Koersliefhebbers weten het: dat de koers net als het leven is. Bochtig en onvoorspelbaar; glorieus en brutaal; vitaal, en soms, heel soms fataal.
Wat wielrenners onderscheidt van andere sporters is hun onverstoorbaarheid; de aan krankzinnigheid grenzende koppigheid die hen altijd weer doet opstaan. Geen renner die nooit de pijn van schaafwonden en een gebroken sleutelbeen heeft gevoeld. Het doet zeer, maar dat geeft niet. Zolang de benen maar kunnen trappen.
Als een renner valt, maar niet opstaat, slaat ons hart een slag of twee over. We wachten op het vertrouwde, verlossende teken: de renner die rechtkrabbelt en naar z'n fiets grijpt.
En dan: een renner die niet opstaat. Een fiets die blijft liggen. Een laagje ijs over onze borstkas. Een zeemansknoop in de maag. Wachten op het onafwendbare verdict.
Gisteren was alles mogelijk. Vandaag kan niets meer zijn.
Het is niet nieuw. We kennen het. We vervloeken het.
Koers is prachtig. Koers is nu en dan niet te verdragen, zelfs niet voor wie er onvoorwaardelijk van houdt.
Voor de renner die zijn ploegmaat, collega, maatje zag starten, maar nooit zal zien finishen; die verder moet met lood in de pedalen en de doffe ogen van wie ongewenst aan z'n sterfelijkheid wordt herinnerd.
Voor de ploegleider die de ouders van de jongen, die aan hem werd toevertrouwd, in de ogen moest kijken en daar alleen onpeilbaar verdriet las.
Voor de soigneur die meer weet over zijn renners en hun benen dan hun eigen lief, maar alle dromen, angsten en geheimen van deze eeuwige belofte voor zich houdt.
Voor de ouders van een gulzige knaap, die zijn prachtige toekomst voor zich uitgespreid zag liggen als een pad waar hij gewoon snoeihard overheen moest fietsen, maar die in de verte alleen nog maar donkerte zien.
Voor alle ouders die opspringen en de vaat gaan doen of de haag gaan snoeien, zodra ze hun beminde kind een berg zien afdalen of zich onbevreesd in een massaprint zien gooien, omdat ze het weten, omdat ze het vrezen, maar het nooit luidop zeggen.
Voor de renner die stopte met leven terwijl hij bezig was met wat hij het beste kon en het liefste deed.
Voor alle renners die nooit meer opstonden, nooit meer naar hun fiets grepen.
Geluk is vluchtig als twee armen in de lucht en een felgekleurde ruiker bloemen.
Wat wielrenners onderscheidt van andere sporters is hun onverstoorbaarheid; de aan krankzinnigheid grenzende koppigheid die hen altijd weer doet opstaan. Geen renner die nooit de pijn van schaafwonden en een gebroken sleutelbeen heeft gevoeld. Het doet zeer, maar dat geeft niet. Zolang de benen maar kunnen trappen.
Als een renner valt, maar niet opstaat, slaat ons hart een slag of twee over. We wachten op het vertrouwde, verlossende teken: de renner die rechtkrabbelt en naar z'n fiets grijpt.
En dan: een renner die niet opstaat. Een fiets die blijft liggen. Een laagje ijs over onze borstkas. Een zeemansknoop in de maag. Wachten op het onafwendbare verdict.
Gisteren was alles mogelijk. Vandaag kan niets meer zijn.
Het is niet nieuw. We kennen het. We vervloeken het.
Koers is prachtig. Koers is nu en dan niet te verdragen, zelfs niet voor wie er onvoorwaardelijk van houdt.
Voor de renner die zijn ploegmaat, collega, maatje zag starten, maar nooit zal zien finishen; die verder moet met lood in de pedalen en de doffe ogen van wie ongewenst aan z'n sterfelijkheid wordt herinnerd.
Voor de ploegleider die de ouders van de jongen, die aan hem werd toevertrouwd, in de ogen moest kijken en daar alleen onpeilbaar verdriet las.
Voor de soigneur die meer weet over zijn renners en hun benen dan hun eigen lief, maar alle dromen, angsten en geheimen van deze eeuwige belofte voor zich houdt.
Voor de ouders van een gulzige knaap, die zijn prachtige toekomst voor zich uitgespreid zag liggen als een pad waar hij gewoon snoeihard overheen moest fietsen, maar die in de verte alleen nog maar donkerte zien.
Voor alle ouders die opspringen en de vaat gaan doen of de haag gaan snoeien, zodra ze hun beminde kind een berg zien afdalen of zich onbevreesd in een massaprint zien gooien, omdat ze het weten, omdat ze het vrezen, maar het nooit luidop zeggen.
Voor de renner die stopte met leven terwijl hij bezig was met wat hij het beste kon en het liefste deed.
Voor alle renners die nooit meer opstonden, nooit meer naar hun fiets grepen.
Geluk is vluchtig als twee armen in de lucht en een felgekleurde ruiker bloemen.
Schitterend. Dank.
BeantwoordenVerwijderenKoude rillingen lopen over mijn rug.
BeantwoordenVerwijderenEr zijn geen woorden voor voor wat gebeurd is. Maar deze tekst grijpt naar de keel als je dit leest en gelijktijdig het vrt nieuws van 13 uur aan het kijken zijt. Mooi geschreven. Groeten een @lotto_soudal supporter.
Dank Bieke....het heeft troost. Tja.
BeantwoordenVerwijderenmooi geschrrven
BeantwoordenVerwijderenIk kon vorige nacht de slaap niet vatten. Een jongen van 22 die niet meer recht stond. Mijn gedachten zwierven tussen zijn ouders en mijn eigen kinderen die even verderop, onschuldige kleuters als ze zijn, lagen te slapen.
BeantwoordenVerwijderenKoers is de puurste sport.
Koers is prachtig.
Ik hou van de koers.
Maar ik haat ze ook.
Als kind zag ik rechtstreeks Casartelli en Kivilev hun laatste koers rijden. Dat mijn kinderen nooit hetzelfde moeten meemaken. Al vrees ik er...
Bedankt voor deze prachtige tekst.
Bieke, zo mooi verwoord... Als wielerfan, als fietser, als moeder en partner van fietsende kinderen en partner...voel ik wat jij schrijft. 😘
BeantwoordenVerwijderen