Natuurlijk stond ik vanochtend aan de start van het geschiftste
wielercircus van de wereld. Brussel kleurde geel, in alle mogelijke
schakeringen, van een flets vanillegeel tot een zonnige kanarietint. Het
was druk, en luid, en hectisch, en veel van alles tegelijk. Een
gekkenhuis, zoals dat heet. Ik hou helemaal niet van drukte. Maar ik zag
alleen maar vrolijke mensen. Niemand wilde een ander op z'n gezicht
slaan omdat die voor de verkeerde renner of ploeg supporterde. Niemand
zeurde dat er te veel volk was, op her en der een jengelende peuter die
hier niet om gevraagd had na.
Ik liep mijn vriend Mike Carremans van het Velomuseum tegen het lijf, z'n snorpunten als opgetogen komma's
naar boven gekruld, zoals het betaamt op een hoogdag. Ik vond mijn
(koers)maatje Els en haar zoon Bob, een miniatuur koersencyclopedie van 7
jaar met een kek wereldkampioenenklakske. Bob was in z'n nopjes. We
ruilden panini-plaatjes, want ik had 5 Richie Portes waar ik dringend
vanaf wilde en hij wilde z'n Deceuninck-Quickstep ploeg compleet
krijgen. We vonden elkaar aan de bus van Trek-Segafredo.
Echte
wielerfanaten vind je niet aan de startboog, maar aan de ploegbussen,
waar renners in al hun graatmagere glorie te spotten vallen, als muggen
boven een zomerse vijver. "Gooi er een brood naar en het komt gesneden
terug", zei iemand ooit, maar ik ben vergeten wie. Het is bovenal waar.
Messcherp reden ze voorbij, met de knokige heupen van een tiener in
volle groeispurt. Ik bedwong de aandrang Romain Bardet een bord
havermout met volle melk en een klontje boter te adviseren. De
nervositeit hing als dikke, maar onschadelijke mist boven het
Koningsplein en stak iedereen aan.
We stonden naast twee piepjonge
vrouwen, twintigers, die uitgelaten taterden en vol ontzag de naam van
elke passerende renner uitspraken. Ze wisten waarover ze het hadden, zo
bleek. Wij keken, als kinderen op Sinterklaasdag naar een stapel
cadeautjes. Vincenzo Nibali, een kunstwerk op een fiets. Het
Ineos-treintje, Thomas en Bernal gefocust achter elkaar. De schouders
als steigers van Steven Kruijswijk. De licht nerveuze, neerwaarts
gerichte blik van debutant Van Aert.
Bob stuiterde opgewonden heen en
weer, stak vol verwachting een minihandje uit boven het nadarhek en
scoorde high fives van Teuns, Cortina, Trentin, Colbrelli, Kelderman, en
vele anderen. Hij herkende ze allemaal feilloos. Bob corrigeert Michel
Wuyts al eens wanneer die verkeerdelijk Arndt verwart met Andersen. Bob
weet dat Odiel Defraeye de eerste Belgische tourwinnaar was. Bob maak je
niks wijs over de koers. Bob wordt coureur. Daarover bestaat geen
twijfel.
Tussen al die verwachting en joligheid in stonden wij
belachelijk breed, maar in stilte te grijnzen. Niet dat onze knieën niet
knikten. Hard to impress zijn we enkel buiten de koers. Zet ons
tegenover een coureur en wij verliezen ons zorgvuldige gekweekte aplomb.
Toch hoefden we geen handtekeningen of selfies. Coureurs laat je
gerust. Op een zekere leeftijd leer je bovendien je kinderlijke
opwinding enigszins beheersen en verpakken, kwestie van niet al je
volwassen credibiliteit te grabbel te gooien voor een paar rennersbenen
en een blinkende fiets. Aanstellerij is voor kinderen en buikige
wielertoeristen.
Later op de dag turfde ik thuis hoe vaak José al "dat
zou zomaar kunnen" had gezegd (het record ligt op 18 keer in 1
uitzending, maar ik voel dat hij het dit jaar zal breken), kwakten twee
van mijn Sporza Team-renners tegen het asfalt, won de Queen van de koers
Marianne Vos op magistrale wijze de tweede etappe van de Giro Rosa en
stond de schromelijk onderschatte Mike Teunissen plots in het geel op het podium, met
zoveel zichtbare verbazing alsof iemand hem daar per abuis had neergezet
terwijl hij sliep. Zelden was het woord 'hoogdag' zo op z'n plaats.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten