022

Pogalyps

 Tadej Pogacar is klaar voor 2022: “Als ik in de Ronde van Vlaanderen een  kans krijg, dan pak ik hem” | Wielrennen | hln.be

Wielrennen wordt tegenwoordig uitgedrukt in wattages en VO2 max-scores. De hoeveelheid energie die een renner kan leveren per tijdseenheid, het volume zuurstof dat een renner kan transporteren en metaboliseren per minuut inspanning: op basis van staalharde data schatten we het potentieel van een wielrenner. De prestatie van vandaag voorspelt de mogelijke prestaties in de toekomst.

Die toenemende verwetenschappelijking en statistificatie verdeelt de meningen, tussen zij die wielrennen zomaar een sport vinden en zij die in de koers een hybride kunstvorm zien.

Hoeveel heroïek blijft er over van een exploot wanneer het in tabellen en grafieken belandt? Hoe onverschrokken is de held(in) met de blik gefixeerd op het fietscomputertje?

Lijden is een onmisbare factor in de appreciatie. Diep gaan, labeuren, sloven, baggeren, jakkeren, ploeteren, stuk gaan willen wij zien. De smarten van een renner worden niet gemeten of vergeleken, hoogstens gesmaakt.

 

Renners die niet lijden zijn een aberratie, een aanfluiting van de edele essentie van de wielerkunst. Ze bieden een ander, minder doorleefd, voornamelijk beleefd esthetisch genoegen dan de zwoegende stoempers die kwijlend en grimassend over de meet komen, waar goddank iemand klaarstaat om hen op te vangen voor zij uitgedoofd ter aarde storten. Renners die niet lijden verpesten de sfeer nog voor het feest ontaard is.

 

Onder alle niet-lijdende wielrenners in mijn geheugen is er geen die met zulk aanstootgevend gemak rondtrapt als het zondagskind Tadej Pogaçar, de zoon van Pippi Langkous en Huckleberry Finn. Alles aan Tadej roept ontsteltenis op: de schijnbare achteloosheid waarmee hij uithaalt, het plukje haar dat steevast weerspannig ontsnapt uit zijn aerodynamische helm, de grijns van een kwajongen die net belletje trek deed bij de bitsige buurvrouw die verdwaalde ballen lek prikt. Tadej koerst niet, maar speelt.

Tadej zou even schattig en vermakelijk kunnen zijn als een kwispelende puppy, als hij niet zo onheilspellend was.

Onheil kondigt zich zelden aan als een afzichtelijk monster, maar komt onuitgenodigd binnen als een charmante stofzuigerverkoper. Je opent de deur en het is al te laat. 

 

De data, statistieken en grafieken van Tadej tonen zijn potentieel aan de hand van een steile opwaartse curve. De puppy wordt een meute hongerige bloedhonden. De kwajongen wordt een straatbende. De stofzuigerverkoper worden drie stofzuigerverkopers.

Er is niets aan te doen”, verzuchtte de commentator gelaten, toen de schavuit een tandje bijstak zonder te ademen en zijn speelkameraadjes zieltogend achterliet.

Dingen waaraan niets te doen valt zijn noodlottig. Noodweer; een epidemie; de zeven plagen van Egypte; de sirenen, heksen en eenogige reuzen die Odysseus belaagden: allemaal noodlot.

Tadej Pogaçar is noodlot op twee wielen; aangekondigd, voorspeld en voorzien, maar niet op legale of moreel acceptabele wijze af te weren. In noodlot valt enkel te berusten.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten