Ooit was de tijdrit het soort etappe die je
als Tourkijker gerust kon overslaan. Tijrijden heette saai en voorspelbaar
mathematisch te zijn.
Vandaag zat half Vlaanderen iets voor om
15u30 op het puntje van de luie zetel om naar een tijdrit te kijken. Aan dat
tijdrijden zelf is niet zo gek veel veranderd. Maar voor het eerst in de
recente wielergeschiedenis strijden er Belgen voor de winst. Dat scheelt in
animo bij het publiek.
Sinds het werelduurrecord van Victor
Campenaerts en de tijdritwinst van chouchou des vaderlands Van Aert is er
zowaar een zweem van tijdritenthousiasme te bespeuren in ons land.
Zelf ben ik een tijdritliefhebber van het
eerste uur. Of liever: sinds die ene sakkerse tijdrit van 1989. In tijdritten
werden Tours gewonnen en verloren. Vraag het maar aan Miguel Indurain, de
keizer van zijn generatie in de discipline. Bovendien zijn tijdrijders wat
aparte figuren: controlefreaks, uiterlijk beheerst en doordacht. Geen renner
zit mooier en gestroomlijnder op de fiets dan een tijdrijder.
Sommigen tijdrijders doen vreemde dingen om
geen millimeter te verschuiven op het zadel. Tony Martin, viervoudig
wereldkampioen, rijdt altijd met een vel schuurpapier op z’n zadel gekleefd.
Het leverde vaak bloederige en weinig appetijtelijke beelden op van Tony’s
bebloede kruis en gehavende kont.
Schuurpapier of niet, vandaag had Tony er
geen zin. Of hij zag er de zin niet van in. Op een sukkeldrafje pedaleerde hij
richting finish, alsof hij om een bruin gesneden fietste. Dat hoede niet te
verbazen. Vanochtend nog had hij duidelijk gemaakt veel meer te geloven in de
kansen van zijn ploegmaat Van Aert. Hij was niet de enige.
Het liep anders, zoals het alleen in de
koers kan verkeren. Eerst perstte Thomas De Gendt een verbluffende tussentijd
uit z’n hardrijdersbenen. Thomas was zowaar sneller dan onze topfavoriet. Wie
de afgelopen jaren goed had opgelet wist dat De Gendt een dijk van een tijdrit
kan neerzetten in een grote ronde. Hij zou derde worden achter een ontketende
Alaphilippe en een zeer degelijke Thomas; alweer een signaal dat Tommy in bloedvorm is.
Dat Wout deze tijdrit niet zou winnen werd
vrij snel duidelijk, terwijl Michel en José zijn tussentijden voorlazen. Maar voor
dat besef goed en wel tot het nationale bewustzijn kon doordringen, gebeurde er
iets dat al de rest deed vergeten. Wout viel. Zo hard en griezelig en lelijk
als alleen wielrenners vallen. Zo’n val die iedereen die ongewild toekijkt luid
naar adem doet happen. Kort voordien hoorden we zijn moeder nog luidop hopen
dat haar zoon heelhuids thuis zou komen, “want dat is het belangrijkste”. Terwijl Wout ondraaglijk lang bleef liggen,
onder hetzelfde ellendige spandoek waaraan hij was blijven haken, hoorde ik haar woorden weergalmen in mijn
hoofd.
“Opgave van Aert” stond er zomaar ineens op
het scherm. Ik staarde wat ongelovig naar de stomme letters. Even later zagen
we Maximilian Schachmann in dezelfde bocht crashen. Schachmann reed verder, met
een verdacht scheve schouder, z’n tanden op elkaar geklemd van de pijn, bloed
uit z’n gehavende knie. Soms is koers gewoon gemeen.
De Tour van Van Aert is voorbij. Z’n leven is
dat niet, en dat is niet vanzelfsprekend. Vraag het maar aan Stig. Vraag het aan de ouders en geliefden van de renners die voorgoed op het asfalt
bleven liggen. Zij hebben niet gewonnen, maar zijn voor altijd verloren. Soms is koers bijzaak.
-->
Geen opmerkingen:
Een reactie posten