Een rustig dagje, schatte ik zelfzeker.
Zo’n dag van het genre ‘groep vlucht weg-peloton ontwaakt en jaagt–peloton
haalt vluchters terug–massasprint’. Een etappe die zonder malheuren zou gewonnen worden door Ewan, Viviani of Groenewegen. Niet de moeite
om verlof voor te nemen. Ik plande een stukje over Berhane en koersland
Eritrea, waar heel wat boeiends over te vertellen valt.
Maar toen waren er waaiers, en toen sloegen
die waaiers het hele klassement aan gruzelementen, en toen zat niet
Groenewegen, maar tourdebutant Van Aert plots aan het front, en toen won de
tourdebutant. Je kan gewoon niets meer voorspellen, nergens meer op rekenen. De
koerslogica is op.
Excuses ook aan de mevrouw in de laatste
wagon van de trein die mij van kantoor huiswaarts bracht, en die ik heb
opgeschrikt met een luide oerkreet. Ik kreeg geen hartverzakking. Het was gewoon weer
zo’n gekke renner die iets deed dat we niet hadden voorspeld.
In 2016 juichte ik luid toen Thomas De
Gendt de Mont Ventoux en al de rest overklaste. Voordien was het 3 jaar geleden
dat er een Belg (Jan Bakelants) als eerste over een Tourmeet was gereden. We
hebben het jarenlang heel wat gevonden dat er een landgenoot mee zat in een
ontsnapping.
Deze Tour is niet halfweg en er staan 3
Belgische ritzeges op de teller. Je kan er gif op innemen dat er straks een
groot blik semi-analysten wordt opengetrokken om dit mirakel wetenschappelijk
en koerstechnisch te verklaren aan de hand van allerlei ingewikkelde schema’s,
statistiek, sportmethodiek en psychologie.
Na de zegekreet van Wout van Aert voelde ik
vreemd genoeg een zweem van medelijden. Niet alleen met die arme Elia Viviani,
die ongewild koersgeschiedenis schreef door het meest verongelijkte
finishgezicht ooit op te zetten toen hij rechts van zich van Aert z’n armen in
de lucht zag gooien; een grimas die de verbijstering uitdrukt van iemand waar
net een zwerm meeuwen overheen heeft gekakt.
Ook niet met die arme Fransen die hun
chouchou en hoop in bange dagen Pinot meer dan een minuut zagen verliezen en
collectief aan het jeremiëren sloegen op Twitter.
Nee, ik dacht aan die arme Christian
Prudhomme. De man die dacht een Tour op maat van Romain Bardet uit te tekenen,
en langzaam in de mot krijgt dat hij in realiteit de Belgen een geweldige
faveur cadeau deed.
Zo’n ronde die afwijkt van het gedoodverfde
en slaapverwekkende patroontje (massaprintetappes, cols en tijdritten), die is op het lijf geschreven van jongens die een heel voorjaar over Vlaamse
en Waalse hellingen en kasseien denderen. Al helemaal als die jongens niet in een strak keurslijf worden gehesen en wat bewegingsvrijheid krijgen.
Ik ben niet zo’n chauvinist (nooit geweest), maar de 3 Belgische zeges die we deze Tour gepresenteerd kregen, zijn stuk
voor stuk juweeltjes. “Kabinetstukjes” om het op z’n Wuyts te zeggen. Stukjes
om in te kaderen, boven de eikenhouten schouw te hangen en wekelijks af te stoffen met een
proper microvezeldoekje. Teuns die de jonge bergkoning Ciccone klopte. De Gendt
die elke koersstrategie en -logica tartte. Van Aert die de beste sprinters ter
wereld versloeg. Geen van de drie trok zich ergens wat van aan. Dat je niet kan
winnen van een geboren klimfenomeen op een duizelingwekkend steile helling; dat
je niet met de wiskundige wetmatigheden van de koers kan spotten; dat je als
ex-crosser geen wereldsprinters kan verslaan in een massasprint in je eerste
Tour: deze drie hadden er lak aan.
Het kan me niet schelen hoe het komt, maar
ik vind het heerlijk. Coureurs die gewoon voluit koersen tot hun tong hun
pedalen likt: wat hebben we ze gemist in de Tour; wat zijn ze welkom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten