Die keer toen een motard een lompe hooibaal aantikte die pardoes voor het voorwiel van Primoz Roglic belandde.
Die keer toen Julian Alaphilippe lekker op pad was met Wout en Mathieu in de Ronde van Vlaanderen, tot hij tegen een motor knalde.
Die keer toen de volgwagen van Quick-step in de Brabantse Pijl een rijtje renners omver maaide.
Die keer toen Pieter Serry door een wagen van Team BikeExchange van z’n fiets werd gereden.
Die keer toen de auto van de koersdirecteur de fiets van Jesper Skibby platwalste op de Koppenberg.
Die keer toen Brent van Moer op kop lag in de Ronde van Limburg, maar niet won omdat de seingever hem de verkeerde kant uitstuurde.
Die keer toen Tadej Pogacar vroeg, maar vinnig versnelde en gehinderd werd door een motor.
Vals, valser, valst. Geen sport oneerlijker dan de koers, waar glorie en nederlagen beslist worden door blinde bestuurders, stupide supporters, wapperende jasjes, vlaggen in wielen, Hilaire achter het stuur, dronken debielen, selfiesticks, slagbomen, olievlekken en lekke plonsbadjes. Zoveel wedstrijden in het koersgeheugen die een andere uitkomst hadden kunnen hebben als niet zus of zo en zonder a of b. Zeker weten we het niet, maar de gedachte aan gemiste kansen en gesmoorde mogelijkheden wringt altijd.
Is het de verse herinnering aan publiekloze coronakoersen en de serene slotklim naar de Puy-de-Dôme, of loopt er echt meer verkeerd dan ooit? In ieder geval zijn we de malheuren zat; hebben we genoeg van de godmiljaardes en de maar enfins en de ‘Wat als?’.
Waar pech beslist speelt geluk de tweede hoofdrol.
Geluk is nog net kunnen uitwijken wanneer een half peloton vlak voor je crasht. Geluk is een paar intacte banden. Geluk is net onder de wild zwaaiende arm van een toeschouwer kunnen duiken. Geluk is voorop kunnen blijven omdat de meerderheid geen zin heeft om je terug te halen. Geluk is die ene dag met superbenen en een licht hoofd. Geluk is een dreigende berg zien en er over vliegen zonder angst voor het dalen. Geluk is die laatste bidon. Geluk is Wout heten en voor een keer zonder Remco, Mathieu of Tadej voorop rijden, niet over je schouder moeten kijken, op niemand moeten wachten, en je vuurtorenhoge pijngrens aan gruzelementen trappen. Geluk is Wout heten, een hele loopbaan voor een ander labeuren, je pensioen in de verte zien lonken, op een mooie zomerdag de benen van je leven onder je beurse kont voelen en naar je eerste Tourzege fladderen. Soms weegt geluk tien kilo minder. Geluk is prachtig, maar het is zelden genoeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten