biekesblog


zondag 12 maart 2023

Tadej in Neverland

Parijs-Nice | Een klasse apart, Tadej Pogacar wint ook laatste rit en  eindklassement - Wielrennen video - Eurosport

 Het is onmogelijk om niet van Tadej Pogacar te houden. Ik heb het echt waar geprobeerd. Met name op die ene dag in juli 2020, na de meest dramatische Tourontknoping sinds 1989, een dag van brutaal kapotgeschoten dromen en één mirakel. Het was niet dat ik het joch iets misgunde, maar alles op z’n tijd en liefst zonder gebroken harten en gekneusde zielen.

Adolescenten hebben nu eenmaal geen tijdsbesef. Of toch: het besef dat de tijd enkel uit nu bestaat, dat morgen niet meer is dan een vage schim in de verte waarvan je niet weet of ze het goed met je voor heeft. Het heden wordt gulzig en met grote happen verorberd, zoals tieners in volle groeispurt een pizza wegwerken. En daarna nog één. Om vervolgens luid in je gezicht te boeren.

 

Tadej is het jongetje dat achterwaarts de glijbaan op klimt in plaats van eraf te glijden; het klasgenootje dat een eenhoorn tekent voor de opdracht “teken je favoriete huisdier”. Tadej streelt katjes in plaats van ze dood te schieten. Hij staat als een doorsnee jongen met een kater langs het parcours van de Tour de France Femmes om zijn lief aan te moedigen. Hij zet de vuilnisbakken buiten. Hij neemt nooit iets kwalijk. Hij dolt met z’n tegenstanders voor en na hij ze vernietigt. Hij toont zich ootmoedig in het verlies (wat allicht makkelijker is als je meestal wint). Hij zeurt nooit. Hij ploetert niet, maar huppelt. Hij ziet niet af en ziet niet om.

Tadej is geen wielrenner maar een personage uit het beduimelde kinderboek dat je al zo vaak hebt gelezen dat je het uit je hoofd kent.

 

“Dit is een ééénoooorm gat hoor”, zie de commentator bewonderend, nadat Tadej alweer gezwind van zijn collega’s was weggereden, ook al hoefde dat al lang niet meer. Arme commentatoren, wanhopig op zoek naar nieuwe adjectieven en superlatieven omdat alle bestaande al lang door en voor Tadej zijn opgebruikt. “Hij is klaar voor het voorjaar” repliceerde de co-commentator. Het klonk allemaal wat slap en uitgewoond voor de raid die zich op het scherm voordeed.

Ver achter Tadej deed iedereen z’n best, maar zoals wel vaker het geval is was “best” niet goed genoeg. Buigend als een circusacrobaat gleed Tadej over de finish, frisser dan betamelijk was voor iemand die net een peloton kloeke atleten naar de filistijnen had gefietst. Je zou het arrogant kunnen vinden als je van slechte wil was, maar op één of andere manier dooft elke zweem van slechte wil meteen sissend uit wanneer Tadej wint. Zijn het de weerspannige plukjes haar die lukraak door de luchtgaten van z’n helm pieken? Is het de zichtbare lol die hij beleeft terwijl anderen lijden en strijden? 

 

Hoe hard je ook je best doet om een hekel aan hem te hebben, het is tot mislukken gedoemd. “Doe in godsnaam eens iets ergerlijks”, denk ik soms. Wieltjeszuigen, rekenen, een elleboogstoot uitdelen, schelden, nukken, met je fiets of ergens met je pet naar gooien, sneren of snauwen, eender wat om de betovering te doorbreken. Maar het gebeurt niet. 

Tadej is alles tegelijk behalve vervelend. Jong én matuur. Speels, maar niet dom. Aanvallend, maar niet agressief. Dartel, maar ook dapper. Een killer en een lieverd en soms dat allebei tegelijk; wat hoogst verwarrend is. En iemand moet me uitleggen hoe iemand, een beoefenaar van de lastigste sport ter wereld nota bene, altijd in z’n nopjes kan zijn, alsof elke dag, ook de grauwe, de kille, de klamme en de onzekere, het hartelijk omarmen waard is.

 

Ik heb het dan ook opgegeven, me weerloos overgegeven aan de charme van het zondagskind. 

Het is een harde wet, maar ooit moeten ook zondagskinderen volwassen worden, of ze dat nu willen of niet. Aan elk spel komt een eind en niemand blijft gespaard van ellende.

Tot het zover is kijk ik vol verwondering naar Tadej in Neverland, een avonturenserie die zich afspeelt tussen Parijs en Nice, straks op de Poggio en de oude Kwaremont, in de Karnemelkbeekstraat in Harelbeke en later, wanneer de zomer zich behaaglijk uitstrekt als een lome kat, in de Pyreneeën, de Alpen en de Vogezen. 

Ik weet zeker dat ik hem bij momenten zal vervloeken. Maar die hekel, daar reken ik niet meer op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten