Dag 14. Nog 154 renners over van de 184. Vlakke rit. Vroege vlucht. Keuvelend peloton. Anecdotes en historiek. Panorama’s vol glooiende velden. Transfergeruchten. Contractverlengingen. Het record van Eddy. De dagschotel van José. La cité de Carcassonne. Kijkers die morren over ondraaglijke monotonie. Geeuwen, indommelen en bij het wakker worden vaststellen dat er niets is gebeurd. Van zoveel verdovende gemoedelijkheid komt altijd heibel. De schandpaal bijvoorbeeld, die vroeg of laat wordt opgesteld voor de ongelukkigen die nog geen platte prijs hebben gereden, erger nog, die niet eens in de buurt zijn gekomen van eender welke troostprijs.
Ploegleiders werden streng ondervraagd over de oorzaken van het collectieve en schandelijke falen. Renners werden onomwonden gepeild naar hun noodzakelijke offensieve intenties. Wonderlijk genoeg bleven alle ondervraagden vriendelijk en beleefd, en snauwde niemand “doe het dan zelf”.
In de ploegwagen van Total Energie werd dan weer misnoegd gesnoven over een van hun renners de zich al te aanvallend toonde. Frontsoldaat Pierre Latour bleek de ploegorders te hebben genegeerd door mee te glippen in de vlucht, in plaats van de honneurs van de dag aan zijn ploeggenoot Turgis te laten zoals dat afgesproken was. Dan zit je fluks en alert voorin, is het ook weer niet goed.
Wat doe je als coureur met 220 oervervelende vlakke kilometers voor de boeg? Wegglippen en de hele dag ploeteren om op 50 km van de finish opgeraapt te worden, of je stierlijk vervelen in een lijdzaam peloton? De pest of de cholera?
Net toen ik dacht dat ik evengoed een boek kon lezen of de hond kon uitlaten dook er een kluitje renners pardoes de afgrond in. Een niet gesignaliseerde wegversmalling bleek de boosdoener. Niet het soort animatie waarop ik had gehoopt. Tim Declercq, de grote vriendelijke reus, bleef wat verdoofd op de grond zitten, terwijl de ene na de andere renner bloedend uit de braamstruiken werd geplukt. Niemand wachtte op Tim, die altijd op iedereen wacht. Het stuitend onrechtvaardige lot van de domestique.
Nog 151 renners in koers. Een riskant bochtige afdaling, vol putten, stenen en gaten. Renaat die kukelend gunstige wind en waaierkans aankondigde. “Als ze willen, dan kan het. Maar ze moeten willen.”
Zelf wilde ik alleen maar dat iedereen recht bleef, vooral Wout, met de Olympische Spelen in het vooruitzicht.
Er viel niet op te sprinten tegen de snelste riksja van de wereld, Michael Mørkøv. Een groene splinterbom, het kletterende geluid van een sneuvelend record, de verholen teleurstelling in de stem van Michel. “Always use your head”, zei Cav, die stellig beweerde niet wakker te liggen van records. Ik geloofde hem nog ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten