biekesblog


zondag 12 maart 2023

Spanningsveld

 No hard feelings' after fighting teammate Lotte Kopecky for Strade Bianche  victory, says Vollering | Cyclingnews

Koers is een wreed soort poëzie. Choreografie en oorlog tegelijk. Mijnenveld, slagveld, maar vooral spanningsveld.

Spanning tussen tegengestelde krachten hangt als dikke mist boven de wielrijderij, in al haar vormen en variaties.

Spanning tussen hoofd en lijf. Het hoofd dat ja knikt en het lijf dat nee zegt tot één van beide zich gewonnen geeft. 

Spanning tussen renner en publiek, dat vleugels geeft, maar soms zwalpend in de weg loopt of gevaarlijk voor je uit galoppeert.

Spanning tussen de renner en de ploeg. De renners maken de ploeg. De ploeg maakt soms de renner. Zonder elkaar zijn ze nietig. Maar soms, heel soms, vergeet de renner de ploeg. Omdat er maar één plaats is op de hoogste trede van het ereschavot. Omdat er maar één naam achter dat ene jaartal in de erelijst kan staan en die daar voor altijd staat. Omdat niemand weet wat morgen brengt, en je dus vandaag bij het nekvel moet grijpen als een kitten uit een sloot. Omdat je geboren, gebouwd, gemaakt bent om te winnen. Omdat je benen soepeler ronddraaien dan ooit tevoren en je niet weet of je ooit nog zo fluks zal rondfietsen als vandaag. Omdat je al zo vaak tweede, of vierde of zeventiende werd.

 

Ploeggenoten die elkaar negeren, saboteren of brutaal elimineren: het is van alle tijden. De Vlaeminck die weigerde zich uit de naad te werken voor De Muynck. Contador versus Armstrong en de ploegleiding. En natuurlijk de onvergetelijke vete tussen Hinault en Lemond die elkaar de Tour niet gunden. Al die rivalen in dezelfde trui leverden in ieder geval een smakelijk gesausde strijd op.

Vandaag zien we het nog zelden. In tijden van Wolfpacks en #samenwinnen worden renners geacht zichzelf zo nu en dan te vergeten en naadloos op te gaan in het fonkelende geheel, een edelsteen aan de kroon op het collectieve werk.

Renners komen hand in hand of met de armen broederlijk om elkaars schouder over de finish, weliswaar nadat er keurig en zonder marge voor discussie is afgesproken wiens wiel het voorste wordt. Iedereen glimlacht en straalt, iedereen is blij. “We” hebben gewonnen. Het absurde summum van dat soort gulle gunnerij was het potje blad-steen-schaar waarmee Pogacar en Majka afklopten wie vorig jaar de koninginnenrit van de ronde van Slovenië mocht winnen. Roger De Vlaeminck en Bernard Hinault zaten vast knarsetandend voor de buis. 

 

Misschien lag het aan de lucht in Toscane, uitzonderlijk kil en klam voor de tijd van het jaar. Misschien leidt veel winnen tot overmoed of raakt de zuurstoftoevoer naar je hersenen bekneld wanneer je te vaak met een bos bloemen zwaait. In ieder geval was de immer opzichtige ploeggeest van SD-Worx en Jumbo-Visma terug in de fles gekropen.

Ik had er heel wat voor over gehad om te zien en te horen wat er gezegd, gesakkerd en uitgebeeld werd in de respectievelijke ploegwagens. Maar misschien werd er niets gezegd. Misschien was dat net het probleem, dat niemand zei wat er moest gebeuren en renners dan maar in het wilde weg, door het dolle heen en tegen elkaar gingen fietsen. Gierende zenuwen, zintuigen op scherp, verstand op nul, blik op de vod.

 

Zo kwam het dat er niet gestraald, noch gelachen werd, maar dat er hoge en lelijke woorden vielen, en overbodige tranen bovendien. Waarom hij dit en zij dat en hoe haalde hij het in z’n hoofd en wat bezielde haar in vredesnaam? Er volgden halfslachtige excuses en rechtzettingen en de rivalen-voor-één-dag moesten lachend samen op de foto, want de sponsor en de pers en het imago.

Een hoop gedoe dat relatief makkelijk had kunnen worden vermeden, als er iemand in de paars-roze of geel-zwarte auto de tegenwoordigheid van geest had vertoond om te leiden en bij te sturen, om te zeggen: “Strijd er maar om” of “X of Y wint vandaag”. Dan hadden hun renners niet allebei gedacht dat ze mochten winnen en dat de andere hen deemoedig zou helpen. Dan hadden moegestreden renners kunnen blinken, in plaats van bedremmeld of overstuur voor zich uit te staren op dat verblindend mooie plein, de ogen vol existentiële twijfel. Had ik niet moeten zus of zo? Wat als ik daar en toen?

Maar “als” is gratis en voor niks en komt altijd te laat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten