Al 70 jaar prijkt de Mont Ventoux met regelmaat op het Tourprogramma. Mooiere bergen genoeg nochtans, zou je denken. Waarom uitgerekend deze kale giga windbuil zo’n mythische status kreeg heeft niets te maken met het landschap of de bijzondere fauna en flora, maar alles met de verhalen de er geschreven werden. Jean Robic, Charly Gaul, Raymond Poulidor, Eddy Merckx en Marco Pantani temden de berg. Tom Simpson liet er het leven. Chris Froome nam er een loopje.
Wat Santiago de Compostela is voor wandelaars en rusteloze zielen op zoek naar zichzelf, is de Ventoux voor ijverige wielertoeristen. “Je moet dat eens gedaan hebben.” (Ik denk er niet aan.)
Mythische Tourbergen zijn per definitie lastige bergen. Vanaf Chalet Reynard belanden de renners in een desolaat en godverlaten maanlandschap, waar de wind koppig en gemeen langs stramme spieren speelt en de zon verzengend brandt. Eén keer dat rotding volstaat om een mens compleet af te peigeren, maar de Tour is de Tour dus mochten de renners die nog niet waren afgestapt er twee keer overheen.
Aan de voet van de eerste en makkelijkste klim telde het peloton al zes renners minder. Ik voorspelde nog meer slachtoffers, gezien de woeste beginfase van de rit. “Het ziet er donker uit”, deelde José quasi-nonchalant mee, op een toon de laveerde tussen zakelijk en onheilspellend. Laat het alstublieft niet regenen, prevelde ik, de afdaling naar de meet in mijn bange gedachten. Ik ben veel te weekhartig voor deze sport.
Al snel zwalpte Victor Campenaerts moederziel alleen achter alles en iedereen aan, een eenzame pelgrim zonder proviand. In gedachten schreeuwde ik Victor vooruit, maar als de tank leeg is helpt ook liefde niet meer. Exit Victor. Slachtoffer nr 7. Ik wilde vloeken, maar daar was geen tijd voor, want terwijl Victor de handdoek gooide was Wout van Aert begonnen aan een heikel avontuur, waar niemand, behalve José, meteen de voorspoedige afloop van durfde dromen en terwijl Michel staccato en crescendo declameerde.
Ik hoopte maar dat Sporza eraan gedacht had een defibrillator klaar te leggen in het commentaarhok. Renaat trad bijna buiten zichzelf, euforisch en voorbarig jubelend vanop de motor. Zelf kon ik trouwens ook een valiumpje gebruiken.
Terwijl Wout zijn laatste hoogtemeters wegwerkte, en zijn jeugdige Deense ploegmaat achterin demarreerde, leek er voor het eerst in deze Tour een geruststellend barstje te komen in het pantser van de onoverwinnelijke Sloveense leider. Krak, fluisterde het barstje; zo’n barstje dat vlot en vrijwel onzichtbaar te repareren valt, zolang je het geen tweede en derde keer doet breken.
Het deed er even allemaal niet toe, het was randinformatie voor de natie. Want daar reed de beste coureur van het land, misschien wel van de wereld, in de driekleur naar het dal, een ingehouden glimlachje op z’n lippen. De Ventoux mag dan een lelijke berg zijn, memorabel is het er altijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten