biekesblog


vrijdag 12 juli 2019

Dag 7: treuzelen en treintjes

Treuzelen is een schandelijk onderschatte bezigheid. Wij bezige mensen razen altijd maar voort en verwachten van wielrenners minstens zoveel. Vooruit moet het, met de geit of met de fiets.
Vandaag werd dan ook met hoorbaar gezucht ingeluid als een geknipte dag voor de achterstallige administratie of een dutje. Enkel de laatste kilometers zou enige actie van betekenis opgetekend worden. Het peloton zou keuvelend en zonder animo door het landschap fietsen, een paar vluchters zouden met de overmoed der wanhoop ontsnappen uit het treuzelende monstergezelschap, en aan het einde zou er een rassprinter winnen.
Mijn gedachten gingen uit naar Michel en José in hun duffe hok, die 230 km moesten volkwebbelen. Het viel te hopen dat er veel kastelen en wijndomeinen langs het parcours lagen, kwestie van de landschapskijkers en de toeristen te bedienen. De koersgekken laten zich dan weer niet zomaar afleiden door historisch erfgoed, het rijpingsproces van streekkazen, of de teelt van deze of gene druif.

Een gedroomde etappe om even uit te wijden naar de loonslaven, de geclassificeerde working class heroes van de koers; de weggapiteins, locomotieven, luitenanten, waterdragers, lead-outs en domestiques. Ze zijn met veel, en we vergeten ze te vaak.
Vandaar: een ode aan het sprinttreintje, een schandelijk meewarig woord voor een edele stiel.

De eerste perfecte sprinttrein, die rijdt in blauw en wit, met een ego dat omgekeerd evenredig is met dat van hun illustere ploegbaas (die met het malle hoedje). De treinspotters onder de koersfanaten vinden het heerlijk om Asgreen, Devenyns en Lampaert te zien tempobeulen aan kop om vervolgens een semi-afgewerkt product af te leveren aan de specialisten, de stielmannen, Morkov en Richeze. Een Deense en een Argentijnse kampioen kunnen zelf allicht een nummertje sprinten. Maar nog beter zijn ze in het voorbereiden, het uitrekenen, het pad effenen, de timing op punt stellen voor de perfecte sprint. Docenten aan de Wieleracademie gebruiken het Morkov/Richeze-model als schoolvoorbeeld van de volmaakte sprinttrein. Nee, over dat treintje van de blauwe formatie valt niets te kniezen. Des te pijnlijker was het dat Elia Viviani voor de tweede keer in een week z’n trein miste. Er werd vast pijnlijk lang en stil gezwegen op de blauwe bus.

Mijn favoriete wegkapitein van het moment heet Tony Martin en ploetert al een week als een stomende tank aan kop, een kreunend peloton in z’n kielzog. Der panzerwagen is een onverzettelijke doordrammer. Turbo Tony was de grote motor én de rekenmachine achter de glorieuze TTT-victorie van Jumbo Visma. Turbo Tony weet perfect hoeveel voorsprong en hoop hij de vluchters van de dag kan gunnen. Tony is zijn gewicht en dat van z’n fiets in goud waard. Achter een benijdenswaardig rustig en vriendelijk gezicht met helblauwe ogen schuilt een onverstoorbaar en stalen karakter. Ik kijk al dagen met stijgende bewondering naar locomotief Tony, zelfs wanneer piepjonge Casper Asgreen hem van pure koersverveling konijnenoortjes zet, een zeldzaam onderhoudend momentje in een voorts slaapverwekkende etappe. Tony kan ook een sprinttrein voorbereiden als geen ander. Wanneer Tony heeft opgeruimd, banen Van Aert en Grondahl-Jansen de weg. En zo kon hun licht gefrusteerde sprinter Dylan Groenewegen vandaag eindelijk de bloemen in ontvangst nemen. Hij werd er zowaar een beetje balorig van.
--> -->

Geen opmerkingen:

Een reactie posten