biekesblog


dinsdag 28 maart 2023

Hinderlaag

Elk jaar laat ik mij overvallen als een argeloos hert aan het begin van het jachtseizoen. Het duurt een dag of twee voor ik het begrijp en plaatsen kan. Natuurlijk. Dat weer. Daarom ben ik vanochtend in tranen uitgebarsten om niks. Daarom wil ik niemand zien. Daarom is alles moeilijker dan gemiddeld. Daarom staat de lente on hold. Het feit dat ik het weet en herken maakt geen verschil.

Ik moet er eens komaf mee maken, denk ik. Zoals je doet met rondslingerende rommel of muizen in het berghok. Want waarom elk jaar opnieuw je hart laten breken als een goedkoop glas van de Ikea? Waarom een week per jaar niet functioneren alsof iemand de stekker heeft uitgetrokken? Waar slaat het op en wat dient het? 

Ik versta daar niets van, van zoveel ongevraagde timing, alsof het universum voor elk mens een kalender bij de hand heeft waar geen zomeruur of jolig gemoed tegen opgewassen is.

Dus loop ik elk jaar met open ogen in dezelfde hinderlaag.

 

Mensenlevens raken onvermijdelijk opgedeeld in voor en na’s. Voor het verlies, toen alles gewoon was; erna, toen niets nog hetzelfde was. Tussen de twee heeft iemand een kloof gekrast met het botste mes uit de keukenla.

Voor, toen wij samen opgroeiden, veroordeeld tot elkaar zoals alle broers en zussen ter wereld. Je hebt niet voor elkaar gekozen, maar zit met elkaar opgescheept, dus je maakt er het beste van. Na, toen jij er niet meer was, een verdwijnen dat nooit was afgesproken.

Voor, toen wij samen rond de tafel zaten, met daarop de copieuze maaltijden waar onze familie een punt van maakte. Na, toen elk samen eten vooral een ontbreken was.

Voor, toen wij elkaar het bloed van onder de nagels tergden van verveling. Na, toen van het jennen enkel de herinnering bleef spijten.

Voor, toen wij ver van elkaar struikelend volwassen werden en elkaar af en toe vergaten, maar ook altijd weer terugvonden. Na, toen het te laat was om de juiste dingen te zeggen.

 

Het leven is één lange training in afscheid, maar het ene afscheid is het andere niet. 

Rouwen laat zich niet dicteren, noch in een keurig schema wringen.

Bovendien had het lot ons niet verwittigd dat jij weg zou gaan. Onverwachter kan een mens amper verdwijnen. 

Ik herinner me weinig van die dagen, die ik doorbracht in een waas, alsof ik veel te weinig geslapen en veel te veel gedronken had. Alleen dat de ontreddering niet één, maar twee keer toesloeg. De eerste keer toen het nieuws insloeg; de tweede keer toen ik ’s anderendaags wakker werd en pas na een aantal geniepige seconden weer besefte wat er was gebeurd en dat de aarde desondanks en op aanstootgevende wijze was blijven draaien. De zon was onverstoorbaar opgekomen, de kinderen hadden honger en buiten waren de mensen druk in de weer.

Ik herinner me dat ik wilde stilvallen, maar er was zoveel te doen; dat ik nergens wilde zijn, maar aanweziger moest zijn dan ooit.

 

Rouw kent verschillende fases, zeggen experten. Ontkenning, woede, onderhandeling, verdriet en aanvaarding.

Het zal allemaal wel, maar ik voelde alles tegelijk en door elkaar, en aanvaarding is er nooit van gekomen. Waarom zou je aanvaarden wat onaanvaardbaar is? Het is een misverstand dat je niet verzetten gelijk staat aan aanvaarden. Tijd rijmt immers niet, maar hapert en sputtert en wringt. Tijd loopt soms achterop, treuzelt verveeld of rent een eind voor ons uit, maar wachten doet hij nooit. Het is de onverdraaglijkste vaststelling van allemaal, dat de tijd gewoon z’n zin doet. Meestal slagen we erin hem te negeren. Alleen wanneer hij zich manifesteert in z’n meest elementaire vorm; wanneer een leven begint en waneer het onverbiddellijk eindigt, weet hij ons abrupt tot stilstand te brengen.

 

11 jaar later verzet ik me niet meer tegen jouw afwezigheid, ook al ligt ze elk jaar op de loer als een geduldige stroper. Weerloos laat ik mij besluipen, elke keer opnieuw.

Soms denk ik dat je het met opzet hebt gedaan, dat doodgaan op die ene dag die nooit ongemerkt voorbij kan gaan. Dat je die dag hebt gekozen zodat wij je niet zouden vergeten. 365 dagen waarop al het denkbare en ondenkbare kan gebeuren; zoveel dagen zonder betekenis of noemenswaardig gewicht. Maar in een vlaag van bandeloze ironie koos het universum de eerste zondag van april om jou te ontvoeren.

Ach, heerlijke, hatelijke, prachtige, ellendige Ronde van Vlaanderen. Ik hou van de ophef en de gonzende verwachting, van het oeverloze voorbeschouwen en speculeren, van hoe alles een hele week lang alleen maar daarom draait alsof niets anders ertoe doet. En evengoed haat ik het hartsgrondig. 

 

In mijn vergeelde herinnering liggen wij plat op onze buik met een pelotonnetje plastic wielrennertjes. Rennertjes die we een voor een verplaatsten volgens onze eigen dynamische en volstrekt willekeurige spelregels. Jij kreeg altijd Eddy Merckx, wat uiteraard oneerlijk was en tot hoog oplopende disputen zou leiden. De plastic Merckx kreeg van jou een truitje in gele plakkaatverf. De morsige stippen op mijn Van Impe deden meer aan een paddestoel denken dan aan een klimkampioen. Zo speelden wij de Ronde van Frankrijk na, landerig hangend op een hete zomerdag.

De plastic rennertjes gingen verloren. De koersmicrobe nooit. Jouw liefde voor de koers was loyaal en doorleefd. De mijne toonde zich al eens ontrouw, maar bleef overeind en keerde zelfs passioneler terug. Tientallen jaren na de eindeloze zomerdagen met de plastic wielrennertjes, wisselden we sms’jes uit op hoogdagen als de Ronde van Vlaanderen, berichten die jouw onvoorwaardelijke steun aan volksheld Boonen en mijn liefde voor de schijnbaar sympathieke Zwitser vriendelijk, gedogend, maar onverzettelijk tegenover elkaar plaatsten. 

 

Die dag werden er geen berichten uitgewisseld. “Wie wint de ronde?” vroeg je tussen twee reanimaties in, het dwingende belang van deze bijzaak indachtig. Philippe Gilbert had even voordien aangevallen op de Bosberg en leek op weg naar een vurig verhoopte triomf. Je hebt nooit geweten dat hij het niet haalde. Je hebt nooit geweten dat Nick Nuyens die dag Vlaanderens mooiste won. Nick Nuyens godbetert. Zo’n winnaar van niks zonder aureool. Terwijl Nuyens in Meerbeke over de meet zoefde was je al weg, en wist ik niet dat het ergste nog moest komen.

 

Een jaar later was de week voor de hoogdag een kruistocht geworden. Niemand van ons wilde naar die stomme Ronde kijken. Niemand durfde. Mij leek het dat we moesten kijken zodat ik in gedachten met jou kon kibbelen over wie nu de beste, de dapperste, de edelste Flandrien was. Ik vond dat de Ronde geen vervloekte dag hoorde te zijn, maar een monument voor jou.

Tom Boonen won, zoals het hoorde, alsof de dingen even weer normaal werden.

Zes lange jaren duurde het voor king Phil eindelijk die verrekte Ronde achter z’n naam schreef. Jaren van eerste keren zonder jou; van opgroeiende kinderen zonder vader; van jeukend tot brandend gemis; van niet vergeten, maar verzwijgen. Jaren waarin het gat niet kleiner werd maar minder opzichtig dreigend gaapte zodat we er niet in konden vallen. Jaren van Cancellara, Kristoff en Sagan. 

Die stralende lentezondag ging Phillippe Gilbert op verschroeiende wijze aan de haal om vervolgens 55 km en negen hellingen lang alleen naar de meet te vlassen, een Waal in een Belgische kampioenentrui door een zee van Vlaamse vlaggen. Ik kon alleen maar grijnzen en bedenken hoe prachtig jij dit had gevonden.

Een meter voor de streep stapte Phil af om z’n fiets in de lucht te steken, een gebaar waar wij door onze tranen heen meer symboliek in zochten dan Phil bedoelde, maar dat gaf niets. Soms moet je de dingen gewoon even laten kloppen zonder ze in vraag te stellen. Als de dingen geen betekenis vinden, dan vindt de betekenis ons zelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten