Die ochtend werd Primoz wakker als een kind op z’n verjaardag. De gele fiets. De kratjes champagne. De speech. De cadeautjes voor de ploegmaats. Alles lag klaar. Aan alles was gedacht. Het zou de mooiste dag worden van zijn leven. Zo’n dag waar hij later met fonkelogen aan zou terugdenken. Het zou alle moeite, alle pijn, alle schaafwonden, al die maanden ver van huis, ver weg van vrouw en kind waard zijn geweest. Hij moest alleen nog één keer heel hard fietsen. Nog één keer door de pijnmuur trappen. Daarna was het voorbij. Daarna was het feest. En wat een feest zou het zijn.
Tien uur later valt Primoz op de grond als een bundeltje vuile was. Hij is alleen nog pijn. Twee benen, een hoofd en een hart vol krampen. Hij staart naar het asfalt. Naar boven kijken kan hij niet, want daar zijn ogen vol ongeloof en teleurstelling, ogen waar hij niet in wil kijken. Wat doet hij hier? Waarom ligt hij hier, op deze ruwe, kille weg? Hoe moet hij ooit weer rechtstaan? Primoz is omver geblazen, als een vogeljong door een orkaan waar geen enkele weerkundige voor had gewaarschuwd.
Even later beantwoordt hij vragen, domme vragen, zinloze vragen, harde vragen, vragen waarop geen juiste antwoorden te verzinnen vallen. Zijn ogen zijn rood van het huilen, maar het rouwen moet wachten. Hij feliciteert de orkaan. Hij bedankt zijn toegewijde team. Hij zegt sorry, alsof hij stout geweest is. Vandaag is de donkerste dag van zijn leven.
Die ochtend werd Tadej wakker als een kind op z’n verjaardag. De gele fiets. De kratjes champagne. De speech. De cadeautjes voor z’n ploegmaats. Hij had ze allemaal gezien in z’n dromen. Het kon de mooiste dag worden van z’n leven. Zo’n dag waar hij later met fonkelogen aan zou terugdenken. Het zou alle moeite, alle pijn, alle schaafwonden, al die maanden ver weg van huis waard zijn geweest. Hij moest alleen nog één keer heel hard fietsen. Nog één keer door de pijnmuur trappen. Daarna was het voorbij. Daarna was het feest. En wat een feest zou het zijn.
Tien uur later rijdt Tadej over de meet als een komeet. Het zou kunnen dat hij pijn heeft, maar die voelt hij niet. Hij weet dat hij iets ongelooflijks heeft gedaan. Hij ziet het aan de ogen, die naar hem kijken als naar een goddelijke verschijning. Hij hoort het aan het gejuich. Bijna vergeet hij zelf te juichen. Ooit, toen hij een kleine jongen was, droomde hij ervan de Tour de France te rijden. Vandaag heeft hij de Tour de France gewonnen. Hij heeft iedereen omver geblazen, als een orkaan. Vandaag is de mooiste dag van zijn leven.
59 seconden tussen alles verliezen, en winnen omdat je niets te verliezen hebt. 59 seconden tussen peilloos verdriet en euforie. Koers is ombarmhartig. Koers is prachtig.
Oh seg. De koers. Tranen in mijn ogen.
BeantwoordenVerwijderen