Mijn koershumeur wankelde gevaarlijk na een lange resem afzichtelijke valpartijen en medische bulletins die naar adem deden happen, maar ik had geen idee dat het nog dieper richting mineur kon dalen. Tot die vierde etappe in de ronde van het Baskenland, die uitdraaide op een bloederige oorlogsscène met het label 16+. Minutenlang naar levenloze coureurs en ambulances staren staat niet in mijn roadbook voor een weldoend wielerseizoen. De rest van de werkweek liet ik de koers links liggen. Het voornoemde humeur had een historisch dieptepunt bereikt, enkel te vergelijken met de weerzin die ik voelde in de jaren negentig, toen de ene na de andere dopingcase diep ontgoochelde koersfans wegjoeg van hun lievelingssport en diens protagonisten.
De vrolijk gierende zenuwen die de week voor Parijs-Roubaix doorgaans kleuren bleven uit. Op zaterdag sprong ik voor het eerst in decennia niet stuiterend m’n bed uit. Maanden had ik naar dit weekend uitgekeken, maar de lol was er af. Het feest was verpest voor het begonnen was. Er was alleen nog schrik en een soort uitgebeende gelatenheid. Zelfs beelden van gezapig grazende geitjes in het Bos van Wallers hielpen niet. Want dat bos had Johan Museeuw ooit bijna z’n been gekost.
Over dat bos van Wallers waren de mensen intussen al dagen aan het bekvechten alsof ze er zelf door moesten dokkeren. De paljassen van de ASO hadden namelijk - onder invloed van de recente drama’s en minder dan een week voor de start - een controversiële ingreep uitgevoerd aan het parcours, dat nochtans een onaantastbare heiligenstatus geniet. De teneur van het gekrakeel was om moedeloos van te worden en deed weinig hoop rijzen over de langetermijnvisie omtrent veiligheid in de wielrennerij. Op sociale media stortten stoere sofacoureurs hun ongenoegen uit over de profrenners die de ingreep durfden verdedigen. Dat ze beter thuisbleven uit Noord-Frankrijk. Dat het lafaards en doetjes waren. Zolang mensen denken dat koers oorlog betekent en hel en verdoemenis moet zijn, is de weg naar een veiliger sport ontmoedigend lang en vol obstakels.
Ach, als je genoeg kwetsuren en tuimelpertes hebt gezien voor de rest van het jaar is de meest geaccidenteerde koers op de kalender wellicht niet wat een teer zieltje nodig heeft. Maar wat dan wel?
Alles werd duidelijk op zaterdag 6 april, de warmste dag van het voorjaar. Wat ik nodig had was een doodgewone, ouderwetse koers zonder idiote en doldrieste risico’s en tragische crashes. Wat ik nodig had was een vrouw in een spierwit regenboogpak en met een verbeten trek om haar mondhoeken; een vrouw die kinderen bezweert als een fietsende rattenvanger van Hamelen; een vrouw die al koersend haar weerspannige stuur vastsleutelt zonder te remmen; een vrouw met de ijzige koelbloedigheid van een oorlogschirurg; een vrouw die niet panikeert wanneer de gedroomde kans vervlogen lijkt, maar er als een bezetene achteraan gaat, geen seconde haar geloof verliest en het mijne op miraculeuze wijze herstelde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten