biekesblog


zondag 21 juli 2024

Tdf2024: Lessen

Image

Lessen uit de Tour van 2024

Het bleef wonderlijk stil in het “Remco is geen grote ronderenner”-kamp.

Het bleef opmerkelijk stil in het “Remco heeft geen deftige rondeploeg”-kamp.

Het bleef oorverdovend stil in het “Remco gaat zeker een desastreus slechte dag hebben”-kamp.

Remco bleef uitzonderlijk stil in zijn kamp, de gecontroleerde stilte van noodzakelijke focus en doordachtheid, eigenschappen die een mens helpen groeien.

Je eerste Touretappe winnen is als Kerstmis, Sinterklaas en je verjaardag op één dag: te veel vreugde om te beheersen, maar onvergetelijke speeches.

Je laatste Tour rijden is als een afscheidsfeest zonder muziek en champagne: te veel emoties om te beheersen, maar onvergetelijke speeches.

Je eerste Touretappe nèt niet winnen is als je lief die het uitmaakt aan de vooravond van jullie jubileum, met de woorden “ik heb je nooit echt graag gezien”. Liever geen speeches.

Records zijn er om verbroken te worden (maar waarom moet dat soms zo lang duren?)

Zonder volhardende en dienstbare helpers valt er geen eer te halen in de Tour; nergens in feite.

Klassieke renners zouden beter betogen voor een parcours dat hen wat beter past.

Biniam Girmay zette de deur op een ferme kier voor Afrikaans wielertalent. Het is nu aan de ploegen om die deur helemaal open te zetten.

Renners mogen dominant en gulzig zijn, want dat is topsport. Ploegen daarentegen mogen niet dominant en gulzig zijn, want dat is arrogant. 

Jasper Stuyven met een gouden medaille op het ereschavot van de Olympische Spelen: visualiseer het gewoon even, omdat het kan, omdat het een vorm van poëtische rechtvaardigheid zou zijn.

Er is goddank stilaan wat minder machismo in de mooiste sport van de wereld: renners mogen janken, snotteren, huilen, snikken, hun kinderen en partners knuffelen en danken, en zonder gêne tonen dat ze een beproevende stiel beoefenen.

Er is nog altijd te veel onnozel machismo in de mooiste sport van de wereld. Zieke renners, renners met fracturen en compleet onvoorbereide renners horen niet thuis op een fiets in de Tour de France. Nergens in feite.

Tourorganisator ASO volhardt in het blinde geloof dat de nulmeridiaan door hun navel loopt en het ziet er niet naar uit dat die tunnelvisie eerstdaags verandert.

Cadeautjes bestaan niet (maar natuurlijk wel) in de koers.

Het wielrennen zal de dopinginsinuaties nooit kunnen afschudden, wat er ook gebeurt.

Het is net wat makkelijker wuiven naar je fans en geliefden tijdens een traditioneel défilé op de Champs Elysées dan in een klimtijdrit.

Tadej Pogacar is een natuurfenomeen dat nog decennia bestudeerd zal worden door wetenschappers allerhande.

Het is veel te makkelijk om commentaar te geven en schamper te doen met de benen lekker omhoog op de sofa, fris drankje en kommetje chips bij de hand, en zonder werkelijk benul wat het van een renner vraagt om drie weken lang zo onvoorstelbaar hard over berg en dal te fietsen.

Wielrenners zijn waanzinnigen. Hoezeer ze ook verschillen, ze zijn allemaal knettergek.

Historische duels zijn er om te koesteren, niet om te vergiftigen.

De Tour is en blijft het meest onvoorspelbaar voorspelbare en begeesterende feest-op-twee-wielen ooit. 

TdF2024: Vendetta

 Pogacar v Vingegaard has makings of the finest Tour soap opera of them all  | Tour de France 2024 | The Guardian

In een sport waar je constant op dezelfde tegenstanders botst zijn vetes onvermijdelijk. Helemaal in het belangrijkste wielercircus ter wereld, waar renners elk jaar wekenlang tegen dezelfde concurrenten racen. 

Flashback naar de Tour van 1992, toen Buckler en Panasonic, de ploegen van aartsvijanden Jan Raas en Peter Post, elkaar na een jarenlange persoonlijke vete tussen de ploegbazen, zo openlijk dwars zaten dat Tourbaas Leblanc dreigde hen uit de wedstrijd te zetten. De renners zelf zaten er mee verveeld. Onvergetelijk is het interview dat Mart Smeets voor de Nederlandse televisie afnam bij Marc Sergeant en Frans Maassen. “Marc, wat heb jij tegen Frans? “Helemaal niets, Mart.” “Frans, wat heb jij dan ­tegen Marc? “Helemaal niets, Mart. Twee renners, gevangen in een tragikomedie die de hunne niet was.

Zo gortig als toen werd het nooit meer, maar ook in recent speelden wrok en rancune hun rol in de koers. Toen Richard Carapaz Movistar verliet voor INEOS maakte zijn ex-ploeg er een punt van om Carapaz tegen te werken, een vete waar geen van beide over praatte, maar die onmiskenbaar werd toen een reeks bizarre manoeuvres van Movistar de Ecuadoriaan de Vuelta van 2021 kostte.  

De strijd tussen team Visma-Lease a Bike en Tadej Pogacar gaat intussen al vijf jaar mee en lijkt dit jaar een voorlopig hoogtepunt te bereiken, met een sneer hier en een extra inspanning om de ander te jennen daar. Een kwestie die koerskijkers in kampen verdeelt, omdat mensen zien wat ze willen zien en wat hun voorkeur bevestigt.

Alles begon op la Planche des Belles Filles in 2020, toen de piepjonge Pogacar zijn landgenoot Primoz Roglic op de laatste dag uit het geel reed in een tijdrit voor de geschiedenisboeken. Die dramatische en traumatiserende finale etterde als een wonde die maar niet wil genezen. Tot de ploeg in 2022 terugsloeg met een reeks uppercuts zonder weerga en de jonge koning brutaal onttroonde, een verhaal dat zich het jaar nadien dunnetjes herhaalde. Natuurlijk had Jumbo-Visma het recht om zo dominant sterk te zijn en hem te verslaan, maar de trotse Pogacar zou de vernedering niet licht vergeten en maakte zich op om dit jaar extra hard uit te halen en de ploeg grijnzend op z’n plaats te zetten. Boontje om z’n loontje.

Rekeningen worden vroeg of laat vereffend. Geen scheef woord of vernederende daad wordt ooit vergeten en vergeven in de koers. Wraak wordt ijsgekoeld opgediend, soms wanneer je het niet verwacht. In 2021 had Primoz Roglic de eindzege van Paris-Nice bijna op zak, tot hij in de laatste rit viel. De concurrentie negeerde de ongeschreven regel dat de klassementsleider niet wordt aangevallen na een val, attaqueerde genadeloos en ontfutselde Roglic de zege. Die had immers al drie ritten gewonnen en de tegenstand “gekleineerd”.  Revanche won het van de wielerwetten. 

Vetes kunnen vermakelijk zijn, maar wanneer wraakzucht persoonlijk wordt en het sportieve in de weg zit zijn ze vooral ballast. Vroeg of laat moet iedereen vaststellen dat rancune een venijnig en hardnekkig beest is, en lastig te temmen bovendien.

TdF2024: Het dak van de Tour

 Matteo Jorgenson moves to eighth overall at Tour de France while supporting  Vingegaard | Cyclingnews

Hoger dan etappe 19 naar Isola 2000 kon de Tour niet finishen, tenminste niet op asfalt. De Col de la Bonette is de hoogste doorgaande weg van Europa en werd voor het eerst beklommen door het Tourpeloton in 1962. Federico Bahamontes kwam er als eerste Tourrenner boven. Federico was een van de beste klimmers ooit, maar helaas een beroerd afdaler. Niemand weet hoeveel Tours hij had kunnen winnen als iemand hem had leren dalen. 

Veel viel er niet te dalen op de derdelaatste dag van deze Tour. Hoog, hoger, hoogst, langs de 24 haarspeldbochten van de Cime de la Bonette naar skistation Isola 2000, een van meest zuidelijke Alpenresorts, dichtbij de Italiaanse grens, een oord met evenveel charme en allure als Wijnegem Shopping Center, plompweg neergeplant in een adembenemend landschap. 

We stonden voor het weekend van de waarheid, voor zover die zich nog niet in al haar onverbiddelijke brutaliteit had geopenbaard. De machtsverhoudingen waren al een week duidelijk. Dromen mocht, maar enkel op eigen risico. De realistische scenario’s om de man in het geel op de valreep te onttronen waren op, en wie dacht over een geheim recept te beschikken werd al snel met twee voeten op de aarde gezet. Met het machtsvertoon van een armada reed team UAE zelfverzekerd naar het dak van de Tour. Loofbomen maakten plaats voor lariksen; de temperatuur daalde gestaag; de lucht werd ijler; de spanning steeg. Niet of maar waar en door wie er zou aangevallen worden was de vraag. Niemand had aandacht voor wat er achteraan gebeurde, waar sprinters, kasseivreters, helpers zonder doel en renners met mankementen zich hadden verzameld in de bus, met de tijdslimiet als voornaamste tegenstander. Heersen doe je onder de schijnwerpers, lijden liever in de luwte.

Met nog 12 km te gaan maakte de vooruit gestuurde Matteo Jorgenson zich los van de uitgelezen kopgroep, een hongerige lammergier op zoek naar een prooi. De heilige Matteüs werd door evangelisten afgebeeld als een gevleugeld profeet en ik hoopte maar dat Matteo z’n vleugels had aangetrokken, want er was een andere, nog gevaarlijker roofvogel op komst, een man die niemand anders een kruimel gunde en vrijwel elke etappe als een etalage zag voor zijn overstromende talent, zoals sommige superrijke mensen graag hun Rolex of Bugatti showen. De tactiek? Domineren, demonstreren, deconstrueren, tot er enkel nog puin en brokstukken op de weg liggen, tot niemand nog ergens in durft geloven.

De dappere Matteo klapwiekte niet meer toen hij werd ingehaald. Even keek hij even over z’n schouder naar het bizarre natuurverschijnsel dat hem trof, daarna gelaten naar beneden, waar het asfalt onder zijn verhitte banden plots teer was geworden. “Waar hebben we nu eigenlijk naar zitten kijken?”, vroeg de commentator zich luidop af. Niemand had een antwoord.

TdF2024: Snor

 Stage 18: Breakaway Artist Victor Campenaerts Takes His First-Ever Tour de  France Stage Win

Vergeef het mij, maar deze Tour is voor iedereen lang en lastig, ook voor een Tourchroniqueur, dus ik haakte pas in op 75 km van de meet, vlak voor een royale kopgroep de Côte Saint Apollinaire bereikte, een klim van 7 km en 5,5 % gemiddeld, die z’n naam dankt aan Apollinaris van Ravenna, een Syrische heilige, bisschop en martelaar. De kopgroep van de dag bleek te bestaan uit maar liefst 36 martelaars, voor de laatste keer in deze Tour diep in hun arsenaal aan munitie graaiend, op zoek naar een kostbare zegekans. 

Jaloersmakende vakantieomgeving trouwens, tussen Gap en Barcelonnette. Maar het is lastig om bergen, meren, bootjes en roofvogels te bewonderen als je op elke move van je medevluchters moet letten. Ik was keurig op tijd wakker om de eerste aanvallen te pareren. Ervaring loont altijd. 

Op de klim met de meest tot de verbeelding sprekende naam, de Côte de Demoiselles Coiffées, besloot dat Michal Kwiatkowski, ook iemand met ervaring, de eer van zijn onfortuinlijke ploeg te redden. Iemand moest het doen. Michal kreeg onder meer het gezelschap van Victor Campenaerts, een van de meest ongrijpbare en onderhoudende wielrenners die een koerskijker zich kan dromen. Van Victor weet je nooit zeker of hij nu in bloedvorm is of doet alsof. Gaat hij schitteren of kan hij ieder moment in elkaar zakken als souffléetje dat je te snel uit de oven hebt gehaald? Zelfs als je Victor z’n grimassen bestudeert zoals een archeoloog een zeldzaam fossiel onder de loep neemt heb je nog steeds geen idee. Maar die dag gaf hij, eerder uitzonderlijk, geen trap te veel. 

Met nog vijf kilometer te gaan kon het gokken en gissen beginnen. Wie van de drie voorop had de snedigste sprint? Kwiatkowski, gepokt, gemazeld en nog moeilijk te verschalken? Campenaerts, gewiekst, gewaagd, altijd gretig, soms overmoedig en misleidend smoelen trekkend onder z’n borstelige snor? Of de jonge Matéo Vercher, waarover France TV beweerde dat hij behoorlijk snel was aan de finish voor hij prof werd?

Thomas de Gendt, ploeggenoot van Campenaerts en gezegend met 15 jaar ervaring en een glasheldere kijk, was er nochtans gerust in: “Victor heeft ‘m. Zijn 30 seconden sprint is ongezien”, suste Thomas de strak gespannen zenuwen van de koerstwitteraars. Zoals gewoonlijk had Thomas gelijk. Na wekenlang genereus en onvermoeibaar ploeteren voor kopmannen De Lie en Van Gils was het eindelijk en verdiend voor Victor zelf. Onvoorziene winnaars zijn de beste winnaars. Met z’n beruchte snor onder de tranen en een aandoenlijke knak in z’n stem smeet de winnaar z’n beproefde hart op straat in Barcelonette. Aan de overkant zat Mattéo Vercher snikkend te bekomen tegen een hek, in een vertwijfelde staat van trots en ontgoocheling tegelijk. De Tour doet gekke dingen met een wielrenner.

TdF2024: Schietkraam

 Richard Carapaz

Vanaf rit 17 gaat het enkel nog bergopwaarts en dat was er aan te zien. Op 100 km van de finish waren er al drie renners van de fiets gestapt, en de animositeit in het peloton deed vermoeden dat het niet de laatsten zouden zijn. Wanneer elk perspectief verdwijnt, smelt ook de motivatie om vol te houden weg. Het was nochtans warm in de Drôme, het soort zuiderse weer waar ik al weken stiekem naar verlang, en in principe te warm voor het soort inspanningen dat we te zien kregen. Heel even werden we opgeschrikt door waaieralarm, maar dat liep al snel op een sisser af.

De laatste week van de Tour is meestal de beste omdat de zenuwen gaan opspelen als brandend maagzuur. De shift van van “alles is nog mogelijk” naar “als we het nu niet doen is het te laat”. Maar aan zo’n schietkraam van demarrages hadden wij ons niet verwacht. Waarom zo woest ten strijde trekken van bij de start in een etappe die de laatste 40km stevig omhoog gaat? Niemand die het wist, maar wat was het onderhoudend.

Na zo’n 120 km leek de koers zich in een ongestreken plooi te leggen, met een kwartet voorop en 49 renners in de achtervolging, een groep zo omvangrijk dat we ons afvroegen of we dit nu de achtervolgers of het peloton moesten noemen. Ik hoopte dat het viertal voorop bleef want daar zat Tiesj, een geschikt type coureur voor het profiel van de dag, en een mens moet af en toe durven dromen. Zelfs van ver valt Tiesj makkelijk te onderscheiden in de meute: de gebeitelde kop van een flandrien, een onaerodynamisch kromgebogen rug en de smalle schouders van iemand die nog flink moet groeien, kenmerken die minder souplesse doen vermoeden dan hij eigenlijk heeft. We hoefden ons niet eens af te vragen hoe Tiesj van zijn reisgezellen af zou geraken om een desastreuze sprint te vermijden, want zover zou het nooit komen. Richard Carapaz, een van de koppigste aanvallers van deze Tour, had een afspraak met de geschiedenis om z’n rondepalmarès te vervolledigen en de bondscoach van Ecuador duidelijk te maken dat die een pijnlijke vergissing beging door hem niet te selecteren voor de Olympische Spelen. Terwijl Richie naar skistation Superdévoluy  en een prachtige en verdiende zege vloog, knalde Tadej Pogacar in de achtergrond weg van z’n rivalen, of zo leek het toch. Ik heb echt waar nog nooit iemand gezien die zo belachelijk hard bergop kan wegfietsen van zijn omgeving en van de omstandigheden. 

Hoe indrukwekkend de aanval er ook uitzag, het zou een maat voor niets worden. Visma-Lease a Bike had z’n satellieten slim uitgezet op strategische posities om hun wankelende kopman op te vangen. Remco dacht er dan weer het zijne van en koos het hazenpad nu hij nog kon. De Tour mag dan gewonnen zijn, er staat ons nog een spervuur van aanvallen en counters te wachten. 

TdF2024: Laatste kans

 Tour de France | Philipsen pakt derde zege en maakt strijd om groen weer  spannend na val Girmay - Eurosport

De coureur, ge kunt gij daar niet aan uit. Dagenlang zeuren dat er te weinig kansen zijn voor vluchters, en van zodra er zich een mogelijkheid aandient doodleuk achteroverleunen en vriendelijk bedanken met een air van “ja nu hoeft het ook niet meer”. Ach, ik snapte ze wel, die arme renners. Met 5 destructieve dagen in het vooruitzicht heeft een mens doorgaans weinig goesting om zot te doen.

De wind had er ook al geen zin in, dus mijn gedachten dwaalden af naar existentiële vragen à la hoe het mogelijk is dat 45 per uur fietsen er zo gezapig kan uitzien, zeker zonder Tim Declercq die aan kop sleurt; waarom Jasper Stuyven al drie keer was gaan plassen; wanneer Matje z’n nekmatje beu zou worden of wie de snor van Magnus Cort blauw had geverfd. Vragen waar geen pasklare antwoorden op volgden. Ik scrolde door het Tournieuws en zag dat Tadej bezoek had gekregen van zijn ouders, voor de gelegenheid allebei in geassorteerde kanariegele outfit, een recente trend bij familie en partners van truiendragers. Hopelijk komt het nooit zover dan een van mijn zonen de gele trui draagt want de kleur flatteert mij compleet niet. Ook vermakelijk waren de coronaontkenners op X die helaas nog steeds geen nieuwe hobby hebben gevonden en zich druk maakten over renners met mondkapjes op, alsof ze daar hoogst persoonlijk last van hadden.

Maar blijkbaar werd Miguel Indurain zestig jaar op deze kabbeldag, en hij zag er patent uit. Bovenal wil ik bij deze luid en uitdrukkelijk zeggen dat Miguel, aka BigMig, beter verdient dan het label “saaie Tourwinnaar”. Ik weet het, de meeste mensen houden van aanvallende coureurs met een grote mond en een aangeboren liefde voor schijnwerpers en camera’s, maar ik was fan van Miguel en de Tour is Rock Werchter niet. Ik kan niet precies uitleggen waarom ik ooit zo’n Indurainvolger was, maar wellicht hou ik gewoon meer van mensen die geen spel maken van hun prestaties en rustig hun ding doen, zonder veel show. Bovendien heb ik een zwakke plek voor tijdrijders en ben ik van mening dat mensen die tijdrijden saai of minderwaardig vinden niet thuishoren in de wielrijderij.

Zelfs na al deze random bedenkingen was er nog een zee van tijd over om me af te vragen wie ik het allerliefst met twee armen in de lucht over de meet wilde zien komen in Nîmes, en dat was moeilijk en makkelijk tegelijk. Iedereen die al op het podium had gestaan met een bloemekee viel af, want je wil toch een béétje aan herverdeling doen. Maar intussen was Thomas Gachignard in z’n eentje ontsnapt en voorop gaan rijden om eens naar het thuisfront te wuiven. Gachignard had nog nooit een koers gewonnen en er is echt waar weinjg mooier dan een coureur die voor het eerst een koers wint, dus ik duimde voor Gachignard, al was het maar omdat hij het probeerde en uiteindelijk bestaat het leven voor 75 % uit proberen en abstractie maken van de buitenproportionele kans op falen. Dat hij zou falen was helaas evident. Laatste sprintkansen komen immers sprinters toe en zo geschiedde. Jasper Philipsen pakte z’n derde zege na een moeizame start en Biniam Girmay smakte ongelukkig tegen het asfalt. Laat Bini in vredesnaam Nice halen zonder te veel kwetsuren en in een bosgroene trui.

dinsdag 16 juli 2024

TdF2024: Plan

 

De Tour heeft geen plaats voor wanhoop. Wie niet gelooft dat elke dag een dienblad vol nieuwe kansen serveert gaat beter naar huis. Het doet er niet toe dat alles, van voorbeschouwing tot statistiek, op het tegendeel wijst; overtuiging is een plicht.

Er zijn twee manieren om de Tour te winnen. De eerste is de minst waarschijnlijke en vereist dat je veruit de beste bent. De tweede vraagt om religieuze overtuiging, een goed plan en een genereuze portie geluk. Jammer genoeg draagt de tweede manier ook een onprettige dosis risico in zich. Als het plan mislukt kan je gevaarlijk diep vallen.

Veel bezorgde gezichten aan de start in Loudenvielle. Dat het een eindeloze en slopende dag zou worden, vertelde het etappeprofiel. Meteen omhoog van bij de start, de Peyresourde op; daarna over de gevreesde Col de Menté en de beruchte Portet-d’Aspet, vervolgens de Col d’Agnes en de Port de Lers verteren en finishen op Plateau de Beille. Een parcours dat enkel bedacht kan worden door een dronken despoot of iemand die een hartgrondige hekel heeft aan wielrenners. Mijn koersherinneringen aan Plateau de Beille zijn enigszins beladen, gezien de namen achter de beste tijden op deze klim. De KOM stond nog steeds op naam van Marco Pantani, een record waarvan ik stiekem hoopte dat niemand het zou breken omdat dat zorgwekkend zou zijn.

Wij keken wat meewarig naar de kloeke kopgroep, die van bij aanvang tot mislukken was gedoemd, een rode draad door deze Tour, die vluchters geen kruimel gunt.

In ieder geval was er een plan bij de partij onder druk, verbluffend in zijn eenvoud: knoerthard in formatie omhoog rijden tot er bijna niemand meer over was en zodoende de tegenstander uitputten en isoleren. Geraffineerder dan dat was het niet. Het soort plan dat als een voetzoeker in je gezicht kan ontploffen en je eventueel een oog of een oor kost. Maar meer opties lagen er niet voor het grijpen en een mens moet het doen met het gereedschap dat voorhanden is. Ik wist eigenlijk al hoe het zou aflopen, maar kon enkel bewonderend fluiten voor zoveel naakte moed en voor de krachtdemonstratie van Matteo Jorgenson, die met z’n mond wijd open een uitgedund elitegroepje voorwaarts sleurde aan een onverbiddellijk tempo.

En toen waren ze nog met twee. Tot elkaar veroordeeld als peper en zout. Elkaar vrezend en verwensend. In mijn hoofd speelde iemand een dreigende soundtrack op een vals gestemde viool en nog voor de laatste schelle noot was weggedeemsterd was het allemaal voorbij en had Tadej Pogacar zijn rivaal achtergelaten. Al het gereedschap uit de alaambak was gebruikt, alle truken van de foor uitgeprobeerd, maar hij bleek niet te breken. Deze keer niet. Ook de vurigste overtuiging kent haar limieten.

TdF2024: Revanche

 Terwijl de Tour zich plechtig opwarmde voor de eerste serieuze cols van het jaar, toch het soort feestelijk feit waar ik steevast naar uitkijk, werd ik helaas deels verhinderd. Het vrouwenpeloton rijdt namelijk haar Giro d’Italia tijdens de Tour de France en in Italië stond de koninginnenetappe op het menu. Veel krijgen de fans van die Giro niet te zien, en ik druk me voorzichtig uit, maar freaks met een Eurosport abonnement kunnen goddank elke dag de laatste 50 km bekijken. Terwijl de mannen de Pyreneeën aansneden reden de vrouwen in de hete Apennijnen over de Passo Lanciano richting Blockhaus. In de kopgroep: Lotte Kopecky in de rode puntentrui, tweede in het eindklassement op drie seconden van Elisa Longo Borghini. Drie luttele seconden waarvan er na een bloedstollende finale nog eentje overblijft. Het zou dus zomaar kunnen dat wij morgen voor de eerste keer in de geschiedenis een Belgische Girowinnares krijgen, zij het zonder dat u haar kan zien winnen of vieren.

Terwijl ik nagelbijtend naar de bikkelende vrouwen keek waren drie renners uit de Tour gestapt. Ik vroeg me af waarom ze überhaupt waren gestart. Hoe komt iemand op het idee om een zieke of ernstig gekwetste renner op z’n fiets te zetten met twee loodzware bergetappes in het verschiet? Tussen heroïek en dwaasheid ligt soms een potloodlijntje van niks. In een seconde ben je eroverheen gestapt. Amaury Capiot, de eerste van de drie opgevers, wankelde al meteen na de start en reed nog even in tranen verder, een jammerlijk zicht dat we allemaal van mijlenver hadden zien aankomen na zijn dramatische crash, en dat ons en hem bespaard had mogen blijven. De andere twee hadden covid te pakken en hadden blijkbaar verwacht daar weinig tot geen hinder van te ondervinden. 

Los daarvan had ik erg weinig gemist. De suspense bleef immers tergend lang uit, zoals dat wel vaker gaat in de bergen, alsof de protagonisten liefst wachten met zich profileren en ageren tot de lucht ijl genoeg wordt. 

Waar ik het meest van houd tijdens klimetappes zijn de ogen van de renners, wat dieper in de oogkassen, wat leger dan op het vlakke, en schijnbaar star naar binnen gekeerd. Niemand praat nog want daar heb je zuurstof voor nodig die een klimmer doorgaans niet over heeft. Niet dat iemand hen zou horen langs de wall of sound van een opgezweept publiek. Berglucht is gezond, tot op zekere hoogte, maar doet gekke dingen met de mensen.

En dan, na uren vol verwachting was het zover: het uitsturen van de adjudant, de voorspelde aanval, het driftig wegscheuren van een opgedreven motor, het verschil dat in geen tijd een kloof werd. Ijskoud opgediende revanche op een bedje van zeldzaam talent. Op sommige feiten valt niet te anticiperen. Je kan ze enkel lijdzaam ondergaan.

Twee minuten scheiden Jonas Vingegaard van Tadej Pogacar, met nog zeven etappes te gaan. Te beginnen met een brutale rit naar Plateau de Beille. 

TdF2024: Pau

 Jasper Philipsen heeft zijn tweede etappezege in Tour de France | Het Parool

Al voor de 75ste keer deed de Tourkaravaan Pau aan, een stad met meer historie dan pretentie. Tot WOI was Pau een mondain kuuroord voor welstellende Britten, maar de villa’s in Engelse stijl zouden plaats ruimen voor hoogbouw en veel charme wegschuren, maar de ideale ligging aan de rand van de Pyreneeën maakte van de stad een blijver in het Tourparcours. Landgenoot Eddy Pauwels, een begenadigd klimmer,  won er twee van zijn vier Touretappes, in 1961 en 1962. Mijn meest recente en levendige herinnering aan Pau is er geen om te koesteren. De tijdrit in de Tour van 2019, het dijbeen van Wout dat aan een nadarhek bleef haken, de schreeuw, het bloed, de consternatie. Koersgeschiedenis bestaat dan ook voor de helft uit malheuren.

Deze keer werd er niet geklommen, noch tegen de klok gereden. Niet dat dat de rit vereenvoudigde of lichter verteerbaar maakte. Wie logisch nadenkt en geen weet heeft van de waanzin die de wielrennerij beheerst zou verwachten dat wielrenners zichzelf wat respijt gunnen vlak voor ze de Pyreneeën ingaan en aan het eind van twee dolle weken, maar niets daarvan. Alle remmen los van bij de start en chaos alom.

Wie niet meer meedeed was Primoz Roglic, voor de zoveelste keer onfortuinlijk door de lucht gekatapulteerd en tegen het asfalt geland, en zodoende te zwaar gehavend om de strijd verder te zetten. Wie bijgelovig is vermoedt al langer dat de Tour en Primoz een vervloekte combinatie vormen. Ooit, in een ver vorig leven, moet Primoz de toorn van de wielergoden over zich heen hebben geroepen. Had hij de parcoursbouwer een klaphark of de Tourorganisator een egocentrische vrek genoemd? Had hij per abuis een Franse chouchou uit het klassement of van de weg gereden? Zelfs de harde kop van Primoz Roglic bleek niet van staal. Een onnozele en perfect vermijdbare tuimelperte tegen een geniepige brok verkeersmeubilair stuurde Primoz voortijdig naar huis.

Organisator ASO stak geenszins de hand in eigen boezem. Ongelukken gebeuren nu eenmaal. Dat zij die wegverhoging beter hadden kunnen aanduiden was niet meer dan ‘een visie’ en allesbehalve een feit. En wisten wij zeurpieten wel wat dat allemaal kost, zo’n stuk verkeersmeubilair weghalen? En beseften wij, onwetende dwazen, wel dat de Franse wegen hélemaal anders zijn dan de Belgische, waardoor beproefde oplossingen, bovendien gratis aangeboden, niet aan de orde zijn? Mijn brein knetterde van zoveel stellige onzin, maar de koers vroeg goddank om mijn aandacht, zodat ik me ook niet meer druk hoefde te maken over het dagelijkse en achterhaalde gejeremieer omtrent de diskwalificatie van rücksichtloze sprinters, dat perfect illustreerde waarom wielrennen de gevaarlijkste sport ter wereld is en nog lang zal blijven.

Terug naar Pau, want daar waren we bijna. En ze reden als gekken alsof er in Pau veel meer lag dan een streep, en de zenuwen gierden en de banden zwiepten en ik kon alleen maar bidden dat iedereen rechtop zou blijven - wat uiteraard te veel gevraagd was - en in stilte bidden om een louterende uitkomst, noem het desnoods karma, want vroeg of laat moet het lot toch iets teruggeven van wat het gestolen heeft van een coureur.

Maar een mens krijgt hoogst zelden wat hij verdient.

TdF2024: Zelfbedrog

 Pello Bilbao abandons 2024 Tour de France on stage 12 as Matej Mohoric  denies rumours of Covid running rampant within Bahrain - Victorious |  CyclingUpToDate.com

Elke grote ronde heeft een medisch bulletin dat uit meer bestaat dan schaafwonden en botbreuken. Wielrenners zijn net als alle duursporters bovengemiddeld vatbaar voor virussen allerhande. Zo gaat dat als je al te lang en te vaak de grens van de uitputting opzoekt en je vetpercentage hooguit 7 % bedraagt. 

Ergens ter hoogte van toerististische trekpleister Rocamadour stapte Pello Bilbao met zichtbare tegenzin in een auto. Je zag hem twijfelen over zijn beslissing, zich afvragen of het wel de juiste was. Alsof beslissingen zich niet pas achteraf laten evalueren. Pello had geen oog voor de idyllische omgeving, noch voor het stadje dat vanop een rots dramatisch boven het kalksteenplateau Causse de Gramat uitkijkt. Rocamadour ontleende z’n naam aan de heilige Saint Amadour, wiens lichaam compleet intact werd gevonden in een bergwand. De dode heilige werd bewaard in een kapel in de hoop dat hij daar zou verrijzen, maar dat kwam er nooit van. Van een ander lokaal boegbeeld, de Zwarte Madonna van Rocamadour, werd lang geloofd dat ze voor wonderlijke genezingen zou zorgen. 

Wie ziek wordt in de Tour rekent net zo goed op wonderen en sleurt zich tegen wil en dank door de dagen, over bulten en bergen, alsof het ploeteren de kwaal vanzelf zal genezen. Maar zelfbedrog komt altijd uit. Nog voor Pello was ook Fabio Jakobsen gelaten van z’n fiets en in de ploegwagen gestapt. De bergen van het Massif Central hadden zijn laatste restje moed verbrijzeld, en een wielrenner zonder moed is als een fiets zonder stuur. 

Het is niet duidelijk waarom de ene rondtrapt alsof elke dag een onvergetelijk feest is, terwijl de andere elke etappe als een kolossaal en onoverkomelijk obstakel voor zich ziet opduiken. We praten veelvuldig en uitvoerig over de benen van een renner. Goeie benen, slechte benen; zware benen; wonderbenen of helemaal geen benen. Een coureur die zegt dat hij de benen niet had maakt dankbaar gebruik van de meest nietszeggende uitdrukking uit het koersjargon. Wat in zijn hoofd gebeurt is immers te ingewikkeld voor woorden en vraagt om schakeringen en formuleringen waar je een lange adem voor nodig hebt, adem die ontbreekt wanneer je er te hard op hebt getrapt.

In de ogen van een renner die opgeeft valt een dik boek te lezen, over de lange en moeizame weg die naar dit ene dode punt heeft geleid; een boek met een verhaallijn die zonder plot valt, alsof de auteur plots geen zin of inspiratie meer had. Zijn ogen kijken niet, maar staren de leegte in, ver voorbij de weg, de auto, de slordig geparkeerde fiets en het meelevende gezicht van de soigneur. Maar de meeste coureurs geven niet op. Zelfs niet wanneer dat logisch, begrijpelijk en zelfs wenselijk zou zijn. Ze staan weer recht, vegen het bloed weg en trekken hun gescheurde truitje recht; ze bijten zo hard als ze kunnen op al hun tanden tegelijk en glimlachen naar de camera als volleerde zelfbegoochelaars. Ze zijn banger van de angst dan van het gevaar, en wanneer ze bang zijn kijken ze hun angst dreigend in de ogen om er zo hard mogelijk naartoe te rijden, als in een intimiderend en bezwerend ritueel. 

TdF2024: Stormschade

 Jonas Vingegaard remporte la onzième étape du Tour de France 2024 au terme  d'un duel épique face à Tadej Pogacar (VIDÉO) - L'Avenir

Wie niet beter wist dacht dat de Tour beslist werd op dag 11 met nog tientallen kanshebbers voor de eindzege. Alsof het pelotonconclaaf besloten had dat de kijker compensatie verdiende voor het slaapverwekkende schouwspel van de dag voordien. Het is een mythe dat je energie kan sparen om wat later genereus te verkwisten. Het zou erg fijn zijn als het wél zo werkte, maar tot het zo ver is doen wielrenners koppig alsof.

Bijna iedereen wilde in de aanval, en wel onmiddellijk. Het eerste koersuur was één grote flipperkast waar je oogkramp van kreeg. Na 47 wilde ontsnappingspogingen raakte dan toch een kloek groepje weg, maar niemand gaf hen een schijn van kans, hoe fluks en gezwind ze ook ronddraaiden. De geelgehelmde formatie aan de kop van het peloton maakte snel duidelijk wat de bedoeling was van deze dag. Illusies bleven best netjes opgevouwen in de achterzakjes.

Nochtans stond er geen enkele hoge of erg lange col op de planning. Wel een ontmoedigende reeks korte en venijnige klimmetjes door het Centraal Massief. Op één van die cols had de halve bevolking van de Cantal zich verzameld om hun local hero Romain Bardet op te wachten en uit te wuiven in zijn allerlaatste Tour de France. Een ererondje waar Romain zichtbaar blij de tijd voor nam, voor zover je blij kan zijn wanneer je een halve dag achter de feiten aan fietst.

Sommige Touretappes ontwikkelen zich zoals de uren voor een aangekondigde zware storm. Iedereen haast zich om de tuinmeubels binnen te zetten. Al wat los hangt of staat wordt angstvallig opgeborgen, vastgetimmerd en dichtgevouwen. Poorten, ramen en deuren gaan hermetisch toe. Maar ondanks alle voorzorgsmaatregelen waait het dak van het huis er valt de kastanjeboom op het tuinhuis van de buren. Stormschade kan je beperken, maar niet vermijden. Pas wanneer de wind is gaan liggen kunnen we de schade opnemen. Wat is onherstelbaar beschadigd en wat valt er nog te repareren?

Het schadespoor van de gele wervelstorm vertoonde een grillig patroon. Niet onder de slachtoffers: Jonas Vingegaard, de meest onverstoorbare en weerbarstige stijfkop van deze Tour. Schijnbaar teruggeslagen door een semi-verwoestende aanval, maar geen moment ontmoedigd. Gestaag knokte Vingegaard zich een weg terug naar voren, waar zijn rivaal hem al lang niet meer verwachtte. In de blik van Tadej Pogacar viel geen glorie en victorie, maar verbijstering en frustratie te lezen. Hoe was dit mogelijk? Waar kwam die Deense schaduw plots weer vandaan? Had hij hiervoor z’n hele ploeg opgerookt? Was dit het povere resultaat van een hele dag controleren en intimideren? 

Ik begreep hem. Als wij iets niet hadden voorspeld, dan wel dat een aanval van de beste wielrenner ter wereld op zijn eigen lievelingsterrein gecounterd kon worden. Laat staan dat die actie zou resulteren in een fotofinishsprint tussen twee ex-Tourwinnaars. Al helemaal niet dat die sprint gewonnen zou worden door de minst explosieve en favoriete van de twee. Het grootste slachtoffer van de stormschade is misschien wel de moraal van Tadej Pogacar zelf.

TdF: Ballen

 Jonas Vingegaard on the TdF Gravel Stage Amid Setbacks

Broeierige, maar geschiedenisloze dagen zijn bij uitstek geschikt voor reflectie. Het peloton kabbelt als een beekje door het landschap. Straks wordt het onrustig, maar nu nog niet. Er valt alleen maar terug te blikkken, naar surprises, sprookjes en schermutselingen. Vooral die laatste houden wielerfans bezig wanneer er niets te melden valt. Want sinds de ophefmakende stofetappe van zondag is het vuur aan de lont. De nummers 1 en 2 in het klassement waren niet te spreken over de nummer 3, tweevoudig Tourwinnaar Jonas Vingegaard, en dat mocht iedereen weten. Van zodra een renner z’n persoonlijke frustratie uit over deze of gene concurrent springt iedereen op de kwestie als een groepje kleuters op een snoeptaart. Achteraf, toen het verstand weer de overhand nam, werd grif toegegeven dat Vingegaard eigenlijk wel verstandig was geweest, maar toen was het natuurlijk al te laat en viel het onnozele macho-discours over “grote ballen” niet meer te ontwijken.

Sinds de spichtige Deen z’n eerste Tour won is hij onderwerp van debat. Niet omdat hij andere renners in de hekken drumt, concurrenten uitscheldt of een grote bek opzet, maar om alles wat hij niet is: niet flamboyant, niet expressief, niet onbesuisd, noch gretig in de aanval. En daarom “saai”, “kleurloos” en zelfs “laf” bevonden. Het is wonderlijk wat mensen allemaal durven zeggen en schrijven over mensen die ze niet kennen, laat staan over iemand die drie maanden geleden dacht dat hij doodging terwijl hij voor de tweede keer vader zou worden, en die het lef heeft om een gewaagde gooi te doen naar een derde Tourzege waar niemand in geloofde, nadat het leek alsof hij nooit meer zou meedoen voor de prijzen. 

Gelukkig geven introverte mensen weinig om populariteit. Ze hebben hooguit last van misverstanden. Dat ze verlegen zouden zijn, terwijl ze hooguit meer naar binnen gekeerd zijn en geen aandacht zoeken. Dat ze geen persoonlijkheid zouden hebben terwijl ze nadenken voor ze iets zeggen. Dat ze mak en gedwee zouden zijn, terwijl ze vooral goed kunnen luisteren. Dat ze saai zouden zijn, terwijl ze zich net overgeven aan datgene waarmee ze bezig zijn. Dat ze kil en berekend zouden zijn, terwijl ze gewoon hun emoties liever voor zichzelf en hun inner circle houden. Stiekem ben ik een beetje jaloers op introverte mensen; op hun gave om prioriteiten te stellen, energie te doseren en randzaken te negeren; op hun focus en hun complete desinteresse voor wat men van hen denkt. Bedachtzaamheid is geen eigenschap die je beter afleert, maar een zeldzame deugd in tijden waarin elke gedachte meteen moet worden geuit, elke emotie onder de schijnwerpers wordt gesleurd. 

Het is perfect legitiem om graag geëntertained te worden. Het is niet legitiem om te verwachten dat mensen je entertainen, ook niet als het wielrenners zijn. Wielrenners zijn namelijk net mensen. Ze komen in evenveel soorten als wij. Vrienden die elk feestje doen ontvlammen tot iedereen op de tafel danst zijn leuk. Maar soms heb je iemand nodig die in stilte komt helpen verhuizen na je scheiding en elke doos zorgvuldig labelt.

TdF2024: In het stof

 Jasper Stuyven in tranen na dramatische ontknoping in Troyes: "Weer  hetzelfde liedje" | WielerFlits

Gravellen is hot. Zo hot dat de ASO een graveldagje inlaste in de Tour. Voor de leken: we hebben het over fietsen op onverharde wegen. Heel leuk voor wie avontuurlijk is ingesteld. Nieuw allerminst. Het is niet omdat je iets een hippe naam geeften  er een hele cultuur aan ophangt dat het nieuw is. Trouwens, het vrouwenpeloton verteerde twee jaar geleden in hun eerste Tour de France al een reeks gravelstroken. Een experiment dat geslaagd werd bevonden. Maar hemel, wat een heisa. Naarmate de dag vorderde klonk het alsof het Tourpeloton door brandende hoepels en kolkende lava moest fietsen. Zoals dat gaat bij nieuwigheden werden voor- en tegenstanders van het onverharde werk uitgebreid bevraagd naar hun bezwaren en argumenten. Niemand zei dat het vooral veel te veel werk was. Ploegen hadden immers al hun werknemers, vrijwilligers en de broers, zussen en vrienden van de vrijwilligers opgetrommeld om langs de kant van de weg te staan met reservewielen en bevoorrading. De planners en fixers hadden er doorwaakte nachten met hooguit drie uur slaap opzitten en dan nog was niemand er gerust in.

Wieleranalysten zijn geboren onheilsprofeten. Wat fout kan gaan zal in hun doorgewinterde verbeelding vrijwel zeker fout gaan. Dat is niet onlogisch vermits er in geen enkele andere sport zo veel fout gaat, het meest ondenkbare eerst. Zelfs de meest stoïcijnse coureur werd licht zenuwachtig van het opbod aan waarschuwingen. Niet dat de profeten helemaal ongelijk hadden. Half koers was ik de tel van de lekke banden al kwijt en van zodra ik drie minuten het scherm verliet begreep ik niets meer van de situatie. Het regende demarrages, mechanische akkefietjes en stof. Maar oh wat was het entertainend. Al het gepruttel en gemopper was weinig meer dan muzak in de achtergrond van de heerlijkste Touretappe van de eerste negen dagen. Ik had geen tijd om naar de wc te gaan. Jonas Vingegaard had geen tijd om de fiets van Jan Tratnik, waar hij na pech op verder moest, weer in te ruilen voor een passender exemplaar. Remco had geen tijd om rustig te blijven. Europees kampioen gravel Jasper Stuyven had geen tijd om zich af te vragen wie zijn gravelfeestje zou verpesten. Tadej Pogacar had geen tijd om te wachten op eender wie en wie goed luisterde hoorde tanden en kiezen breken in zijn achtervolging. En stof, verblindende wolken stof, overal stof.

Geen van de vier toppers kraakte in de chaos. Gelukkig luisteren renners niet naar commentatoren. Alle verwoede pogingen van de man in het geel bleken uiteindelijk voor niets. Helemaal vooraan knokte Jasper nog moederziel alleen tegen al de rest, z’n mond open, z’n tong op z’n pedalen. Maar het mocht niet zijn. Terwijl Jasper net voor de meet zonder compassie werd gegrepen hoorde ik mijn hart heel stil krak fluisteren. Wat een onverbiddelijke sport. Soms komen rustdagen maar net op tijd, niet alleen voor de renners, maar ook voor de kijkers.

TdF2024: Eeuwig leven

 I've never had as much power in four hours before' - Meet Jonas Abrahamsen,  the Tour de France's breakaway star | Cycling Weekly

Elke Tour krijgt z’n eigen publieksheld, het soort renner die niet meedoet in de strijd om de toptien, maar van aanvallen een doel op zich heeft gemaakt; een jeugdige Don Quijote op twee wielen die de orde verstoort en de wetten tart.

