Treuzelen is een schandelijk onderschatte
bezigheid. Wij bezige mensen razen altijd maar voort en verwachten van
wielrenners minstens zoveel. Vooruit moet het, met de geit of met de fiets.
Vandaag werd dan ook met hoorbaar gezucht
ingeluid als een geknipte dag voor de achterstallige administratie of een
dutje. Enkel de laatste kilometers zou enige actie van betekenis opgetekend
worden. Het peloton zou keuvelend en zonder animo door het landschap fietsen, een paar vluchters zouden met de overmoed der wanhoop ontsnappen uit het treuzelende monstergezelschap, en aan het einde zou er een rassprinter winnen.
Mijn gedachten gingen uit naar Michel en
José in hun duffe hok, die 230 km moesten volkwebbelen. Het viel te hopen dat
er veel kastelen en wijndomeinen langs het parcours lagen, kwestie van de
landschapskijkers en de toeristen te bedienen. De koersgekken laten zich dan weer
niet zomaar afleiden door historisch erfgoed, het rijpingsproces van streekkazen,
of de teelt van deze of gene druif.
Een gedroomde etappe om even uit te wijden
naar de loonslaven, de geclassificeerde working class heroes van de koers; de
weggapiteins, locomotieven, luitenanten, waterdragers, lead-outs en
domestiques. Ze zijn met veel, en we vergeten ze te vaak.
Vandaar: een ode aan het sprinttreintje,
een schandelijk meewarig woord voor een edele stiel.
De eerste perfecte sprinttrein, die rijdt
in blauw en wit, met een ego dat omgekeerd evenredig is met dat van hun
illustere ploegbaas (die met het malle hoedje). De treinspotters onder de
koersfanaten vinden het heerlijk om Asgreen, Devenyns en Lampaert te zien tempobeulen
aan kop om vervolgens een semi-afgewerkt product af te leveren aan de
specialisten, de stielmannen, Morkov en Richeze. Een Deense en een Argentijnse
kampioen kunnen zelf allicht een nummertje sprinten. Maar nog beter zijn ze in
het voorbereiden, het uitrekenen, het pad effenen, de timing op punt stellen
voor de perfecte sprint. Docenten aan de Wieleracademie gebruiken het
Morkov/Richeze-model als schoolvoorbeeld van de volmaakte sprinttrein. Nee,
over dat treintje van de blauwe formatie valt niets te kniezen. Des te
pijnlijker was het dat Elia Viviani voor de tweede keer in een week z’n trein
miste. Er werd vast pijnlijk lang en stil gezwegen op de blauwe bus.
Mijn favoriete wegkapitein van het moment
heet Tony Martin en ploetert al een week als een stomende tank aan kop, een
kreunend peloton in z’n kielzog. Der panzerwagen is een onverzettelijke
doordrammer. Turbo Tony was de grote motor én de rekenmachine achter de glorieuze
TTT-victorie van Jumbo Visma. Turbo Tony weet perfect hoeveel voorsprong en
hoop hij de vluchters van de dag kan gunnen. Tony is zijn gewicht en dat van
z’n fiets in goud waard. Achter een benijdenswaardig rustig en vriendelijk gezicht
met helblauwe ogen schuilt een onverstoorbaar en stalen karakter. Ik kijk al
dagen met stijgende bewondering naar locomotief Tony, zelfs wanneer piepjonge Casper
Asgreen hem van pure koersverveling konijnenoortjes zet, een zeldzaam
onderhoudend momentje in een voorts slaapverwekkende etappe. Tony kan ook een
sprinttrein voorbereiden als geen ander. Wanneer Tony heeft opgeruimd, banen Van
Aert en Grondahl-Jansen de weg. En zo kon hun licht gefrusteerde sprinter Dylan
Groenewegen vandaag eindelijk de bloemen in ontvangst nemen. Hij werd er zowaar
een beetje balorig van.
-->
-->
Geen opmerkingen:
Een reactie posten