biekesblog


vrijdag 2 februari 2018

Winterslaap

-->
Op 21 december keert de zon zich het langst af van de aarde.
Die zonneschaarste doet ons gulzig naar licht grijpen: geestdriftig flikkerende kerstbomen,  vreugdevuren en lichtkransen, het feest van de heilige Lucia, belichaamd door ontluikende meisjes met kronen vol kaarsen; alsof het volhardende gebrek aan licht ons dwingt onszelf te overtuigen dat het licht altijd terugkeert.

De winter en ik, wij waren nooit een gelukkig paar. Elk jaar verzucht ik dat ik een egel zou willen zijn, om de kille en grauwe tijd van november tot april in een winterslaap door te brengen. Winterslapers bevinden zich in een toestand tussen slaap en waken in. Hun hersenen liggen vaak helemaal stil.
Mensen zijn geen winterslapers. In plaats van in sluimerstand te gaan, breken ze een extra infuus bedrijvigheid aan. Er worden kerstbomen, geschenken en kalkoenen aangeschaft, glühwein geslurpt en recepties gepland. De egel in mij ondergaat het gelaten, dromend van blote benen en de zon op haar neus.

Toch laat ik me gewillig vangen door de oogverblindende optische illusie van het einde van een jaar en het begin van een maagdelijk nieuw exemplaar. Zelfs zomermensen hebben rituelen nodig. We kunnen het niet laten: terugblikken op wat we achterlaten, vooruitkijken naar wat ons te wachten staat en wat we stellig anders en beter zullen doen.
Het heeft iets aandoenlijks, hoe we er elk jaar bereidwillig en met open ogen in lopen, vol valse verwachting en hernieuwde hoop.  Onszelf overtuigend dat we alles wat het afgelopen jaar naliet ons te schenken, dit jaar wel zullen krijgen, in zijdepapier gewikkeld en met een reusachtige gouden strik eromheen. Alsof de tijd ons belonen zal voor ons geduld.

Tijd is onze dierbaarste vriend en onze meest gehate vijand. Hij ontbreekt wanneer we hem nodig hebben en hijgt genadeloos in onze nek wanneer we niet om zijn gezelschap verlegen zitten. Bovenal biedt hij structuur aan onze ongeordende levens. Alsof we langs een zorgvuldig uitgestippeld pad wandelen, waar elke verwarrende omleiding ons weer op de juiste weg brengt.
Terugblikken wordt zo al snel ‘hineininterpretierung’, alsof de logica die ontbrak in de feiten pas zichtbaar wordt wanneer alles achter de rug is. Terwijl ik de sluimerende egel in mij sus, zoek ik naar logica en licht in het leeglopende jaar, een jaar dat op het eerste zicht weinig verschilde van de voorgaande, met evenveel rampspoed en onheil, evenveel waarlijk verbijsterende verdwazing en slechte wil in de hoogste regionen, evenveel gelaten berusting. En toch.

Zoals we licht nodig hebben, hebben we hoop nodig. Die valt wat lastiger te vinden, verschuilt zich achter veel misleidende lelijkheid. We zouden gebaat zijn met eindejaarslijstjes van hoopgevende feiten en fenomenen. Niet de boeken die we hadden moeten lezen, de film- en theatervoorstellingen die we hadden moeten zien of de muziek die we hadden moeten beluisteren, maar de weinig zichtbare bronnen van beterschap die we over het hoofd hebben gezien.
Uitgerekend in een jaar vol verkiezingskoorts, waarin het giftige taal en valse beloftes zal regenen, laat de hoop zich makkelijk vloeren. Zelf ben ik van plan een reserve aan te leggen, zoals winterslapers nootjes en eikels verstoppen in hun hol. Wanneer de toekomst troosteloos lijkt, zal ik een compacte, maar doeltreffende dosis hoop tot mij nemen.
Wanneer de aangekondigde harde woorden vallen, zal ik bedenken dat conflict een voorbode is van verschuiving, dat weerstand altijd verandering inluidt, dat zure appels een zoete nasmaak achterlaten, en dat het licht echt altijd terugkomt.















Geen opmerkingen:

Een reactie posten