Het werd een goudgeel openingsweek-end voor
de doortocht van de Tour in Brussel. Het weer zat geweldig mee. Brussel lag er
kraaknet bij, wat op zichzelf al een feestje waard was. Het grootste
wielercircus ter wereld bracht een miljoen blije mensen op de been. En een verlegen jongen uit Hollands Limburg won per abuis de openingsetappe.
Optimisten en visionairen die Mike
Teunissen in hun tourploeg hadden gezet konden grijnzend cashen. Mikey (voor de
vrienden) stond wat onwennig te blozen op het podium, alsof dat geel rond z’n
schouders hem niet toekwam. Ik vond het prachtig. De Tour grossiert niet zo
vaak in onverwachte winnaars, al helemaal niet van die ontwapenend sympathieke
en onderschatte.
Wist ik veel dat het mooiste nog moest
komen. Op dag 2 van het nationale volksfeest stond namelijk een TTT gepland,
een Team Time Trial voor de leken. Over dat tijdrijden wordt vanalles beweerd,
in hoofdzaak dat het saai zou zijn. Mensen die tijdrijden saai noemen zijn het
soort mensen die maar 2 keer per jaar met 1 halfopen oog naar een koers kijken: de eerste zondag
van april en tijdens de Tour, en vooral voor de glooiende landschappen. Het
zijn mensen die van het hele peloton enkel Peter Sagan en Greg Van Avermaet
zouden herkennen als die naast hen op een terras belandden. Mijn hele
vriendenkring bestaat uit deze mensen. Heel fijne mensen, daar niet van.
Maar ik verzoek hen vriendelijk, maar met aandrang, om zich niet te bemoeien met de wielrennerij.
Tijdrijden, de ploegentijdrit in het
bijzonder, is poëzie van de zuiverste soort, wiskundig en ritmisch als een
rijmenvers. Van 8 compleet verschillende renners een gestroomlijnd,
maar verschroeiend geheel maken is geen mayonnaise kloppen, maar
moleculair koken met minutieus afgewogen ingediënten als spitstechnologie en
psychologie. Alles is van levensbelang: de houding van de renners, de fiets, de
indeling van de prestatie (opbouw, midden, finale), de onderlinge samenhang, de
motivatie en het geloof in eigen kunnen. Hoofd, hart en benen in perfecte harmonie.
Toen de gele brigade van Jumbo-Visma op dreef kwam, raakte ik meteen gehypnotiseerd. Na een paar
kilometer wist zeker ik dat ze zouden winnen. Als een zorgvuldig en liefdevol
geoliede machine draaiden ze rond, met lange beurten voor specialisten
Martin en Van Aert, die de rest in hun kielzog meesleurden zoals een toegewijde scoutsleider
een vermoeide welp door de dagtocht sleurt. Die wijd opengesperde monden,
waar net geen straaltjes kwijl uit dropen. Die blikken op oneindig en nog veel
verder. Je wist dat het belachelijk veel pijn deed. Je wist dat er 6 renners
bovengemiddeld en 2 gemiddeld aan het lijden waren, maar gewoon door de pijn
heen reden, als guerrilla-strijders doorheen het afweergeschut. De explosie van
collectieve vreugde na de meet was zo aanstekelijk dat ik luid mee wilde
juichen. Even voordien was Michael Matthews, nochtans geen kermiscoureur, door
een soigneur van z’n fiets gehaald met latex benen, en netjes opgevouwen neergelegd om
bij te komen van de uitputting.
Die avond keek ik reikhalzend uit naar Vive
Le Vélo, hopend op vakkundige analyse en bloedend rauwe koersemotie. Er zou
uitgelegd worden hoe een team, dat een jaar geleden onderaan de rangschikking
eindigde in de TTT, zich had ontpopt tot heersers van de discipline. Een van
de gasten zou het hebben over de onvolprezen Tony Martin, een renner van
titanium met ongenadige, staalblauwe ogen, die van tijdrijden een kunstig
ambacht maakte, maar daar nooit een poppoll mee zal winnen. Of over de haast kinderlijke vreugde
op het gezicht van Laurens De Plus, die vorig jaar op ongelukkige wijze moest
afdruipen, maar een nieuw élan vond bij dit team. Iemand zou eindelijk eens benoemen dat
coaching en omkadering van een middelmatige ploeg een killerteam kunnen maken.
Helaas. We kwamen allerlei te weten over
kastelen en Franse liedjes. De schrijver die veel wist over kastelen en
liedjes, liet 'en passant' optekenen dat hij tijdrijden saai vond. Mijn luid
roffelende koershart sloeg zomaar een roffeltje of twee over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten