biekesblog


vrijdag 26 april 2024

Onvoorzien

 Kasia Niewiadoma | Indeleiderstrui.nl

Koersvoorjaren vliegen voorbij als zomervakanties. Net wanneer je een beetje in het ritme komt zie je de eerste ‘terug naar school’-reclame. Weg sfeer. Tijd is een ontembaar beest. Wanneer je hem wil opjagen slentert hij, wanneer je hem wil tegenhouden galoppeert hij driftig voor je uit.

Weet je nog, die zaterdag eind februari, toen alles nog mogelijk was, toen honderden koersdromen als condens van de wanden van ’t Kuipke stroomden? Wisten wij toen veel hoeveel van die dromen uit elkaar zouden spatten op het brute asfalt nog voor ze enige vaste vorm konden krijgen; hoeveel bittere ontgoocheling er in de verse bidons zou zitten; hoeveel dromenvangers wij zouden moeten missen omdat ze verhakseld in een ziekenhuisbed belandden. 

De laatste en oudste voorjaarsklassieker van de mannen eindigde in de valleien van de Vesder, Amblève en Ourthe op de weinig schilderachtige La Redoute, met een fikse versnelling van de meest gedoodverfde winnaar sinds mensenheugenis. Tien dagen koersen, zes keer winnen, een statistiek als een kerkklok. Alle ophef over de winstkansen van Mathieu van der Poel, over de mottige move van een kopgroep die vol doortrok nadat er achterin massaal gevallen werd, en over de koersvervalsing door per abuis gegijzelde ploegauto’s bleek een maat voor niets. Geneuzel in de marge, onbeduidende ruis.

Nochtans gedijt koersliefde bij gratie van het unieke verhaal van elke dappere ziel die besluit ergens te starten. Zo viel er vreugde te rapen in de zilveren ereplaats van Romain Bardet, een schromelijk onderschatte coureur met een hart van handgeschept goud, in de volharding van een schijnbaar ongevaarlijke Maxim Van Gils en in de waarlijk verbluffend onaerodynamische stijl van Mauri Van Sevenant die zich wild zwiepend naar een verdiende vijfde plek stampte. Voor de lieve vrede negeerden wij dat zes renners uit de toptien zich onbetamelijk lang en comfortabel achter de ploegwagen van Bahrain-Victorious hadden geposteerd, een accident de route waarover ostentafief gezwegen werd, want een mens kan niet alle onrechtvaardigheden tegelijk tackelen.

Ik dankte de visionaire zielen die besloten de vrouwen na de mannen te laten rijden, want wie naar spanning hongert zoekt die recentelijk en tot nader order doorgaans beter in het vrouwenpeloton. De kloof tussen top en basis mag er dan nog diep zijn, buitenaards leven is er niet te vinden. Wij maakten ons op voor een strijd tussen Demi Vollering, tourwinnaar en zegeverzamelaar, die het slotakkoord van het voorjaar aanvatte zonder zege op zak (een lastig gegeven voor wie op jacht is naar een nieuw en vet contract), Elisa Longo Borghini, de pitbullversie van het vrouwenwielrennen, en Kasia Nieuwiadoma, consistente publiekslieveling, maar meestal net niet goed genoeg bergop. Maar de dingen liepen anders. Hardrijder Grace Brown, zelfs geen povere ster waard in de voorbeschouwingen en de hele dag in de aanval, bleef ze allemaal voor op de meest genadige dag uit haar carrière. We hebben Romains Bardets en Grace Browns nodig om niet in te dommelen, om niet lui en irrritant hovaardig te worden in onze veronderstellingen. Niets houdt je beter wakker dan het onvoorziene.

Stielbederf

 Vijf conclusies na de Amstel Gold Race 2024 | WielerFlits

Ik geloof echt niet dat mensen Mathieu van der Poel haten. 

Wat de mensen haten is heerschappij. Wie iedereen bij verrassing deklasseert, zoals ene Mathieu van der Poel in de Amstel Gold Race van 2019, wordt aanvankelijk geestdriftig op het schild gehesen. Maar zelfs de beaatste bewondering gaat ooit vervelen. Vroeg of laat raken de mensen immers door het hele lijstje van bestaande superlatieven en hyperbolen heen. 

Wat de mensen haten is geestdodende voorspelbaarheid. Al bij al kijken wij vooral naar de koers om het echte leven even te ontlopen, een behoefte die lastig te vervullen valt zonder spanningsveld om in te verdwalen. 

Mathieu van der Poel is die ene student die fruitig fris en fluitend door de blokperiode huppelt, tussen het gedoseerde en efficiënte studeren door nog zeeën van tijd vindt voor een partijtje badminton, vier fitnesssessies per week en nu en dan een avond naar de arthouse bioscoop, om vervolgens cum laude af te studeren in eerste zit, terwijl al zijn vrienden met rooddoorlopen ogen en op een dieet van koffie en een levensbedreigend aantal uren slaap van examen naar examen sjokken en opgelucht vernemen dat ze er maar twee moeten overdoen in augustus.

Mathieu van der Poel is die ene vriendin die er altijd uitziet alsof ze net een lange wellnessvakantie op Barbados achter de rug heeft, met een masseur, een personal trainer en een team beauty professionals tot haar beschikking, terwijl wij ons van de ene slapeloze nacht met een huilbaby in onze armen naar de andere slepen, met babykots op onze schouders en vettig, vormeloos haar.

Mathieu van der Poel is die ene collega die elke maandagochtend ontiegelijk vroeg, maar met vrolijk verende tred het kantoor betreed, boordevol energie en briljante ideeën waar iedereen zelf graag was opgekomen.

Wij haten hen niet. We haten hun perfectie en in het bijzonder de moeiteloosheid van hun performance. We haten de spiegel die ze ons voorhouden, omkranst met lelijk en schril ledlicht dat elke imperfectie belicht en uitvergroot tot wanstaltige proporties. We haten hun koppige weigering om met gepaste regelmaat te falen zoals wij. Uitblinken oogst bewondering, maar biedt geen garantie op liefde. Die gedijt nu eenmaal beter op nabijheid en herkenning dan op ontzag.

Dus juichten de mensen zondag na de finish in Berg en Terblijt niet omdat Mathieu van der Poel verloor, maar omdat hij tegen alle verwachtingen in niet won. Die vreugde had niets te maken met haat, maar met ons diepe verlangen naar normaliteit, naar een stevige shot adrenaline in ons lijf en naar deugddoende gerechtigheid voor gewone stervelingen, lieden met met wild schokkende of net iets te smalle schouders, die zwoegen en zwalpen en zwiepen en met hun tong uit hun mond de meet bereiken, die vaker verliezen dan winnen, en daarom net iets makkelijker te omarmen vallen.

Geloof

 Ongelooflijk: Lotte Kopecky komt vanuit verloren positie terug in sprint en  wint Parijs-Roubaix | Gazet van Antwerpen Mobile

Mijn koershumeur wankelde gevaarlijk na een lange resem afzichtelijke valpartijen en medische bulletins die naar adem deden happen, maar ik had geen idee dat het nog dieper richting mineur kon dalen. Tot die vierde etappe in de ronde van het Baskenland, die uitdraaide op een bloederige oorlogsscène met het label 16+. Minutenlang naar levenloze coureurs en ambulances staren staat niet in mijn roadbook voor een weldoend wielerseizoen. De rest van de werkweek liet ik de koers links liggen. Het voornoemde humeur had een historisch dieptepunt bereikt, enkel te vergelijken met de weerzin die ik voelde in de jaren negentig, toen de ene na de andere dopingcase diep ontgoochelde koersfans wegjoeg van hun lievelingssport en diens protagonisten.

De vrolijk gierende zenuwen die de week voor Parijs-Roubaix doorgaans kleuren bleven uit. Op zaterdag sprong ik voor het eerst in decennia niet stuiterend m’n bed uit. Maanden had ik naar dit weekend uitgekeken, maar de lol was er af. Het feest was verpest voor het begonnen was. Er was alleen nog schrik en een soort uitgebeende gelatenheid. Zelfs beelden van gezapig grazende geitjes in het Bos van Wallers hielpen niet. Want dat bos had Johan Museeuw ooit bijna z’n been gekost. 

Over dat bos van Wallers waren de mensen intussen al dagen aan het bekvechten alsof ze er zelf door moesten dokkeren. De paljassen van de ASO hadden namelijk - onder invloed van de recente drama’s en minder dan een week voor de start - een controversiële ingreep uitgevoerd aan het parcours, dat nochtans een onaantastbare heiligenstatus geniet. De teneur van het gekrakeel was om moedeloos van te worden en deed weinig hoop rijzen over de langetermijnvisie omtrent veiligheid in de wielrennerij. Op sociale media stortten stoere sofacoureurs hun ongenoegen uit over de profrenners die de ingreep durfden verdedigen. Dat ze beter thuisbleven uit Noord-Frankrijk. Dat het lafaards en doetjes waren. Zolang mensen denken dat koers oorlog betekent en hel en verdoemenis moet zijn, is de weg naar een veiliger sport ontmoedigend lang en vol obstakels.

Ach, als je genoeg kwetsuren en tuimelpertes hebt gezien voor de rest van het jaar is de meest geaccidenteerde koers op de kalender wellicht niet wat een teer zieltje nodig heeft. Maar wat dan wel? 

Alles werd duidelijk op zaterdag 6 april, de warmste dag van het voorjaar. Wat ik nodig had was een doodgewone, ouderwetse koers zonder idiote en doldrieste risico’s en tragische crashes. Wat ik nodig had was een vrouw in een spierwit regenboogpak en met een verbeten trek om haar mondhoeken; een vrouw die kinderen bezweert als een fietsende rattenvanger van Hamelen; een vrouw die al koersend haar weerspannige stuur vastsleutelt zonder te remmen; een vrouw met de ijzige koelbloedigheid van een oorlogschirurg; een vrouw die niet panikeert wanneer de gedroomde kans vervlogen lijkt, maar er als een bezetene achteraan gaat, geen seconde haar geloof verliest en het mijne op miraculeuze wijze herstelde.

Patroon

Ronde van Vlaanderen 2024 snelste editie ooit | WielerFlits 

Van Maarten naar Greg en Jan naar Karl en José naar Renaat op de motor. Van Antwerpen naar Sint-Denijs-Boekel naar Brakel naar Kluisbergen naar Oudenaarde. Van amai zoveel volk naar de konijnenpijp en wat zegt het weer vandaag en wie zit er in de vroege vlucht en kijk daar een kindje met een zelfgetekend steunplakkaat voor Wout. Opwinding die als smerige smog in de vochtige atmosfeer hangt en de gemoederen ophitst. En voor iemand luidop kan vragen wanneer ze eraan gaan beginnen zijn ze er al aan begonnen.

Geen tijd om je af te vragen wat het plan is, uitgaande van de veronderstelling dat er een plan is, of iets wat daarop lijkt. Voor je de contouren van een eventueel plausibel plan hebt bedacht is alles alweer veranderd en rammelt er iemand anders aan de boom terwijl driekwart van het peloton zich vasthoudt aan alle takken tegelijk, biddend dat de storm gaat liggen. 

Waarom vliegen ze door de bochten alsof ze onsterfelijk zijn terwijl je zeker weet dat er een paar prevelend hun billen en hun ogen dicht knijpen uit doodsangst? Maar ja, je moet mee, mee, mee. 

Waarom rijdt Mads veel te vroeg en veel te lang voorop alsof zijn leven ervan afhangt, alsof hij de meet al ziet liggen als een fata morgana?

Een paar uur lang voltrekt alles zich anders dan voorzien en net daarom perfect normaal, want er bestaat geen normaal meer tegenwoordig.

En de hamvraag op alle lippen: is Hij nu goed of niet? Want je weet het nooit helemaal zeker en hij wacht en wacht en wacht. Maar zelfs wanneer hij je doet twijfelen drukt hij je vroeg of laat weer met je neus op de harde en onontkoombare feiten.

Maar daar is de Koppenberg, ellendige, erbarmelijke slijkberg van niks, struikelblok, glijbaan, oord van verderf en verval. En lap, hij is weg, zoevend over de natte kasseien, terwijl de rest te voet omhoog strompelt als een setje overmoedige wielertoeristen na een trappist te veel.

Nog 42 km en alle anticipaties, speculaties en insinuaties kunnen weer voor een jaartje de keukenlade in, tussen de satéstokjes en de verjaardagskaarsjes en een hoop prullaria die je maar zelden nodig hebt. Het wachten was mooi zolang het duurde. De indrukwekkendste zeges zijn helaas ook de saaiste, we moeten daar eerlijk in zijn.

Patronen kunnen bijzonder hardnekkig zijn, zo weten sociologen. Niet alleen in, maar ook naast de koers, waar stakkerds met een brein ter grootte van een pinda die beweren van de koers te houden, flagrant het tegendeel bewijzen door een fabuleuze coureur uit te jouwen en met bier te begieten; waar gelegenheidsbezoekers zonder nadenken op de weg gaan staan voor een overbodige selfie, het soort hemeltergende actie dat al zo vaak resulteerde in crashes en kwetsuren dat een mens zich afvraagt of we toeschouwers geen praktisch examen moeten laten afleggen vooraleer ze worden toegelaten langs een wielerparcours. Vlaanderen’s mooiste toont zich niet altijd op haar mooist.

Geknakt

 Van Aert wiped out in big crash at Dwars door Vlaanderen | Video

Als mensen spontaan “Oei, wat scheelt er?” vragen, op de toon van iemand die jou liefst linea recta naar de dokter zou sturen, dan weet je dat het van je gezicht te lezen valt. Het hartzeer. De bijtende ontgoocheling. De verscheurende compassie. En alles daartussen in. Het valt lastig uit te leggen aan mensen die geen deel uitmaken van het genootschap der wielergekken. Je wil het ook niet uitleggen want het valt niet te begrijpen voor wie het niet voelt. Je wil alleen maar wat snotteren en jammeren bij mensen die hetzelfde voelen en geen uitleg nodig hebben.

Er bestaan mensen die van sport houden en mensen die van koers houden. Enige overlap is evident, maar de tweede groep onderscheidt zich van de andere door een haast religieuze aanbidding van wie de koers beoefent. Niet dat wij wielrenners als goden zien, eerder integendeel, vermits onze lievelingscoureurs hun achternaam verliezen van zodra we ze in ons hart sluiten. Remco, Lotte, Wout. Zij hebben geen achternaam nodig want hun voornaam overstijgt alle andere gelijkluidende voornamen. 

We hebben ze als debutanten met pukkels en babyvet zien opduiken in het peloton. We hebben ze zien groeien, sommigen letterlijk. We hebben ze zien vallen, opstaan, winnen, weer vallen, revalideren, terugveren, verliezen, winnen en nog meer winnen. We hebben ze zien vloeken, huilen, afzien, blinken en heersen. We weten wat ze graag eten, hoe hun hond heet en wat hun favoriete drankje is. We zien aan hun gezicht wanneer ze in bloedvorm zijn en wanneer hun lijf wat sputtert. We delen hun doelen en dromen en als de droom een nachtmerrie wordt huiveren we mee. Het zijn niet zomaar wielrenners, het zijn onze wielrenners. Ze zijn familie. Er is geen andere manier om de koers te beleven. Het is alles of niets. Liefde kan enkel bestaan mits onvoorwaardelijke overgave.

Van de koers houden vraagt een soort emotionele betrokkenheid die vreugde schenkt, maar even vaak verscheurt. Geen andere sport gaat gepaard met zoveel onvoorziene ellende en tegenslag, met zoveel variaties aan beproeving. Wat de koers prachtig en uniek maakt, maakt van haar bij momenten ook de lelijkste sport van allemaal. Er is geen juichen zonder tranen, geen glorie zonder smart.

Bloedende renners, geschaafde renners, gekraakte renners. Op het asfalt neergekwakt als een leeg colablikje. Gedeukt en gekreukt. We haten het met evenveel passie als we voelen voor de aanval en de glorie. We weten immers wat het betekent. We weten wat eraan voorafgaat, ver uit het zicht van de camera’s. 

De lange maanden in de aanloop naar Het Doel. De honderden kilometers door de regen en de kou. Het maniakale afwegen van proteïnen, koolhydraten en vezels. Het ontwijken van sociale contacten want een snotvalling is een ramp. Het rigoureuze afwerken van schema’s en planningen. Alles doordacht, alles voorzien, alles onder controle. De weken, maanden weg van huis, weg van je opgroeiende kinderen die elke week iets nieuws hebben geleerd waar jij geen deel van was omdat je op een kale berg zat met even gedreven collega’s voor die verrekte rode bloedlichaampjes. Het missen, altijd het missen. Van je liefste, je kinderen, je vrienden, je ouders, je hond, je eigen bed, van een normaal leven met nu en dan een frivoliteit of wat zottigheid. Alles wijkt voor Het Doel, dat onverstoorbaar dichterbij komt, en met dat doel de druk, de verwachting, de hoop van een half land die al lang niet meer redelijk is. 

Maar je houdt het hoofd koel en de voeten op de trappers; je verbijt alles en doet wat moet en je best en nog veel meer dan dat, want je wil het zo graag en iedereen wil het zo graag, misschien veel te graag, misschien nog liever dan jij.

En dan pats. Het misselijkmakende geluid van barstend carbon en krakende botten. Geschreeuw. Bloed op het asfalt. En duizenden harten die allemaal tegelijk “krak” zeggen. Omdat we het onmiddellijk weten. Dat het onherroepelijk voorbij is. 

Heilige week van kust mijn botten en godmiljaarde, klotesport en hoe is dat nu mogelijk en vervolgens wezenloos voor ons uit staren want de mooiste voorpret van het jaar is hardhandig in de kiem gesmoord, of nee, de kop in gebeukt met de zwaarste hamer in de alaambak en onze eigen kop eigenlijk ook. Zie ons hier nu zitten, een treurig golvende zee van gebroken harten en gekneusde zielen, alsof er iemand met een bot keukenmes in onze ingewanden heeft gepookt; verbonden met elkaar in ons futiele, onnozele, maar tastbare verdriet; verbonden met een geknakte coureur in een ziekenhuisbed. Maar wel “onze” geknakte coureur. De pijn van de coureur is onze pijn, want dat is hoe liefde werkt.

Straf

 Gent - Wevelgem2024 - Wielrennen nieuws en resultaten - Eurosport

Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn

Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat
En bolle oostenwind het land nog vlakker slaat
Dan wacht mijn land
Mijn vlakke land

Wanneer de noordewind de vlakte vierendeelt
Wanneer de noordewind er onze adem steelt
Dan kraakt mijn land
Mijn vlakke land

En de wind maar klieven, splijten, stoten, houwen, kloven, geselen, jagen, drijven, striemen, zwiepen en kletsen.

En de doedelzakken janken en jammeren. En de benen malen en stampen en branden. En de koppen schokken en schudden van nee.

Van de Menenpoort door de naakte Moeren naar de Kemmelberg; erop en erover; vooruit, altijd maar vooruit; door het onhergbergzame Heuvelland; tot spijt van wie achterblijft in een greppel of een gracht die ooit een loopgraaf was.

Onder het grijs en het grauw en het vaalste blauw een cacofonie van kapotte broeken, gescheurde mouwen, geschaafde dijen, gekraakte fietsen, gebroken botten, verdwaasde blikken, existentiële twijfels.

Opnieuw die drieste man in het wit met de vierkante kaaklijn, die overal tegelijk is en nooit lijkt te ademen, alsof hij kieuwen in z’n nekplooi heeft.

Alweer die onversaagde vrouw in het wit met de diepliggende ogen van een roofdier, die alles kan en durft en waarschijnlijk nog veel meer dan we al weten.

De vloek van de regenboogtrui is een bedrieglijk volksverhaal waarvoor elk dooslaggevend bewijs ontbreekt.

Wat pelotons nodig hebben om dreigende moedeloosheid af te wenden zijn uitdagers met aplomb die zich niet laten verblinden door een regenboog, een palmarès, een kaaklijn of een blik. Veldwerkers die tot het uiterste gaan om te bewijzen dat er niets zoiets bestaat als buitenaards gevaar. Verzetstrijders die weigeren zich neer te leggen bij de status quo of de dominantie van een ploeg.

Zo gebeurde het dat een kloeke Deen zijn gekneusde zelfvertrouwen terugvond en voor het eerst sinds lang riant werd beloond.

Zo gebeurde het dat de beste vrouwenploeg, die op minstens drie verschillende en relatief makkelijke manieren had kunnen winnen, zichzelf gewillig op het slachtblok legde door te gokken op een onbekend en riskant scenario dat maar net goed uitdraaide.

Niet iedereen kan winnen. Maar iedereen kan verliezen, ook wie onklopbaar lijkt.

Mijn gedachten gingen echter voornamelijk uit naar de coureurs van het getergde Soudal-Quickstep, waaierkoningen, Vlaamse reuzen herleid tot kneuzen, die na de beproeving van een winderige koers nog een donderpreek te wachten stond. Want na de geseling van de wind en een vernederend verlies volgt onvermijdelijk de straf. 

Primavera

 Elisa Balsamo si riprende il trono del Trofeo Binda di Cittiglio

De enige reden voor de integrale uitzending van Milaan-San Remo is dat commentatoren weinig liever doen dan de namen Cipressa en Poggio uitspreken met een geaffecteerd accent en aanstellerig veel klemtoon op respectievelijk de tweede en eerste lettergreep, als waren ze Marcello Mastroiani in Casanova 70.

Een betere verklaring valt immers niet te bedenken, al zou het ook kunnen dat televisiezenders de weerbaarheid en creativiteit van hun wielercommentoren jaarlijks testen door hen 7 uur lang op te sluiten in een dompig hok in het gezelschap van een betweterige bijzit om aldaar te beschrijven wat er gebeurt terwijl er volstrekt niets gebeurt dat om woorden vraagt, zodat de arme zielen zich genoodzaakt zien om de kijker thuis op de hoogte te brengen van de aard van het beleg op hun wakke broodje,  de allereerste winnaar van de allereerste Milaan-San Remo of de apocalyptische weersomstandigheden waarin de editie van 2013 zich afspeelde, dingen die wij al lang weten en waar je zelfs geen quiz van de Scouts mee wint.

Zoals elk jaar verliep de fietstocht van Pavia naar Poggio zonder noemenswaardige voorvallen. Alessandro Tonelli, een renner wiens carrière in hoofdzaak bestaat uit mee zijn met de vroege vlucht in Milaan-San Remo, zat in de vroege vlucht. In het peloton werd gekeuveld, gegeten, gedronken en gegrapt. Iedereen leek het prima naar z’n zin te hebben. Verveeld telden wij witte koersbroeken, nektapijten en sporadische domme valpartijen.

Het leukste aan Milaan-San Remo is de schijn van vredigheid die ruim 250 km lang eendrachtig in stand wordt gehouden. Iedereen weet dat er oorlog komt, maar nu nog even niet. Alsof het besef van onvermijdelijkheid rust brengt.

Als wielrennen een feest is, dan is la Primavera het trouwfeest dat gemoedelijk van start gaat met beleefde interactie en schouderklopjes om ruim zes uur later  te ontaarden in een verbeten knokpartij tussen beschonken nonkels, neven en broers die per se willen blijven plakken tot alle drank op is. Als wielrennen cinema is, dan is la Classica een  film van Wes Anderson die helaas de slotscène aan Bruce Lee moest laten.

In ieder geval blijf je verdwaasd achter zonder goed te beseffen wat je nu eigenlijk hebt gezien.

Gelukkig konden wij om te bekomen op zondag naar de oudste koers op de vrouwenkalender kijken: de Trofeo Binda, die weldra haar 50ste verjaardag viert. Vrouwen doen niet zo zwaarwichtig over de historie van hun sport. Als je niet mee mag schrijven aan de geschiedenis maak je er ook geen halszaak van. Niemand debatteert over de vraag of een vrouwenkoers een monument mag heten. Wel werd er in het rond geëmmerd over de vraag waarom niet elk mannenmonument een tegenhanger voor vrouwen heeft, met name waarom er geen Milaan-San Remo voor vrouwen bestaat, alsof dat nodig is als er al een lastige en onderhoudende Trofeo Binda bestaat die men gewoon kan uitzenden en bekijken.

De laatste Belgische winnares van de Trofeo Binda was Nicole Van den Broeck, die de race won twee jaar nadat ze wereldkampioen was geworden. Ei zo na kregen we opnieuw een zege van een Belgische wereldkampioene, maar goddank kwam het niet zo ver. Anders moesten we ook nog discussiëren over waar we dat monument voor Lotte Kopecky precies gaan neerzetten.

Aanfluiting

 Merckxiaans! Tadej Pogacar rondt solo van 80 kilometer af in Strade Bianche,  Maxim Van Gils knap derde | sporza

Sommige mensen kijken naar wielrennen om te weten wie van een dozijn kanshebbers de koers zal winnen. Ik heb soms medelijden met deze mensen, met hun onstilbare honger naar suspense. Beteuterd als kinderen wanneer ze alweer hetzelfde plastic figuurtje uit een KinderSurprise plukken. Zuchtend wegzappend na een beslissende demarrage, als bij de veertiende herhaling van een aflevering van Thuis.

Zelf slik ik aangekondigde zeges door als de vitamine D die ik elke dag gedwee tot mij neem, achteloos, met een half glas water en mijn aandacht elders. Elders is waar vrijwel elke renner zich bevindt wanneer Tadej Pogacar aan de start komt. Alsof ze niet aan dezelfde wedstrijd deelnemen. Alsof de ene zich in Disneyland bevindt en de anderen elkaar voor de wielen rijden in Bobbejaanland. 

Fris als een uitgeslapen kleuter stond Tadej de pers te woord terwijl de beslijkte restanten van een gegeseld peloton druppelgewijs de finish bereikten. In de doffe blik van de renners kon een geoefend oog een aandoenlijke mix van gêne en berusting lezen.

 

Topsport is intrinsiek oneerlijk. Het wordt vaak vergeten, maar oneerlijkheid is de essentie van haar bestaan. De basis van topsport is dat er altijd eentje groter, sterker, taaier, sneller, onvermoeibaarder is, wantdoor de natuur bedeeld met meer fysiologische weelde dan redelijk is. Om toch een schijn van eerlijkheid op te houden bedenken bonden en federaties regels over fietssturen, voedselbedeling, soklengtes, schoenen of de gepaste afstand tot de dichtstbijzijnde wagen of motor. Gemorrel in de marge om de deelnemers en de kijkers op hun gemak te stellen, om iedereen de indruk te geven dat sport fair is en moet zijn.

 

Het gegeven dat er een mutant als Tadej Pogacar bestaat, die bovendien ongehinderd mag deelnemen aan elke wielerwedstrijd, is het grootste onrecht van het hedendaagse wielrennen. Stuitend is het, hoe een ventje van hoop en al 66 kilo de rest voor schut zet en de volle lengte van een juniorenkoers helemaal alleen voorop fietst, onderweg wat vrienden en kennissen begroet, een paar high fives uitdeelt en het ritje afwerkt met een aanstootgevende grijns die nota bene plezier verraadt. Plezier is de ultieme kaakslag voor de koerskijker, die deze sport heeft uitverkoren omdat ze van afzien een kunst wist te maken. Wielrenners die weigeren af te zien en zich ostentatief amuseren horen niet thuis in het peloton. Wielrenners die uitgerust en jolig over de meet komen alsof ze nergens pijn hebben en gerust nog een paar rondjes kunnen rijden zouden geschorst moeten worden voor minstens drie maanden, liefst een heel seizoen.

 

Niet omdat ze de spanning uit de koers stelen. Spanning is geen grondrecht en slecht voor het hart bovendien.

Niet omdat ze de andere hardwerkende wielrenners vernederen. Een vernedering op tijd en stond houdt coureurs bescheiden, zoals we ze graag hebben.

Maar omdat ze de ziel van de koers, de esthetiek van het Lijden, flagrant met de voeten treden. Ze zijn een aanfluiting van de voornaamste koerswet: de wet van het leed.

En trouwens: er was niets Merckxiaans aan de zegetocht van Pogacar in Siena. 

Zelfs Eddy kwam niet zingend en lachend over de meet gebold. Zelfs Eddy deed tenminste alsof hij een hondenstiel beoefende.

Heropstanding

Geen twee op twee: Marianne Vos sprint wereldkampioene Lotte Kopecky eraf  en wint de Omloop het Nieuwsblad | Het Nieuwsblad Mobile 

Er zijn veel redenen om van De Omloop te houden. De belangrijkste reden is dat het eerste is, die daarom het vurigste verlangen blust.

Sommige mensen houden nu eenmaal meer van aperitiefhapjes dan van desserts, meer van de lente dan van de herfst, meer van de opgaande dan van de ondergaande zon, meer van beginnen dan van afronden.

De Omloop is geen kommetje borrelnootjes die je weghapt en doorslikt, maar een ambachtelijk gerechtje dat smelt op je tong en daar een spannende, kruidige nasmaak achterlaat, je eetlust aanscherpt.

Bovenal is de Omloop de koers van de heropstanding. We hebben alweer een donkere winter overleefd. De krokussen steken brutaal hun paarse kopjes boven de klamme aarde uit. De dagen worden langer, lichter en guller. Zanglijsters en heggemussen fluiten liedjes vol ongeduld. De mensen komen buiten zonder muts en omcirkelen blinkende bussen in het Kuipke. Kinderen rennen tussen de coureurs in te grote regenboogtruitjes. Alles begint opnieuw, maar toch net weer anders. Het lange wachten is voorbij.

 

Ook de renners hadden haast en zin. Waarom wachten als je ook gewoon kan aanvallen op 140 km van de meet? Waarom keuvelen als je kan roepen? Waarom treuzelen als je kan rennen? Waarom tijd verliezen als er een streep ligt in Ninove?

Dat er vanalles gebeurde, vertelde Karl tussen de interviews door, een bewering waarvoor wij geen enkel bewijs te zien kregen.

Tevergeefs staarden wij naar het scherm, handenwringend wachtend op de verlossende live beelden. Bij Sporza moest om mysterieuze redenen nog omstandig gekletst worden alsof het iemand iets kon schelen wie er in Wesley Sonck z’n Sporza Wielermanager ploeg zat. Toen wij eindelijk renners zagen fietsen leek de koers al half gereden. 

 

Gelukkig is wielrennen een bedrieglijke sport vol valkuilen, plotwendingen en variabelen waarvan de logica zich pas achteraf ontvouwt als een origami vogeltje.

Zo kwam het dat niet Wout of een onvoorzien gevleugelde Let als eerste over de streep schoof, maar wel Jantje Tratnik, naar Vlaanderen gekomen om te labeuren, maar zoals dat soms gaat stoemelings voorop beland. Van alle mensen leek Jan zelf het meest verbaasd, alsof hij zich afvroeg of dit alles niet al snel een jammerlijke vergissing zou blijken, omdat mensen die doorgaans malchance hebben een diep wantrouwen ontwikkelen voor geluk wanneer dat hen te beurt valt in plaats van iemand anders. Veel te vroeg in het profpeloton gedropt, een eetstoornis overleefd, in een resem onooglijke ploegjes gesukkeld, getwijfeld over stoppen met koersen, en veel lange en lastige jaren later pas z’n draai en de weg naar het podium gevonden. Een mens zou van minder beduusd kijken.

 

Toch moesten wij nog een uurtje wachten op de grootste heropstanding van de dag der heropstandingen, toen wij aanschouwden hoe een Omloop-debutante van 36 onze wereldkampioene klopte na een masterclass tactiek en een thriller van een sprint. “Dit kan toch niet?” en “Ja natuurlijk!” dacht ik tegelijk, omdat verrassingen soms onafwendbaar zijn.

Waarom is er nog geen natuurwet vernoemd naar Marianne Vos, een vrouw met een naam die haar past als een lamslederen haute couture handschoen?

Hoe kan je in de herfst van een fabuleuze carrière, na een kwakkeljaar, een ingrijpende operatie en de zoveelste revalidatie, zo gemeen hard toeslaan? Hoe is het mogelijk dat je na 18 jaar nog de courage en de goesting vindt om jezelf hele dagen uit te wringen als een dweil en alles en iedereen te versmachten nadat je bijna alles gewonnen hebt wat er te winnen viel? 

Marianne Vos oogt zo tijdloos dat er geen tijdperk voor, noch na haar voor te stellen valt, alsof het universum zal stoppen met bestaan op de dag waarop Marianne stopt met fietsen. Die dag is nog lang niet aangebroken.