De coureur, ge kunt gij daar niet aan uit. Dagenlang zeuren dat er te weinig kansen zijn voor vluchters, en van zodra er zich een mogelijkheid aandient doodleuk achteroverleunen en vriendelijk bedanken met een air van “ja nu hoeft het ook niet meer”. Ach, ik snapte ze wel, die arme renners. Met 5 destructieve dagen in het vooruitzicht heeft een mens doorgaans weinig goesting om zot te doen.
De wind had er ook al geen zin in, dus mijn gedachten dwaalden af naar existentiële vragen à la hoe het mogelijk is dat 45 per uur fietsen er zo gezapig kan uitzien, zeker zonder Tim Declercq die aan kop sleurt; waarom Jasper Stuyven al drie keer was gaan plassen; wanneer Matje z’n nekmatje beu zou worden of wie de snor van Magnus Cort blauw had geverfd. Vragen waar geen pasklare antwoorden op volgden. Ik scrolde door het Tournieuws en zag dat Tadej bezoek had gekregen van zijn ouders, voor de gelegenheid allebei in geassorteerde kanariegele outfit, een recente trend bij familie en partners van truiendragers. Hopelijk komt het nooit zover dan een van mijn zonen de gele trui draagt want de kleur flatteert mij compleet niet. Ook vermakelijk waren de coronaontkenners op X die helaas nog steeds geen nieuwe hobby hebben gevonden en zich druk maakten over renners met mondkapjes op, alsof ze daar hoogst persoonlijk last van hadden.
Maar blijkbaar werd Miguel Indurain zestig jaar op deze kabbeldag, en hij zag er patent uit. Bovenal wil ik bij deze luid en uitdrukkelijk zeggen dat Miguel, aka BigMig, beter verdient dan het label “saaie Tourwinnaar”. Ik weet het, de meeste mensen houden van aanvallende coureurs met een grote mond en een aangeboren liefde voor schijnwerpers en camera’s, maar ik was fan van Miguel en de Tour is Rock Werchter niet. Ik kan niet precies uitleggen waarom ik ooit zo’n Indurainvolger was, maar wellicht hou ik gewoon meer van mensen die geen spel maken van hun prestaties en rustig hun ding doen, zonder veel show. Bovendien heb ik een zwakke plek voor tijdrijders en ben ik van mening dat mensen die tijdrijden saai of minderwaardig vinden niet thuishoren in de wielrijderij.
Zelfs na al deze random bedenkingen was er nog een zee van tijd over om me af te vragen wie ik het allerliefst met twee armen in de lucht over de meet wilde zien komen in Nîmes, en dat was moeilijk en makkelijk tegelijk. Iedereen die al op het podium had gestaan met een bloemekee viel af, want je wil toch een béétje aan herverdeling doen. Maar intussen was Thomas Gachignard in z’n eentje ontsnapt en voorop gaan rijden om eens naar het thuisfront te wuiven. Gachignard had nog nooit een koers gewonnen en er is echt waar weinjg mooier dan een coureur die voor het eerst een koers wint, dus ik duimde voor Gachignard, al was het maar omdat hij het probeerde en uiteindelijk bestaat het leven voor 75 % uit proberen en abstractie maken van de buitenproportionele kans op falen. Dat hij zou falen was helaas evident. Laatste sprintkansen komen immers sprinters toe en zo geschiedde. Jasper Philipsen pakte z’n derde zege na een moeizame start en Biniam Girmay smakte ongelukkig tegen het asfalt. Laat Bini in vredesnaam Nice halen zonder te veel kwetsuren en in een bosgroene trui.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten