Op grillige voorjaarsdagen kijk ik met afgunst naar twee wielerpelotons in een decor dat naar vakantie ruikt. Terwijl het ene van Parijs naar Nice trekt in de koers naar de zon, kruist het andere het middenrif van Italië, van de Tyrreense tot de Adriatische zee.
Benen, treintjes en lead-outs worden getest, tegenstanders getaxeerd en bestudeerd: wie is al goed en wie nog niet, met het oog op de grote rondes?
Wie alvast onhebbelijk goed blijkt is Primoz Roglic, de enigmatische Sloveen van weinig woorden. Wie aan Primoz denkt ziet nog steeds dat leeggeknepen mannetje in het geel op het asfalt van la Planche des Belles Filles. Achteraf wist iedereen hoe en waarom hij de Tour had verloren. Had hij maar geen kostbare seconden moeten laten liggen. Primoz liet zaterdag geen seconde liggen, laat staan 11.
Dat het sneu was voor Gino Mäder, een obscure Zwitser die op weg leek naar de zege van zijn leven, dat was randschade. Dappere vluchters die op de valreep worden ingehaald, ze horen bij de koers als een kater bij een wilde feestnacht. Ach nee en ocharme en wat erg, jammerde de koerskijker, die oh zo graag een underdog ziet winnen. Gulzige Primoz had arme Gino de zege moeten gunnen, klonk het her en der. Uit barmhartigheid, om eventuele bondgenoten te paaien, om godweetwelke koersspecifieke flutreden had deze toprenner van een topploeg die betaald wordt om topkoersen te winnen in de remmen moeten knijpen. Alsof je aan KIpchoge vraagt om wat trager te lopen omdat Rob Bravenboer ook wel eens wilt winnen. Ik bedacht hoe luid de ploegmaats van Roglic zouden vloeken nadat ze zich een hele dag bewusteloos hadden getrapt, om meneer vervolgens de winst te zien weggeven aan de eerste de beste overmoedige vluchter.
Commentatoren vonden dat Primoz bovendien deemoediger, zelfs verontschuldigend over de finish had kunnen bollen, na zijn demonstratief machtsvertoon. “Niks laten liggen!”, had José De Cauwer een half uur voordien nochtans stellig geponeerd. Geen sport minder consequent dan de wielrennerij.
Een dag later smakte Primoz hoogst ongelukkig en pijnlijk hard tegen het asfalt. Weg eindwinst. Wielergoden straffen onmiddellijk en wreed.
Terwijl Primoz voor commotie zorgde in Frankrijk reed zijn ploegmaat van Aert in Italië drie ex-tourwinnaars uit het wiel op de enige echte col van de Tirreno-Adriatico. Tussen een dozijn wereldklimmers met een anorectisch BMI reed tijdrijder/crosser/78 kilo kasseistoemper/sprinter van Aert gestaag bergop aan kop, alsof dat zo hoorde.
Zijn eeuwige rivaal, schrik van het peloton, nam een snipperdagje en moest op zondag hoogdringend uitgelaten worden. Kwispelend als een te lang opgehokte jachthond vertrok Mathieu van der Poel uit de kopgroep; het soort actie die we ‘te vroeg, te driest, te onbesuisd’ noemen wanneer het over gewone stervelingen gaat, maar die bijna voorspelbaar heet wanneer het deze bizarre speling der natuur betreft. Die andere wonderlijke wereldsloveen kreeg hem nét niet te pakken, zodat niemand hoefde te zeuren dat het zonde was.
Alles went, zo wordt beweerd, zelfs wat niemand ooit voor mogelijk hield.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten