Op 21 december keert de zon zich het langst
af van de aarde.
Die zonneschaarste doet ons gulzig naar
licht grijpen: geestdriftig flikkerende kerstbomen, vreugdevuren en lichtkransen, het feest van de
heilige Lucia, belichaamd door ontluikende meisjes met kronen vol kaarsen; alsof
het volhardende gebrek aan licht ons dwingt onszelf te overtuigen dat het licht
altijd terugkeert.
De winter en ik, wij waren nooit een
gelukkig paar. Elk jaar verzucht ik dat ik een egel zou willen zijn, om de
kille en grauwe tijd van november tot april in een winterslaap door te brengen.
Winterslapers bevinden zich in een toestand tussen
slaap en waken in. Hun hersenen liggen vaak helemaal stil.
Mensen zijn geen winterslapers. In
plaats van in sluimerstand te gaan, breken ze een extra infuus bedrijvigheid
aan. Er worden kerstbomen, geschenken en kalkoenen aangeschaft, glühwein
geslurpt en recepties gepland. De egel in mij ondergaat het gelaten, dromend
van blote benen en de zon op haar neus.
Toch laat ik me gewillig vangen door de
oogverblindende optische illusie van het einde van een jaar en het begin van
een maagdelijk nieuw exemplaar. Zelfs zomermensen hebben rituelen nodig. We
kunnen het niet laten: terugblikken op wat we achterlaten, vooruitkijken naar
wat ons te wachten staat en wat we stellig anders en beter zullen doen.
Het heeft iets aandoenlijks, hoe we er elk
jaar bereidwillig en met open ogen in lopen, vol valse verwachting en
hernieuwde hoop. Onszelf overtuigend dat
we alles wat het afgelopen jaar naliet ons te schenken, dit jaar wel zullen
krijgen, in zijdepapier gewikkeld en met een reusachtige gouden strik eromheen.
Alsof de tijd ons belonen zal voor ons geduld.
Tijd is onze dierbaarste vriend en onze
meest gehate vijand. Hij ontbreekt wanneer we hem nodig hebben en hijgt
genadeloos in onze nek wanneer we niet om zijn gezelschap verlegen zitten.
Bovenal biedt hij structuur aan onze ongeordende levens. Alsof we langs een
zorgvuldig uitgestippeld pad wandelen, waar elke verwarrende omleiding ons weer
op de juiste weg brengt.
Terugblikken wordt zo al snel
‘hineininterpretierung’, alsof de logica die ontbrak in de feiten pas zichtbaar
wordt wanneer alles achter de rug is. Terwijl ik de sluimerende egel in mij sus,
zoek ik naar logica en licht in het leeglopende jaar, een jaar dat op het
eerste zicht weinig verschilde van de voorgaande, met evenveel rampspoed en
onheil, evenveel waarlijk verbijsterende verdwazing en slechte wil in de
hoogste regionen, evenveel gelaten berusting. En toch.
Zoals we licht nodig hebben, hebben we hoop
nodig. Die valt wat lastiger te vinden, verschuilt zich achter veel misleidende
lelijkheid. We zouden gebaat zijn met eindejaarslijstjes van hoopgevende feiten
en fenomenen. Niet de boeken die we hadden moeten lezen, de film- en
theatervoorstellingen die we hadden moeten zien of de muziek die we hadden
moeten beluisteren, maar de weinig zichtbare bronnen van beterschap die we over
het hoofd hebben gezien.
Uitgerekend in een jaar vol
verkiezingskoorts, waarin het giftige taal en valse beloftes zal regenen, laat
de hoop zich makkelijk vloeren. Zelf ben ik van plan een reserve aan te leggen,
zoals winterslapers nootjes en eikels verstoppen in hun hol. Wanneer de
toekomst troosteloos lijkt, zal ik een compacte, maar doeltreffende dosis hoop
tot mij nemen.
Wanneer de aangekondigde harde woorden
vallen, zal ik bedenken dat conflict een voorbode is van verschuiving, dat
weerstand altijd verandering inluidt, dat zure appels een zoete nasmaak
achterlaten, en dat het licht echt altijd terugkomt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten