biekesblog


dinsdag 20 augustus 2024

TdFF2024: Avenger

Polish rider Katarzyna Niewiadoma wins her first Tour de France title

 Ik was vergeten hoe verkwikkend een grote ronde kan zijn wanneer er geen mutanten meerijden. Maar kijk, hier waren we dan, op de laatste dag van de Tour de France Femmes, en niemand wist wie van de eerste twee met de gele trui naar huis zou gaan, een voortreffelijk uitgangspunt voor een zinderend slot. Om deze opwindende finale te vieren kregen de koerfans een paar uur lang gekeuvel uit de Vuelta voor mannen – mijn lievelingsronde trouwens - waar zich een Spaans vlakke etappe ontrolde die even meeslepend was als het fermentatieproces van de spitskoolkimchi op mijn aanrecht. Niemand wist waarom de laatste en zwaarste Touretappe pas vanaf 16u15 werd uitgezonden, en ik durfde het niet vragen, want het was zondag en op zondagen wil een mens toch vooral peis en vree in plaats van gedoe. Tot er beeld was moesten wij genoegen nemen met de livestream van Sporza, waar de introtekst als volgt luidde: “een slotakkoord om u tegen te zeggen”, een kop die mijn stilgezwegen vraag nog prangender maakte, maar ik hield het bij oogrollen.

Om 16u05 zag ik eindelijk de bollentrui van Justine Ghekiere de monsterlijke Col du Glandon op rijden. De tong van Ghekiere hing bijna op haar schoenen, wat begrijpelijk was gezien de grinta en het élan waarmee ze deze Tour had gekruid. Vroeg of laat is het vat echt leeg. Naast de strijd voor het geel leek ook die voor de bollen een kantje boord affaire te worden, maar zover kwam het goddank niet.

Intussen was de temperatuur op de Glandon gezakt tot zo’n 10 graden fris. Even fris als Demi Vollering die klaar was met het getreuzel en accuraat versnelde. Eén minuut en 20 seconden moest ze goedmaken op Kasia Niewiadoma. Dat leek een klusje van niks, het soort taakje dat je even tussendoor doet, terwijl de soep pruttelt en de was draait. Bovenop de Glandon droeg de mist bij aan de dramatiek van de dag en de démarche van Vollering. Met nog 47 km te gaan had Demi 1,14 minuten teruggewonnen op haar directe belaagster. Aan 90 km/u sjeesden de rensters de tergend lange afdaling van de Glandon af, het soort activiteit waar je meer ijs dan bloed in je aderen voor nodig hebt. 

Gele truidraagster Nieuwiadoma reed op 1’27”” van Vollering, Virtueel was het geel onderweg naar Nederland, maar er volgde nog een legendarische klim naar Alpe d’Huez. 13,8 km en 21 haarspeldbochten die meer miserie in zich droegen dan een zondagse koerskijker strikt genomen verdraagt. Toen Vollering en haar reisgezel Rooijakkers de voet van Alpe d’Huez bereikten had ik een volledig pak zoute crackers, een zakje pistachenoten en drie vingernagels op van de zenuwen. Niet dat het hielp. Demi Vollering zag eruit als een bloeddorstig personage uit een wraakfilm van Tarantino. Paulina Rooijakkers speelde de onschuld zelve, alsof ze per abuis in dat wiel van Vollering was beland en dit alles haar compleet niet betrof, en zodoende niemand op haar hoefde te letten. Kasia Nieuwiadoma vocht voor haar gele trui als een Avenger, en Avengers winnen altijd, zelfs wanneer ze lijken te sterven.

En zo kreeg deze Tour de France Femmes kreeg een finale die in een illuster rijtje thrillers past, bij de Tour  de France voor mannen van 1989 en 2020, en waar je even van moet gaan neerliggen.

TdFF2024: Plan

 Justine Ghekiere Wins Penultimate Stage Of Tour de France Femmes - FloBikes

Voor het eerst trok de Tour de France Femmes naar de rijzige Alpen. De zevende en langste etappe van deze Tour beloofde een veeleisende te worden. 166,4 kilometers, 3000 hoogtemeters en vier kloeke bergpassen scheidden de start in Champagnole van de finish op Le Grand Bornand, al decennia een vertrouwde stek in de Tour de France.

Sommige rensters waren die ochtend opgestaan met een plan. Plannen zijn er doorgaans genoeg in de hoofden van wielrenners en ploegleiders. Ze feilloos uitvoeren is helaas een stuk lastiger dan ze bedenken. In het hoofd hebben plannen geen last van variabelen, storende onvoorzienigheden of slechte benen.

Na een resem opgaves stonden er nog 128 rensters aan de start. Op 87 km van de meet, net voorbij de eerste klim van de dag, geraakte er eindelijk een kopgroepje weg uit het peloton. De col in kwestie, de Col de la Croix de la Serra, dankt z’n ronkende naam aan een mythisch personage uit de legendes van de Jura. La Serra, half vrouw, half hert, zou in een grot op de top van de berg hebben geleefd. 

In de betreffende kopgroep: Justine Ghekiere, blinkend in haar bollentrui, en haar ploeggenote en adjudante Julie Van Van De Velde. Hun plan ontvouwde zich in al zijn eenvoud: weggeraken, voorop rijden en snoeihard trappen. In se is wielrennen een eenvoudige sport. Ijverig bergpunten sprokkelend reed Ghekiere fluks van col naar col, het brute beukwerk overlatend aan Van De Velde, die het zestal onvermoeibaar vooruit sleurde. Met nog 30 km te gaan zaten er meer dan vier minuten tussen de kopgroep en het peloton, een voorsprong die de Belgen voorzichtig deed dromen. Maar voorbarigheid heeft al te veel koersdromen uit elkaar doen spatten, dus ik besloot af te wachten.

Op de Col de Saint-Jean-de-Sixt schudde Ghekiere haar pezige kuiten los en liet ze haar laatste drie metgezellen achter. Voorsprong op het peloton: 2’30”. Angstvallig hielden wij haar voorsprong in de gaten. Wat gebeurde hier nu eigenlijk? Had iemand dit durven voorspellen? Moesten we niet kalm blijven?

Met een vrij geruststellende voorsprong begon Ghekiere aan het laatste serieuze obstakel van de dag: le Grand Bornand, 7 km aan 5,1 %. Twintig minuten later viel ze als een aangeschoten fazant neer op het gekreukte asfalt van skistation Le Chinaillon. ‘Oh my God, Oh my God, Oh my God’, was het enige wat ze kon uitbrengen. Wat zeg je anders wanneer je iets hebt gedaan dat je niet voor mogelijk hield?

Toen ze even later een microfoon onder haar neus kreeg geduwd kwamen de woorden wel uit haar mond gestameld: dat ze het niet kon geloven; dat het krankzinnig was.

Dat heb je met onmetelijk geluk: als het je te beurt valt vraag je je af of het wel voor jou was bedoeld, of er geen vergissing of verkeerde levering in het spel is, of iemand je voor de gek houdt. Het duurt een tijdje voor het tot je doordringt dat het allemaal echt en waarachtig is en dat jij, en niemand anders, dit kortstondige geluk verdient.

TdFF2024: Truien

 Tour de France Femmes: Marianne Vos delivers masterclass in suffering and  grit to secure the green jersey | Cycling Weekly

Topsport draait om winnen, we moeten daar niet flauw over doen. Bekers, medailles, bloemen of desnoods een varken of je gewicht in kaas: er moet in ieder geval iets worden gewonnen. Enkel in de wielrennerij is een truitje bijna even belangrijk als winnen. Coureurs verzamelen kekke truitjes zoals mijn tiener pokémons, met bloedernst en overgave. De bollentrui, bedoeld voor de beste in het bergklassement, deed z’n intrede in de Tour de France in 1975 en werd voor het eerst gedragen door Joop Zoetemelk. De eerste wielrenner die hem na afloop van de Tour ook mee naar huis mocht nemen was Lucien Van Impe. Bijzonder opgetogen was Lucien nochtans niet met z’n trui, want welke stoere vent draagt er nu een trui met bollen? Die bollen hadden nochtans hun redenen. Tourbaas Lévitan bedacht de trui als eerbetoon aan pistier Henri Lemoine, die in de jaren ’20 en ‘30 furore maakte op de wielerbaan in een outfit met rode stippen. De initiële gêne over de gestipte trui maakte gestaag plaats voor gepaste trots en sindsdien wordt er duchtig voor gevochten.

Justine Ghekiere uit Izegem, alwaar het hoogste punt zich op ongeveer 30 meter boven de zeespiegel bevindt, had haar zinnen gezet op de trui in kwestie. Twintig minuten na de start kwam Justine als eerste boven op de Col du Mont de Fourche. Twee uur en allerlei ontsnappingspogingen en hergroeperingen later, deed ze hetzelfde op de Col de Ferrière en vervolgens nog eens op de Côte de Laviron. Op La Roche du Prêtre was de tank tot de bodem geleegd en de trui virtueel binnen. Dat ze er verschrikkelijk diep voor was moeten gaa,n zei Justine na de finish, met een brede grijns.

De strijd voor de groene puntentrui, die sinds 1953 de coureur met de snelste benen in de Tour beloont, werd met vergelijkbare hartstocht gevoerd. Marianne Vos, ruim achttien jaar druk en succesvol in de weer, leek bijna van haar fiets te vallen in een bewonderenswaardige poging om niet finaal te worden gedropt met nog 300 meter te klimmen. Bij vrijwel elke andere renster hadden we er een kruis over gemaakt bij de aanblik van zoveel geploeter, maar de weerbarstigheid van Vos is welgekend en geducht. Even nadat ze als tweede over de meet kwam hing Marianne als een uitgewrongen dweil tegen de nadarhekken. “Loodzwaar”, zei ze, met de glimlach van iemand die net om brood en kaas is gefietst in een onvoorspelde novemberstorm en de tegenwind nogal heeft onderschat. Marianne Vos geeft nooit op, ook niet wanneer haar mond wijder openhangt dan ooit en haar wielen dreigen te zwalpen. Bovendien zijn er maar weinig dingen die zo kloppen als Marianne Vos in een groene trui.

Slechts één trui, de allerbelangrijkste, bleef buiten schot op dag vijf, alsof de schaarse  kandidaten voor het geel zichzelf wat anticiperende rust en ons nog twee zinderende dagen gunden. 

TdFF2024: Nachtmerrie

 Tour de France Femmes Stage 5 Analysis: SD-Worx Put Too Much Trust in Their  Radios

Na vier etappes trok het peloton eindelijk richting Frankrijk. Op en af, van heuvel naar heuvel, van Bastenaken door Luxemburg naar Amnéville, een gedroomde dag voor avontuurlijke vrouwen.

Alles verliep zoals verwacht, met een niet te turven aantal aanvalspogingen en evenveel halfslachtige als vurige demarrages, een lekker ouderwetse chasse-patate van Cristina Tonetti, een kranig kopgroepje en een driftig jagend peloton met voorin alweer een onvermoeibare Puck Pieterse van wie niemand weet wat ze allemaal kan. 

Niets wees erop dat deze dag niet zou uitdraaien op een sprint met punch, een slot uit het boekje, zonder veel consequenties voor het klassement.

Maar ja, de koers blijft de koers, met al haar nukken en grillen en een schier onuitputtelijk reservoir aan knulligheden en miserie. Eén ondermaats aangeduide bocht vlak na een rotonde in een hoogst ongelukkig fase van de koers en alles wordt anders. 

Daar lag ze dan, de gedoodverfde Tourwinnares, in bloedvorm en in dat zonnige geel dat plots wat grauwig scheen. Na wat een eeuwigheid leek stond Demi recht met een gescheurde broek. De zorgelijke blik en de pijnlijke grimas waarmee ze over haar onderrug wreef deden weinig goeds vermoeden. In het wielrennen geldt de ijzeren wet dat je kan fietsen zolang je benen niet gebroken zijn, dus klom Demi Vollering weer op haar fiets en zette ze de achtervolging in. Helemaal alleen reed de kopvrouw achter de conurrentie en de feiten aan tot er eindelijk een ploeggenote werd gesommeerd haar bij te staan. Vooraan had er niemand op haar gewacht. De koers wacht immers zelden op haar helden. Twee volle minuten gingen verloren, minuten die wie weet, maar hopelijk niet, cruciaal zullen blijken op zondag 18 augustus boven op Alpe d’Huez. In tranen zat Vollering op de rollen, twijfelend tussen pijn, ontgoocheling en onversneden colère, allemaal dingen die ze kon missen aan de vooravond van drie zware klimetappes en de beslissende fase van deze Tour.

De nachtmerrie van Vollering vervulde de droom van de Poolse Katarzyna - Kasia voor de vrienden - Nieuwiadoma, die in Amnéville eindelijk de gele trui mocht aantrekken waar ze al jaren hongerig op jaagde. Winnares van de dag werd Blanka Vas, ploeggenote van Vollering, op haar tweeëntwintigste al vijfvoudig nationaal wegkampioene van Hongarije en vaker dichtbij een zege dan op het podium. Blanka wist niet goed hoe blij ze precies mocht zijn op deze ambivalente dag. Mag je juichen als je kopvrouw tegen het asfalt kletst en het geel verliest? Mag je zichtbaar blij zijn met een belangrijke zege terwijl je ploeggenote huilend over de meet komt? Zo had Blanka zich haar eerste Tourzege vast niet voorgesteld. Maar winnen is winnen, en waar winnaars vallen en verliezers worden staan nieuwe winnaars op. Topsport is geen verjaardagsfeestje met taart en limonade, maar een harde en soms lelijke stiel.

TdFF2024: Zij-instromers

photoRookie Pieterse wins stage four of women's Tour de France | SuperSport

Dag drie in de Tour de France en Frankrijk bleef hardnekkig buiten beeld. Maar hoera heuvels! Van Valkenburg naar Luik. Van de Geulhemmerberg richting Cauberg over la Redoute naar de Côte de la Roche-aux-Faucons. De derde dag serveerde een hybride Ardennenklassieker, een sprankelende mocktail met een deel Amstel Gold Race en een stevige dosis Luik-Bastenaken-Luik om af te toppen.

Ik keek uit naar een move van Justine Ghekiere, de beste Belgische troef op dit glooiende terrein, en bovendien kleuren interviews met Justine je dag met vrolijkheid en authenticiteit. Justine is wat heet een zij-instromer in het peloton. Fietsen was een hobby tot ze in 2020 uit coronaverveling de virtuele Ronde van België reed. We vergeten het soms, maar mensen deden toen gekke dingen. Het klassement van die wedstrijd werd bepaald op basis van het aantal gereden kilometers. Na drie dagen stond Ghekiere aan de leiding in zowel het jongeren- als het eliteklassement. De organisator geloofde niet dat Ghekiere het aantal opgetekende kilometers effectief had gereden. Die bleek namelijk 500 kilometer meer te hebben gefietst dan de tweede in het klassement, zogenaamd een ongeloofwaardig resultaat. Justine werd onverbiddellijk gediskwalificeerd, een maatregel die ook na het doorsturen van haar wattages en hartslagdata koppig overeind bleef. Ter compensatie kreeg ze wel een gratis fysieke test aangeboden bij Energy Lab, waar men haar stellig aanraadde om competitief te gaan koersen. Drie jaar later staat Justine wereldkampioene Kopecky bij op de Olympische Spelen en rijdt ze alleen voorop in de Tour de France. Het leven maakt soms onvermoede sprongen.

Met 20 seconden voorsprong begon Justine uit Izegem aan de laatste klim van de dag. Toen de grote ploegen zich resoluut aan kop van het peloton zetten en een tandje bijstaken wist zelfs de meest optimistische kijker dat het over en uit was. Tegen zoveel kloek geweld viel er niet op te trappen zelfs niet door de officieuze, maar enige rechtmatige winnares van de virtuele Ronde van België 2020.

Dan maar twee ogen op Tourdebutante Puck Pieterse, strikt genomen ook een soort zij-instromer, zij het uit het veldrijden en het mountainbiken. Puck deed pas vorig jaar haar intrede in het wegpeloton, om meteen vijfde te worden in de Strade Bianche, niet bepaald een kermiskoers. Een slordige twee weken geleden stond Puck nog ontroostbaar te snikken in de armen van de Nederlandse koningin Maxima na een onfortuinlijke lekke band in de slotfase van de Olympische mountainbikerace, een bedroevend slecht getimed malheur dat haar medailledroom aan diggelen sloeg. 17 dagen later won Puck haar allereerste profkoers op de weg, in de Tour de France dan nog, door topfavoriete in bloedvorm Demi Vollering te kloppen in een krappe sprint. Het leven maakt soms onvermoede sprongen.

TdFF2024: Twee voor de prijs van één

 Vollering takes Tour de France Femmes yellow jersey with time-trial win |  Tour de France Femmes | The Guardian

“Twee etappes op één dag, hoe verzinnen ze het?” Mijn jongste tiener vond het concept belachelijk, een mening die de meerderheid van het peloton bleek te delen. Ooit was het doodnormaal om wielrenners twee keer op één dag te laten starten. Maar het was ook ooit normaal om wielrenners etappes van meer dan 400 km te laten rijden en hen wijn met suikerklontjes te serveren bij het ontbijt. Andere tijden, andere zeden. Ik heb weinig last van heimwee naar naar coureurs zonder helm op stalen fietsen met bloed zo dik als appelstroop in hun aders. Nostalgie helpt zelden iemand vooruit.

Mensen die de jaren tachtig bewust hebben meegemaakt hebben een specifieke reden om genuanceerd te denken over de kwestie van de twee etappes op één dag. Ze koesteren bijvoorbeeld mooie herinneringen aan de Tour van 1987, toen Herman Frison en Marc Sergeant elk een Touretappe wonnen op 5 juli, een feestelijk gebeuren dat uitmondde in een levenslang vriendschappelijk en professioneel verbond. 

De allerlaatste Toureditie met 2 ritten op één dag was de mannentour van 1991, geheel toevallig het jaar waarin de renners staakten tegen het plan van UCI-voorzitter Hein Verbruggen om de fietshelm te verplichten in het profpeloton, een aanfluiting van hun onwrikbare gevoel voor stijl. Een sprekend bewijs van het feit dat coureurs niet altijd gelijk hebben.

In ieder geval moesten de rensters twee keer aan de bak op dag twee: 69,7 km van Dordrecht naar de onvermijdelijke sprint in Rotterdam, en na een douche en een powernap de tijdritfiets op voor een ultrakorte tijdrit van 6,3 km in de straten van Rotterdam, waar het publiek extra werd verwend. Allemaal de schuld van de Olympische Spelen, die de planning flink in de war had gestuurd.

Tussen de twee ritten door vond Charlotte Kool, nadat ze haar aartsrivale Wiebes voor de tweede keer op rij had geklopt in de sprint, nog genoeg energie om jolig luid en vals “Yellow” van Coldplay mee te zingen op de teambus van DSM-Firmenich. Zo’n gele trui doet wonderen voor het gemoed en een mens moet zich tenslotte ergens mee bezighouden tijdens het wachten. Ik dacht aan Lorena, die geheel onvoorzien twee van de drie gedroomde sprintkansen in deze Tour had gemist en dus vast zou balen als een stier met kiespijn. Met zo’n humeur op je tijdrifiets stappen kan twee kanten uit: ofwel wordt het opnieuw niks omdat het gewoon niet meezit, ofwel trap je je frustratie van je af alsof je wordt achternagezeten door een zwerm reuzenhoornaars. Het grote verzet waarmee Wiebes aan haar tijdrit begon deed al snel het eerste vermoeden. 

Iemand anders had daarentegen wel een bijzonder begenadigde dag: Demi Vollering, op papier nog helemaal niet aan zet op dag twee, liet wereldkampioene tijdrijden Dygert achter zich en pakte vroeger dan gepland de gele trui over van Kool. Kwestie van meteen duidelijk te maken dat niemand zich al te veel illusies hoeft te maken.

TdFF2024: Oogst

Women's Tour de France: Kool claims yellow jersey with stage 1 victory

Het was flink wennen, zo’n Grand Départ op een godvergeten maandag in augustus, wanneer de zomer haar stralende hoogtepunt al achter zich heeft gelaten en het graan naarstig wordt geoogst. Alsof die afwijkende timing niet ontwrichtend genoeg was, trapte de Tour de France Femmes af in Vlaardingen. Ik had nog nooit van Vlaardingen gehoord, maar een snelle google-check leerde dat de gemeente zich bevindt bij Rotterdam, in het Rijnmondgebied, een van de meest geïndustrialiseerde regio’s van de randstad, die bekend staat om haar haring, met dank aan een roemrijk visserijverleden. Veel Hollandser krijg je het niet geserveerd. Op veel reliëf hoefden we dus niet te rekenen. De enige bergpunten vielen te rapen aan het eind van de Maasdeltatunnel onder constructie, waar het peloton zo’n 46 hoogtemeters moest overwinnen.

Ik weet niet precies wie het parcours heeft bedacht, maar om een sportief vermoeid publiek bij de les te halen en te houden na twee feestelijke, maar intense Olympische weken, waren er wellicht andere en betere keuzes te bedenken dan twee biljartvlakke etappes na elkaar. Het profiel van de eerste twee dagen schreeuwde dan ook zo luid “Lorena Wiebes” dat Lorena Wiebes alleen maar kon verliezen. Van de hitte die als een dubbelgevouwen schaapswollen deken over de lage landen lag gespreid en de rensters elke aanvalslust ontnam. Van de omstandigheden die altijd hun grillige goesting doen en naar niemand omkijken. Van een weerbarstige fietsketting. Of van Charlotte Kool, doorgaans tweede, semi-permanent overlevend op de hoop dat Wiebes een keer niet meedoet, dat ze onderweg verdwaalt, een schoen verliest of stomweg vergeet te sprinten.

Maandag was zo’n dag, het soort dag die veel te zelden voorbijkomt in een rennersbestaan; een dag waarop het universum welwillend naar Charlotte knikte en: “Toe maar, het is voor jou vandaag” fluisterde. "Er kan van alles gebeuren in zo'n sprint. In een split second kan het misgaan", zei Lorena Wiebes voor de start tegen een NOS-reporter, een halve voorspellijng waar niemand ernstig aandacht aan schonk, tot haar derailleur het begaf op het cruciale moment. Met ruim drie fietsen voorsprong zoefde Charlotte Kool over de meet, haar linkerhand verbaasd voor haar mond slaand. Had zij nu werkelijk de rit én de eerste gele trui gewonnen?  

Even later stond Chatlotte Kool uit Blaricum opgetogen uit te hijgen naast oma Gonny, ondanks de onwelvoeglijke hitte naar Kijkduin aan zee afgezakt om haar kleindochter aan te moedigen en te knuffelen. Op het gezicht van Kool las je de verbijstering van iemand die het gewend is geraakt om net niet te winnen, die zich bijna verzoend heeft met het achterwiel van de beste sprintster van het vrouwenpeloton. Bijna. Maar gelukkig net niet.