Jonas Abrahamsen speelt die rol overtuigend en met verve. In een etappe die tromroffelend werd aangekondigd als eentje die van bij de start hartstochtelijk zou worden bevochten, sloop Jonas er meteen vandoor. Wat verraste was niet zijn gevleugelde ontsnapping in het middeleeuwse Semur-en-Auxois, maar het feit dat de rest zonder veel tegenspartelen liet gaan, alsof de Noors jeune premier zich gedwee zou laten vangen. Daarvoor had hij zich niet in die bollenoutfit gehesen: bollentrui, bollenbroek, bollensokken, bollenhelm, bollenlogo op z’n fiets en zelfs een bollenbril, zodat er geen enkel twijfel kon bestaan over wie de rechtmatige eigenaar van de bergtrui was. Het parcours voorspelde nochtans dat de dappere rebel het niet zou halen. Even voorbij de start ligt Alise-Sainte-Reine, waar de Romeinen in 52 voor Christus de dappere Galliërs in de pan hakten. Geen goed voorteken.

Het kostte het peloton bijna een complete etappe over golvend en uitdagend terrein om die gekke Abrahamsen tot de orde te roepen.

Terwijl Jonas vastberaden vooruit snelde en het peloton sakkerend op hem jaagde werd het even stil in het commentaarhok. Er was slecht nieuws uit de Ronde van Oostenrijk: Andre Drege, een andere aanvalslustige Noor, mee in de kopgroep van de dag, was zwaar gevallen in de afdaling van de Grossglockner en overleefde de crash niet. Een half uur eerder hielden Renaat en José nog stiekem hout vast nadat ze luidop hadden vastgesteld dat we tot nader order een opmerkelijk veilige Tour hadden gezien. Terwijl zijn ploegleider Jonas Abrahamsen vooruit schreeuwde moest een andere ploegleider duizend km verder de ouders van hun jonge renner het meest ondraaglijke nieuws brengen. Alweer een naam die voor altijd een belofte blijft.

Vaker dan mij lief is vraag ik me af hoe de renners die hun passie overleven gewoon verder durven rijden, over natte en gladde wegen; wegen vol smerig straatmeubilair, lompe betonplaten en eigenzinnige boomwortels; wegen waar dronken mensen staan en zitten en liggen en soms onverstoorbaar lopen; wegen die dalen als glijbanen of skipistes, zonder vangnet in de bochten. Altijd maar verder, naar die witte streep, alsof daar het eeuwige leven voor het grijpen ligt , erwijl niets minder eeuwig is dan het leven van een coureur.

De renner die daaraan denkt stapt voor altijd af. Natuurlijk stapte niemand af. Natuurlijk vochten ze om als eerste over de streep te komen. En morgen doen ze het opnieuw. En dan opnieuw. 

TdF2024: Klokvast

 HERBELEEF. Remco Evenepoel zet tijdrit op magistrale wijze op zijn naam en  neemt twaalf seconden terug op Tadej Pogacar | Het Belang van Limburg Mobile

De individuele tijdrit werd pas in 1934 geïntroduceerd in de Tour de France, ruim dertig jaar na de alleerste editie. Die tijdrit werd gewonnen door Antonin Magne, niet toevallig ook eindwinnaar van het klassement. Magne reed gemiddeld 35,507 km per uur en legde de 90 km af in twee uur, 32 min en 0,5 seconden, ruim een minuut sneller dan Roger Lapébie. Cijfers die we vandaag belachelijk zouden noemen, ware het niet dat de vergelijking volstrekt niet opgaat.

De nieuwlichterij gaf wel meteen zijn potentieel prijs: favorieten konden elkaar een beslissende lel uitdelen in hun individuele race tegen de klok. Meer zelfs: coureurs die excelleerden in het tijdrijden konden vanaf dan een Tour winnen zonder per se de allerbeste klimmer te zijn, een revolutionaire omwenteling die ons legendarische Tourwinnaars als Jacques Anquetil en Miguel Indurain hebben opgeleverd. Zonder tijdrit waren ons ook huiveringwekkende ontknopingen als in 1989 of 2020 onthouden.

De allerlangste tijdrit in de Tourgeschiedenis bedroeg 139 km en werd in 1947 gewonnen door onze landgenoot Raymond Impanis, aka ‘het bakkertje van Berg’.  Zo lang als in ’47 werden de tijdritten nooit meer, maar afstanden tot 80 km bleven lang de norm. Tot ene Miguel Indurain zich aan het begin van de jaren negentig zo bedreven toonde in de ITT dat er gemor van kwam, zowel van de concurrentie als van de kijkers. Niemand wilde naar een Tour kijken die na één dag al was beslecht omdat een Spaanse reus al de rest op minuten reed. Na het Armstrong-tijdperk ging het aantal tijdritkilometers gestaag, maar drastisch naar beneden.

Niet dat de discipline aan belang heeft ingeboet: windtunnels, paceplannen, aerosuits, aerobars, disc wielen en waanzinnige helmen hebben van tijdritten rijdende innovatie-exposities gemaakt. Geen moeite of kost is te veel om renners een halve seconde sneller door de wind te helpen klieven dan de minder geïnnoveerde tegenstander. Al die snufjes en marginal gains doen mij soms nostalgisch terugverlangen naar het bebloede schuurpapiertje op het zadel van Tony Martin. Maar Tony komt nooit meer terug en we moeten nu eenmaal vooruit, altijd vooruit.

25,3 km moesten de renners wegstampen tussen Nuits-Saint-Georges en Gevrey-Chambertin. Een ritje van niks. Van Sint-Amandsberg naar Zaffelare en terug. Julien Bernard had tijd om zijn vrouw te kussen en wat kennissen te begroeten. Als je niets te winnen of te verliezen hebt valt zo’n tijdrit best mee. Als recensent van je conditie is ze dan weer meedogenloos. Het gezicht van Wout van Aert vertelde wat we stiekem al wisten: dat zijn weg naar Parijs nog ver is. Niets stelt een topsporter zo gemeen teleur als z’n eigen beproefde lichaam.

Wel op schema om een flard geschiedenis te schrijven: de ket uit Schepdaal, raketgewijs van het startpodium geknald en enkel kortstondig opgehouden door een weerspannige derailleur. Het was voorspeld, aangekondigd, gepronostikeerd en maximaal gejinxed, maar hij deed het toch: sneller dan de verzamelde wereldtop naar de meet rollen alsof hij van Sint-Amandsberg naar Zaffelare en terug fietste op een mooie zomerdag. 

Ik moet dringend nog eens naar Zaffelare fietsen.

TdF2024: Debuut

 You have to take risks" - Arnaud De Lie impresses in first ever Tour de  France bunch sprint amidst Dylan Groenewegen's frustrations |  CyclingUpToDate.com

Voor 45 renners is dit hun allereerste Tour de France. De meesten van hen gingen nog nooit van start in de Tour omdat ze piepjong zijn. Anderen werden dan weer nooit eerder goed of weerbaar genoeg bevonden om deel te nemen. Mogen starten in een drieweekse helletocht wordt gek genoeg niet als een straf, maar als een eer beschouwd. Elk jaar, wanneer de Tourploegen bekend worden gemaakt, tonen renners die de selectie niet haalden hun bittere ontgoocheling. Pruilend als een peuter die geen raketijsje kreeg staan ze de pers te woord, vol onbegrip over het stuitende onrecht dat hen is aangedaan. Hoe ze er alles voor gedaan hebben, hoe hard ze hebben getraind, hoe onbegrijpelijk het is dat men niet inziet welke onbetaalbare meerwaarde zij voor de ploeg zouden betekenen in Frankrijk, ook al wijzen alle statistieken op het tegendeel.

De gretigheid van coureurs om deel te nemen aan de Tour staat in amusant contrast met hun grauwe en vertrokken gezichten aan het einde van de tweede week, wanneer twijfels rijzen als brooddeeg. Wat doe ik hier? Hoe overleef ik dit? Wanneer mag ik naar huis? Weinig tot geen grauwe gezichten aan de start van etappe 6, met een bescheiden koffieritje op het programma. Daar leken we immers op af te stevenen, althans op papier. Etappeprofielen zijn geniepige bedriegers. Halverwege de rit scheurde de wind en de ploeg van Jonas Vingegaard het peloton brutaal in twee. De wind is de dierbaarste bondgenoot die een verveelde koerskijker zich kan wensen. Kinderen, dieren en wielrenners worden onrustig en onvoorspelbaar wanneer de wind opsteekt, alsof de bedrading in hun hersenen kortsluiting maakt en hen aanzet tot wilde acties en onberekenbaar gedrag. Maar ach, het mocht niet zijn. De wind liet zich beteugelen en de hele zwik smolt weer veilig samen. Wat overbleef van het hoopgevende waaieralarm was nodeloze chaos, zenuwachtig gedoe en het prikkelende besef dat de ploeg van de geletruidrager fragieler dan wenselijk bleek op het vlakke. Op naar Dijon met een voltallig peloton, wild schuddend met de kop, spartelend met de staart.

De Nederlandse kampioen, de man met de mafste bril in het hele peloton, won eindelijk z’n driftig nagezeten rit en klopte Jasper Philipsen, die na twee gemiste kansen en evenveel bedenkelijke sprintmoves ongedurig leek te worden. Allemaal des mensen, maar de deur dichtkwakken voor Wout van Aert, die dan maar wijselijk inhield, leek niet de indrukwekkendste manier om op het podium te geraken. Voor een keertje hadden ze bij  de UCI geen andere en betere dingen te doen dan hun eigen reglement handhaven. Jasper werd gedeclasseerd. Streng, maar rechtvaardig.

Op de zesde plaats strandde een debutant uit eigen land die zich elke dag opperbest lijkt te vermaken en alles neemt zoals het komt. Dat hij blij was met z’n zesde plaats, zei Arnaud De Lie breed glimlachend als een kind in de Efteling. Als alles nieuw en spannend is, dan schijnt de zon altijd.

TdF2024: Record

 Van Châteauroux tot Saint-Vulbas: de 35 Tourzeges van Mark Cavendish in  beeld | sporza

Er zijn mensen die naar De Tour kijken voor de landschappen. Op druilerige dagen als deze zou ik kijken voor het weer, maar dat viel tegen. In startplaats Saint-Jean-de-Maurienne bleek de lucht al even grauw als hier en haalden de dagtemperaturen met moeite 19°C.  Van een kansrijke vroege vlucht moest het vertier ook al niet komen, want de twee dappere zielen die weg geraakten wisten zelf dat ze aan een uitzichtloos avontuur waren begonnen. Van Mattéo Vercher had ik hooguit eens zijdelings gehoord, wat op zich niet zo gek is vermits Mattéo nog nooit een koers heeft gewonnen. Zijn reisgezel Clément Russo - die eigenlijk wilde crossen, maar niet naar de lage landen wilde verhuizen - kan net iets betere wegstatistieken voorleggen en won in 2019 stoemelings de driedaagse Vuelta Ciclista Comunidad de Madrid door twee keer derde en een keer zesde te finishen. Zo zie je maar dat een mens soms gewoon geluk moet hebben. Het mooiste van zo’n duovlucht is dat er onderweg al eens vriendschappen of vetes voor het leven worden gesmeed. Ik vroeg me af waar Clément en Mattéo het over hadden tijdens hun ritje. Koetjes, kalfjes, voetbal, de kinderen, het weer of de dreigende teloorgang van de democratische rechtsstaat Frankrijk?

Trouwens echt een mooie streek, de Maurienne-vallei en de Savoie. Perfect voor een fietsvakantie. Alleen jammer van al die verkeerseilanden. Zit je net zo lekker in te dommelen in het peloton en lap, duikt daar zo’n onding op, dat ei zo na de geletruidrager tegen de vlakte deed gaan en het verloop van deze Tour in de war had kunnen sturen. Alsof er niet al ruim zeven jaar een Boplan race pillar bestaat, alsof werkelijk niemand bij de ASO op het idee kwam om daar desnoods een fatsoenlijk en goed zichtbaar bord op een paal neer te planten in plaats van een knullig bordje op de grond dat niemand ziet in een dichtbevolkt peloton. Intussen regende het in de regio van Saint-Vulbas, waar de eindstreep was gekalkt, een vaststelling die bijkomend belang kreeg in het licht van de bizarre beslissing om die streep niet gewoon wijselijk op de twee kilometer lange rechte weg te leggen, maar na een bocht. De hardleersheid van sommige koersorganisatoren is bij momenten onverdraaglijk en wordt ronduit hemeltergend wanneer het de grootste en belangrijkste wedstrijd van het jaar betreft.

Maar terug naar de kern van de zaak en de onvermijdelijke morsige sprint: wees geprezen wielergoden altegaar, want ein-de-lijk pakte Mark Cavendish de gouden graal, die koppig nagejaagde 35ste Tourzege, en ik was bijna even blij als hij, al was het om volstrekt andere redenen. Ook een steengoed verhaal heeft een houdbaarheidsdatum. En toch: dat een 39-jarige veteraan met een biografie als een filmscenario het hele topsprintersgild verslaat omdat hij en z’n hele ploeg hun zinnen op die ene historische zege hebben gezet, en zich driedubbel hebben geplooid om dat ene, bij momenten schijnbaar onhaalbare doel te bereiken, dat is wat van wielrennen de allerbeste sport in de wereld maakt. 

TdF2024: Lawine

 Tadej Pogacar destroys the climbing record on Col du Galibier | Cycling  Today Official

Op dag 4 kwam de Tour eindelijk thuis in Frankrijk, waar hij hoort. Eerste pleisterplaats: de Alpen, met name de Galibier, een van de lastigste cols uit het wielererfgoedalbum. Nooit eerder ging het al zo hoog bergop in de eerste week van de Tour. De parcoursbouwers hadden er extra schik in bij het uitstippelen van deze editie.

Ik ben van mening dat er geen glorieuzer soort finish bestaat dan boven op de top van een col, voorbij het kromhout, waar de wind dreigend in je oren fluit en enkel korstmossen groeien. Maar de ASO vond het opportuun om de renners eerst nog 20 km te laten afdalen, wellicht omdat het skidorp Valloire flink wat geld uit de toerismepot wilde neertellen voor een feestelijke aankomst van het Tourcircus. Alle begrip en sympathie voor Valloire en z’n 1249 inwoners, maar ik ben nog sterker van mening dat je het gevaar niet per se moet gaan opzoeken in de gevaarlijkste sport van de wereld. Ik weet het, wie wil klimmen moet ook dalen, maar niet iedereen zweeft zwierig naar beneden als een gierzwaluw of Tom Pidcock. Maar zoals gewoonlijk had niemand mij wat gevraagd en kon ik enkel hopen op voorspoed en geluk voor iedereen die van die berg af moest op twee wielen in plaats van een paar ski’s. De file ambulances in het Baskenland staat nog al te levendig op mijn netvlies.

Alle nare herinneringen ten spijt: het mooiste aan bergetappes zijn de bergen. Zo’n berg liegt noch bedriegt. Darmproblemen, zitvlakissues, trainingsachterstand of een brakke rug wreken zich zonder genade wanneer het omhoog gaat. Als je obligate slechte dag in de bergen valt ben je gezien. Nadeel van zo’n berg is dat er andere klimatologische en meteorologische wetten gelden dan elders. Op 32 km van de meet kregen wij het onrustwekkende bericht dat er sprake was van een kleine sneeuwlawine op de weg, een mineur obstakel dat in geen tijd efficiënt werd opgeruimd.

Op 28 km van de meet reed Oier Lazkano, een Spanjaard die wij tot voor kort als een bonk van een klassieke coureur bestempelden, in z’n eentje voorop. Het was alsof hij helemaal niet bestempeld wenste te worden vooraleer hij zelf had uitgezocht wat voor renner hij eigenlijk was. Oier vocht z’n indrukwekkende gebit bloot, maar je zag van mijlenver dat het niet zou baten. Achter hem stookte Tadej Pogacar één voor één z’n superhelpers op om duidelijk te maken dat niemand zich iets gedurfds moest verbeelden. De concurrenten zagen hun eigen helpers sneller sneuvelen dan ze hadden gehoopt. Alleen Remco Evenepoel, in favorabele vorm, had toptransfer Mikel Landa nog aan z’n zijde voor wat morele steun.

En toen moest die ellendige afdaling vol gesmolten sneeuwplassen nog komen. Hoe daal je onbevreesd en onbesuisd achter een losgeslagen superheld aan met zoveel op het spel wanneer je niet zo vreselijk lang geleden gekneusd in een ravijn lag, of net bent hersteld van een klaplong en een resem breuken omdat je onderuit ging in een neerwaartse bocht? Met moed en gezond verstand, zo blijkt. Van beide zal er nog veel nodig zijn om Tadej Pogacar van een schijnbaar onvermijdelijke zege te houden. Maar Nice is nog een eeuwigheid ver.

TdF2024: Koppensnellers

Tour de France: Biniam Girmay wins stage 3 bunch sprint in Turin as Richard  Carapaz takes yellow | Cyclingnews

 Niemand heeft ooit bevredigend kunnen antwoorden op de vraag waarom parcoursbouwers sprintetappes van 230 km bedenken, maar het voordeel van dergelijke etappes is dat je ruim de tijd hebt om over deze en andere triviale kwesties na te denken.

Ik ga eerlijk zijn: ik ben niet wild van sprintetappes. Ook niet van sprinters, nu we het er toch over hebben. Ter verdediging: ik sta niet alleen met deze visie. De jonge Nys noemde zijn sprintende collega’s recent een stelletje “klootzakken”. Zo ver zou ik zelf niet durven gaan, toch niet luidop. Maar na decennia koerskijken en het aanschouwen van ontelbare kop-, schouder- en elleboogstoten, doldrieste manoeuvres en schots en scheef uitlopende sprintlijnen vind ik “klootzak” nog vriendelijk uitgedrukt. Sommige coureurs schijnen te denken dat wielrennen een contactsport is. Uiteraard zijn er uitzonderingen, omdat vrijwel elke wielerwet bevestigd wordt door de uitzonderingen erop. Zo was ik bijzonder gesteld op Andre Greipel, een van de meest aaibare teddyberen en keurigste sprinters in de wielerhistorie. Een significant aantal van zijn collega’s gedragen zich echter als koppensnellers en geven de indruk relatief weinig te geven om hun eigen leven en dat van hun concurrenten. Noem mij gerust weekhartig, maar ik vind hun waaghalzerij niet om aan te zien. Maar goed, er moet nu eenmaal nu en dan gesprint worden zoals een mens ook nu en dan z’n administratie moet doen en de koelkast moet uitsoppen.

Over geen enkele sprinter wordt deze Tour meer gepalaverd dan over Mark Cavendish, die - mocht u het niet weten (wat enkel kan betekenen dat u al jaren in een wifiloze grot leeft) - er een koppige queeste van heeft gemaakt om zijn 35ste Touretappe te winnen en aldus het zegerecord van Eddy te breken. Mocht ik een sprinter zijn, ik betaalde mijn collega’s een genereuze som om de man die ultieme zege gewoon cadeau te doen zodat Mark naar huis kan in plaats van naar de Alpen en wij eindelijk van dat gezeur af zijn.

Op dagen als deze zou de prijs van de strijdlust uitgereikt moeten worden aan de commentatoren die dit soort tergend traag voorbij tikkende namiddag van scherpzinnige duiding moeten voorzien. Rob Hatch las een Italiaans recept voor aan de Eurosportkijkers. Renaat en José beschouwden de nieuwe fietsbril van Dylan Groenewegen. Ik overwoog mijn administratie te doen of de koelkast uit te soppen, maar doodde de tijd met een zinloze twitterdiscussie over de definitie “sprinter” die uit de hand liep omdat iemand Sean Kelly een sprinter noemde. De blasfemie. Toen dat debat min of meer beslecht was waren we goddank bijna in Turijn en was het gewriemel en gewring en geval al begonnen.

Maar zelfs op dat soort beproevende dagen beloont de koers de volhardende kijker. Niet Jasper, niet Mads, niet Dylan, maar Biniam Girmay uit Eritrea pakte de eerste sprintzege van de Tour, zijn eerste Tourzege tout court, een gebeuren waarvan hij de omvang nog niet helemaal bevatte op het moment dat hij een microfoon onder z’n verbouwereerde neus kreeg geduwd. Bini had niemand geduwd en in Turijn klonken Eritrese vreugdeliederen. En zo werd het alsnog een glorieuze dag.

TdF2024: Madonna

 San Luca, Bologna

Alsof tweehonderd bloedhete kilometers van Cesenatico naar Bologna niet volstonden werd het puffende peloton op dag 2 niet één, maar twee keer de San Luca overgejaagd. Die San Luca is een klim met Denominazione di Origine Controllata e Garantita etiket. Een rotklim, kortom. Het prachtige rotding slingert venijnig omhoog naar het heiligdom van de Madonna di San Luca, van waar je een adembenemend uitzicht hebt over Bologna en omgeving. Niet dat de renners tijd hadden om kaarsen aan te steken of van het panorama te genieten. Wellicht werd er wel gebeden, tot eender welke Madonna die een potige coureur met zware benen vleugels kon geven. “Elke meter die je aflegt is een meter die je niet meer hoeft te rijden”, zo omschreef Mark Cavendish de essentie van zijn persoonlijke filosofie op folterende klimmersdagen.

Elke meter die je een groep koplopers geeft is dan weer een extra meter die je moet afleggen om ze bij de kraag te vatten. Daar leken ze bij UAE en de andere klassementsploegen volstrekt geen zin in te hebben, tegen de ronkende voorspellingen in. Op 67 km van de finish had ik al lang spijt dat ik mezelf geen koersdutje had gegund. Op ruim negen minuten van de vluchters meanderde een keuvelend en snackend peloton door Imola naar Bologna, alsof er geen punten of truien te rapen vielen. In gedachten hoorde ik parcoursbedenker Davide Cassani geïrriteerd knarsetanden. Had hij zo z’n stinkende best gedaan om voor spektakel te zorgen en dan reden die verrekte saloncoureurs rond alsof ze onderweg waren naar het terras van café ’t Verzetje.

Een heel eind achter dat lusteloze peloton ploeterde Fabio Jakobsen zich een weg omhoog alsof hij 47 kilo boodschappen op z’n bagagedrager had. De martelgang van de onfortuinlijke sprinter deed pijn aan de ogen en het hart van iedere weekhartige kijker. Hoe moest deze jongen in vredesnaam over twee dagen de Galibier over geraken? Alsof Fabio’s kruis nog niet zwaar genoeg was werd het peloton eindelijk wakker en zweepte Victor Campenaerts de troepen op. Rijkelijk laat. Te laat, zo bleek. De buit van de dag was weg.

Terwijl vooraan Kevin Vauquelin de Fransen hun tweede delirium op rij bezorgde had ene Tadej Pogacar dan toch genoeg van het getreuzel. Als door een horzel gestoken sjeesde hij weg op de San Luca, met één van zijn typerende verschroeiende demarrages die niemand volgen kon. Op één man na: de man waarvan niemand wist of hij wel in staat zou zijn om te strijden voor het geel; de man die 85 dagen niet gekoerst had; de man die op 4 april nog bewegingloos in een Baskische bocht lag. Laten wij de wielergoden danken voor het bestaan, de voorspoedige revalidatie en de deelname aan deze Tour de France van Jonas Vingegaard. En er kwam nog meer goed nieuws: Remco Evenepoel liet zich niet intimideren door de gierende banden van de twee tenoren en knokte zich dapper en slim naar de tweede stek. Na dag twee staat de top vier op precies dezelfde tijd in het klassement. Het worden 21 beklijvende dagen zeg ik u.

TdF2024: Rookgordijn

 Romain Bardet wint openingsrit van Tour de France, Van Aert eindigt derde |  De Morgen

U las het hier eerst: Harm Vanhoucke wint de Tour de France. Alle andere kandidaten zijn namelijk verhinderd door inderhaast opgelopen virussen, hardnekkige allergieën of aanslepende blessures. Niemand is top, niemand is in bloedvorm en ze hebben allemaal last van hun rhomboideus, hun trapezius of hun arteria pulmonalis. 

Weinig dingen zijn vermakelijker dan het verblindende rookgordijn waarachter wielrenners zich proberen te verschuilen aan de vooravond van de Tour de France. Het vraagt jaren ervaring en de focus van een luchtverkeersleider om de realiteit achter de strategische boodschappen te ontwaren. “Ik heb geen idee wat mijn huidige vorm is” betekent “ik ga de stenen uit de grond fietsen”. “ “Top vijf zou heel mooi zijn” is bullshits voor “ik ben hier om te winnen”. “Ik start niet in ideale omstandigheden” is zoveel als “hier met dat geel”.

Dat de vier beste ronderenners van de afgelopen jaren voor het eerst samen aan de Grand Départ staan zwengelde de rookmachine flink aan. Scherper dan een stalen sashimimes, met jukbeenderen waar je een winterjas aan kan hangen, glimlachen ze welwillend naar de camera. Slechts eentje kroonde zichzelf ongegeneerd tot topfavoriet, covid of niet. Bij elke andere coureur zouden we zulks hoogmoedig noemen, maar in het geval van Tadej Pogacar heet het droog realisme. Je kan niet de meest opzienbarende coureur van de wereld zijn en mompelen dat je mikt op een ritje of twee en Nice wil halen. Want Nice halen, dat willen ze alle 176.

Maar de Tour zou de Tour niet zijn zonder beren en schorpioenen op de weg; zonder stormen, hittegolven en hagelbuien die weerloze rennersruggen geselen; zonder toeschouwers die altijd op de verkeerde plek staan om naar de familie te wuiven en hun bacillen recht in je gezicht blazen. Zelfs een achteloos neergekwakte rugzak aan de start betekent een potentieel gevaar. Arme Jan Hirt, die nog voor de start drie halve tanden kwijt was en met een dikke bloedende lip op z’n fiets moest kruipen. 

Soms komt het gevaar niet van buitenaf, maar zit in het vanbinnen, in je eigen ingewanden. Zelfs een strak getraind topatletenlichaam valt voor geen haar te vertrouwen. Arme Mark Cavendish, kotsend en zwalpend aan zijn zoveelste laatste Tour begonnen zoals een junkie aan z’n  laatste shot, een kruisweg die na 1 statie al voorbij leek. De belangrijkste vraag van dag 1 was evenwel welke wrede onverlaat het een puik plan had gevonden om van etappe 1 een soort dubbele Ardennenklassieker te maken, bij temperaturen rond de 34 graden. Na 130 km was er al een half peloton naar de filistijnen gereden. Bij de overlevers: Romain Bardet, een lieverd van een pensionaris in spe die er dapper van onder muisde, voorin de meest dienstbare derny vond en Frankrijk deed dromen, stressen en zweven.

Ach, in een jaar vol desastreuze crashes kijkt een koersfan anders naar het meest geschifte wielercircus van het jaar. Met evenveel angst als hoop, met meer bedenkingen dan vertrouwen. Laat ze elkaar bekampen alsof hun leven ervan afhangt, maar laat hun leven er in vredesnaam niet van afhangen.