biekesblog


donderdag 3 september 2020

Klimpijn




Bergen worden beroemd omdat er op gekoerst wordt. Sommige bergen worden beroemd omdat iemand erover schrijft.

De Mont Aigoual figureerde voor het laatst in de Tour in 1987 en staat enkel in mijn geheugen gegrift als de berg die schrijver Tim Krabbé, ‘De Renner’, in 1977 bedwong.

Ik las ‘De Renner’ als prille twintiger omdat iemand het mij had aangeraden, zoals dat gaat. Ik werkte me in één avond door de 150 pagina’s. Nooit had ik vermoed dat sport literatuur kon worden. Het hoofd van een renner is geen gezellige plek om te vertoeven, onthield ik voor altijd. Ik vond het fijn voor Tim Krabbé dat het Tourpeloton op zijn Mont Aigoual finishte, het soort eerbetoon dat klopt als een drinkbus.

 

Van die aankomst op de Mont Aigoual werd heel wat verwacht. De verwachtingen van koersfanaten staan altijd hoger gespannen dan wijselijk is, vooral wat stijg- en klimwerk betreft. Weinig dingen waar wij zo gehypnotiseerd naar staren als de lijdzame kop van de klimmer bergop. 

Klimmen doet pijn, we moeten daar eerlijk in zijn. Persoonlijk mijd ik pijn als de pest. Niet zo lang geleden wilde ik weten hoe ik beter kon leren klimmen. Het goede nieuws was dat iedereen het kan leren, aldus de experten. Het slechte nieuws was: “Vecht niet tegen de pijn in je benen, maar laat het je herinneren dat die pijn net de reden is waarom je zo graag fietst.”, Mijn klimdrang werd meteen getemperd. Zo dringend was dat hele klimmen nu ook niet en tenslotte was het jaagpad lekker makkelijk dichtbij.

 

Pijn is niet de reden waarom ik graag fiets, maar wellicht de reden waarom ik van bergetappes hou. In elke koersliefhebber schuilt een verdoken sadist.

Ik zag Greg omhoog zwalpen, met zorgwekkende zwiepjes naar links en rechts, en vroeg me af hij aan het genieten was. Zo zag het er niet uit, maar je weet het nooit. 

Jesus Herrada, een Spaanse renner met een naam die een klimmer betaamt, stampte zich een weg omhoog, z’n mond wijd open, een straaltje elastisch kwijl in de linkermondhoek. Anderen leken verdacht moeiteloos naar boven te glijden. Dat heb je wel vaker met wielrennen: dat het er zo idioot simpel uitziet. Kazach Alexey Lutsenko, de incarnatie van zijn ploegmanager en landgenoot Alexander Vinokourov, de man die in 2007 roemloos huiswaarts werd gestuurd nadat hij betrapt werd op bloeddoping, huppelde spelenderwijs naar de top. Ik vond er weinig aan, zoals wel vaker het geval is wanneer Astana wint. Koersfanaten zijn geen vergevingsgezinde mensensoort. De zwalpende Greg werd derde, eens wat anders dan vierde. Hoe zou het voelen om altijd goed te zijn, maar nooit meer de beste? En wat had Tim Krabbé daar ook alweer over geschreven?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten